436

dromen waren gezonden door zijn oom. Zijn oom was een plaaggeest, maar misschien wel verzonnen door een duivels brein. Hij had hen beiden uit zijn leven weggekapt. Maar binnenin zat het diep. Het hertenbloed schreeuwde tot hem, als een genegeerde erfenis. 19. Hij richtte zijn hoofd op, kijkende naar zijn dolk die hij in de lucht had gestoken. Toen nam hij het mes tot zich en kuste het. Hij was verslaafd aan het mes. Het was zijn wapen, zijn bezitster. Hij bezat het mes niet. Het mes bezat hem. Hij aanbad het mes. Het was zijn veiligheid in het woeste oerwoud. Hij was onstnapt uit de slavernij van zijn jeugd, en nu moest hij vechten voor zijn leven en vrijheid. Het was niet altijd zo geweest. Hij keek om zich heen, van rechts naar links, en terug, bijna schichtig. 20. Zijn slanke hand hield zijn mes stevig vast, maar het mes had hem in haar greep. Ook zijn speer aanbad hij, zijn andere bezitster. Hij moest overleven in deze woeste jungle. Hij moest, hij had geen andere keus. Alleen zijn wapens kon hij vertrouwen. Of kon hij zelfs dat niet vertrouwen ? Hij keek om zich heen, schichtig, want hij hoort geluiden. Is iets hem op het spoor ? Hij grijpt naar zijn werpnet en kust haar. Als het een wild dier is, dan zal hij het vangen … met haar. Niets zou zijn leven nog bedreigen. Het had allemaal veel te lang geduurd. Hij was nu eindelijk vrij, maar voor eeuwig gebonden aan zijn wapens. Ook koesterde hij tedere gevoelens voor zijn boog. Zij had hem daadwerkelijk gered, of was dit ook een valstrik ? Waar leidde de boog hem ? 436

437 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication