39

13.De honing van de diepte, haar raad is op u. Zij heeft uitgestort het woord, hun bron van zoete waat'ren. De eenheid met haar is hun kostbaarder dan al het and're. Nu vinden zij hun weg in haar. Zij bracht honger op een schaal om honing te doen rijpen, om de nachtspelers te laten komen. 14.Honing op de pijn, zij gaf u de doornen in uw vlees, als brenger van dauw, bron van zoete honing. 15.Diep onder de grond van uw woord, toon ons uw diepte. 16.Ik heb met hen geweend, ik heb met hen gesproken, uw woorden met hen gedeeld, om uw aarde te versieren, tot een paradijs. 17.Doe mij toch ontwaken in uw heiligdom. Mijn lippen trillen, uw lied is op mijn tong. 18.U leidde ons door zeeen, u leidde ons door droogte heen, totdat uw wapen ons vond. 19.Door uw diepte zonken mannen met hun schepen. 20.Uw woord druipende van honing, totdat de nachtvlinder oprijst. 21.Met mijn hoofd in bijennesten raakte mijn tong het zoete, om eeuwig in u te sterven, totdat de nachtvlinder oprijst. 22.De nachtvlinder ging mij voor, om vijanden te slaan. 23.Ik brand, want gij hebt mij vervuld met verlangen. 39

40 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication