435

kibbelden, en altijd maar weer gelijk wilden hebben. 'Rot toch allemaal op,' dacht hij. Maar hij wist dat hij hier niet tegenop kon. Hij wist dat ze hem naar de afgrond zouden drijven. Hier was hij niet tegen opgewassen, en geen kruit was er tegen opgewassen. Hij kon alleen maar toekijken hoe hij en alles in de afgrond ten onder zou gaan. Daar was niets aan te doen. 16. Maar toch had hij nog een beetje overlevingsdrang, en protesteerde hij in zichzelf. Hij zocht naar wapens en naar oplossingen, allemaal bij vlagen. Was dit geen dodendans, of een helledans ? Hij zag de dansers met hun veren. Ze waren opgeverfd, en hadden scherpe mesjes aan hun benen en armen gebonden. De kemphanen van de filosofie, van het oerwoud. Nee, er moest iets anders zijn, iets beters. Zij gaan allemaal te gronde. Niemand die er wat aan kan doen. Daar zijn zij voor gemaakt. Misschien moet dat in ere gehouden worden. 17. Hij streed met de filosofie, al die zware woorden in zijn hoofd. Hij was onder hun macht, maar hij was bezig er van los te breken. Hij streed tegen het geloof, tegen woorden die hem nog steeds najoegen. Het was een grote achtervolging. Hij voelde zich als een renbok, en hij moest rennen voor zijn leven. Als ze hem te pakken zouden krijgen, dan zou hij een kemphaan zijn, en dan zou hij vechten voor zijn leven. Hij rende nu voor zijn vrijheid, waarvan hij dacht dat hij het niet had. 18. Nee, hij moest en zou een oplossing vinden, doordenken. Hij wilde de moed nog niet opgeven. Maar zij vraten hem aan. Hij haatte zijn oom. Zijn oom had hem al deze ellende gegeven. Al deze 435

436 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication