441

Vanuit dit bloed kwam Vur voort, Daarom moesten de ijstijden komen, Daarom moest het beest nog eenmaal losgelaten worden 34. De hond die aan de ketting was raakte los, Toen begon de jacht, toen begon de strijd, De slagerij is net begonnen 35. De hond rende dwars door de ruiten, Dwars door de ramen, Als een medicijn, als een loflied 36. Mijn schip werd gedreven door een zware storm. Ik wist niet of ik het zou overleven. Mijn schip werd door de zware stroming geduwd tot een gebied van ijs-zee. Grote ijsbergen staarden mij aan. Ik keek in de verte en werd duizelig. De kou sloeg mij om het hart. Waar was ik ? Dit was de aarde niet meer. De kou joelde in de verte met hoge en lage geluiden. Een zware dreun stampte in mijn hart, totdat ik mijn bewustzijn verloor. Even later werd ik wakker liggende in de ijszee. Hier dreef ik rond. Ik was aan het ijlen. Een gevaarlijke koorts had mij gevangen, die mij naar het randje van de dood dreef. Ik kon er gewoon overheen kijken, en zag zwarte, donkere roofdieren 441

442 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication