38

5.U doorsteekt mijn wonden tot verdoving. Mijn haren staan in vlam. Laat ons tezamen zijn, en baden in de koele melk van rozen. 6.Alleen als vissen kunnen wij tot U naderen, oh Heilig Vuur, in het duisterste van de nacht. Ja, de voorhangsels van tempels zullen scheuren. 7.Mijn gedachten kunnen mijn gevoel niet redden, ik heb Uw Woord nodig. 8.Kom in 't bloot in 't paradijs te zijn, waar de zeven sluiers zijn, bedekt door haar diepte. 9.Waar zij de honger stierven, zo vol van honing zijn zij nu, veilig bij de bijen en bloemen des hemels. 10.Kom vlucht met mij. De dagen van de honger hebben honing voortgebracht. Kom waar zoete waarheid dwaalt, in 't hart van de diepte. Kom, haar armen wijdgespreid, als zoete honing op haar dekens, als open boeken rijzen zij, van het woord op haar tong. Kom, grotere diepte is zij, door daken heen breekt zij, om de kinderen naar huis te brengen. 11.Door bloemen heen, de waat'ren van grote diepte, boeken van honing openen zich voor u, als de spelers van de nacht, om hen allen thuis te brengen. 12.Om naakt tot het paradijs te gaan, omhuld wordend door het woord. Kom, de honing volgt zij, druipende van haar mond en tepel. Komt, de melk van 't woord, dat is zij. 38

39 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication