390

12. Hij herinnerde dat er een groot schip met skeletten kwam. Ze kwamen hem halen. Het schip was geheel gebouwd van skeletten. Zij waren naar hem op zoek. Hij wist niet waarom. Ze namen hem uit de wildernis, en trokken hem op het skeletten schip. Zij brachten hem de zee op. Zij brachten hem naar een stad, een illusie. Het was een droomstad. Hier verkochten zij hem. Als piraten waren zij meedogenloos hierin. Zij hadden geld nodig. En als zij niet konden roven, dan konden zij onderhandelen. 13. Zij kocht hem. Zij woonde boven een speelgoed-winkel. Ook andere jongens had zij eens gekocht van zulke skelet-piraten. Hij herinnerde het nog goed, dat hij toen zijn eigen kamer kreeg. Op de deur was een grote poster van zulke skelet-piraten. Zij had deals met hen. Zij zorgde goed voor hem. Ze werkte in de speelgoed-winkel. Het speelgoed werd gemaakt van de valse geesten die zij had verslagen. 14. Ook herinnerde hij zich hoe hij ooit op deze planeet kwam. Het gebeurde allemaal door een moord. Alhoewel hij altijd beweerde dat het zelf-verdediging was. Hij herinnerde hoe depressief hij was. Zijn gedachten gingen helemaal terug. Aan een heleboel dingen was hij verslaafd, allemaal om de werkelijkheid te ontvluchten. Hij keek naar haar die nog steeds zijn hand vast hield. Toen zakte hij langzaam weg, en droomde hoe het eens was. Al zijn herinneringen kwamen terug, alsof zij zich aan hem opdrongen. Ze kneep even in zijn hand, hield zijn hand even wat steviger vast. 'Ben je er nog ?' vroeg ze. Maar zijn hand werd steeds slapper. 390

391 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication