394

25. Het gesteente was niet altijd hard. Vaak was het netten, om de prooi binnen te halen. De Duizen was een jaagster, die het gesteente als jacht-gerei gebruikte. 26. Hij moest komen tot de zee van bloed. Hij werd in een woestijn gedreven waar allemaal botten lagen. Hij was geketend aan een slaven-karavaan. Aan de zee van bloed werd gehandeld. Het was een lange tocht naar de zee van bloed. Aan de zee van bloed aanbaden ze een masker waaraan veren vastgemaakt waren. 27. Hij was een vechtslaaf. Hij kreeg een harig schild, dat was als een masker. 28. Zij brachten alles in vertraging. Hij was op de golven van de zee. Hij was dood. 29. Hij reed met trots op zijn beest. Hij was een rijder, woest en vurig. Op zijn beest spoedde hij over de heuvels. Hij zou nooit meer teruggaan. Hij had overwonnen. Zijn haar groeide lang en woest. De jongen joeg op beesten, op zijn beest. Het beest moest gegeten worden. Zijn huid zou dienen als een tent. 394

395 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication