417

Maar je zal altijd aan mijn voeten ontwaken, Nee, niemand kan je redden, Nee, niemand kun je hier vertrouwen, Je bent in mijn wereld, En hier zul je blijven, Mijn ketenen zijn eeuwig' 106. Met schuim op zijn mond schold hij op haar, Hij haatte haar, Het was de vrouw die hij eens had vermoord, Alhoewel hij nog steeds ervan overtuigd was dat het zelfverdediging was, En hij kon nu zien dat ze niet echt dood was, Ze leefde voort, Als het boegbeeld van een skelettenschip 107. Hij hoorde gekrijs. Het waren de skeletten. 417

418 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication