37

7. DE DIEPTE 1.De eeuwige diepte, de oneindige diepte, in het hart van de mens, zo verborgen gehouden. 2.En zij zeggen u : 'Kom tot God', en zij houden de diepte achter. Vur doorziet de mensen, door Haar diepte. Zij troont niet in trots en Haar tronen vallen niet. Zij staan vast in diepte. Zij leven vanuit de rode steen. 3.Nog steeds voel ik de striemen van Uw Diepte. Het heeft mij genezing gebracht. Vaak heb ik erover nagedacht, over Uw koele Kennis die mij steeds weer leidt. Veel dingen begrijp ik niet. Ik ben jong, en wat is een mens ? Ik heb gedanst op Uw vuur, en mijn schoeisel verbrand. Wat is het dat u naar de mens omziet ? 4.Van jongs af aan heb ik gestreden. Nu ben ik rijp het wapen te smeden. Veel bloemen heb ik zien sterven. Veel bomen heb ik zien wegzinken. De pijlen op mijn boog zijn scherp, terwijl er liederen branden op mijn tong, komend van een stil huis. Tijdenlang heb ik gezwegen, en Eeuw'ge woorden aan elkaar geregen. Beroofd van verstand was ik zo lang, ik moest het doen met hartepijn. Ik voel de tuchtiging zo lang, het vuur van de smid, en het ijs om te smeden. Nu ben ik dan een kaart in het hart, een nachtspeler. Ik ben rijp mijn leven af te leggen, om het stilzwijgen te verbreken. En dan zal ik vertrekken naar het huis van stilte, om voor eeuwig stil te zijn. 37

38 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication