392

19. Als hij uit de wildernis is, slentert hij naar huis. Het regent hard. Het is donker. Er is verder niemand op straat. Thuisgekomen gaat hij onder de douche staan. Het warme water spoelt al zijn ellende weg. Hij haalt diep adem, en probeert alles te vergeten. Als hij onder de douche vandaan komt droogt hij zichzelf af. 'Vrouwen zijn gek vandaag de dag,' denkt hij bij zichzelf. 20. Hij slenterde over de straat op blote voeten. Het enige wat hij bij zich had was het wapen van die vrouw. Dat was wat hij van haar had meegenomen toen ze weg was. Hij staarde naar het ding, en was zo kwaad dat hij het wilde gebruiken. Hij wist precies wie hij moest hebben. Hij wist precies wie al zijn ellende op het geweten had. Daar ging het wapen. Iemand was geraakt. Snel was er politie, en hij werd meegenomen naar een duistere cel. Hier werd hij met een voet aan de muur geketend. Er was hier ook niet veel, maar er werd hier tenminste voor hem gezorgd. 21. Hij wist ook wie dit allemaal op het geweten had, en die was nu dood. Daar had hij voor gezorgd. Hij moest voor de rechter verschijnen en werd ter dood veroordeeld. Eerst zou hij in een dodencel komen. Hier kon hij zijn daad overdenken, om in het reine te komen met zichzelf. Maar juist zijn daad had hem rein gemaakt, dacht hij. Hij had de mensheid verlost van een groot kwaad, in zijn ogen, ook al koste dit hem zijn eigen leven. Hij had het er graag voor over. Hij voelde zich vrij nu. Hij wist dat hij de doodstraf moest krijgen. Hij wilde de doodstraf. Dit was de prijs die hij moest en zou betalen. Hij zou tegen de dood vechten, maar hij wist dat hij overwonnen zou worden. 392

393 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication