405

Op hun knieen zullen zij vallen, En hun tongen zullen belijden, 70. Haar pijl en boog gericht op hen die schuilen, Nee, geen rust zullen zij hebben, Want de allerhoogste hebben zij getard, Haar ogen doorsteken hen, En zij steekt hun ogen, 71. Zij trekt hen naar haar hol, Als een roofdier haar prooi, Zij hongert hen uit, Zij spot met hen 72. Haar speer opgeheven, Zij werpt en mist niet, Haar netten vol met vis, Haar mond vol geklaag, 405

406 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication