442

gulzig naar mij kijken. Ze kwijlden bijna. Vrees sloeg mij om het hart. 37. Een vrouw stond voor mij. Zij had laarzen van bont aan, een gordel en een vel. Verder was ze naakt. Ze had een amulet om haar nek. 'Tawaak, ontwaak !' sprak ze luid. Er leek geen medelijden in haar stem te zijn, en haar ogen waren meedogenloos. Nog nooit eerder had ik zo'n koude blik gezien. 38. Met een mes en een zweep met meerdere touwen, als een gesel, stond ze voor mij. De gesel leek wel op een bundel samengebonden takken. Even sloeg ze mij, en weer duizelde alles voor mijn ogen, alsof ik wegsmolt en wegvaagde. 'Aran heer manjou,' sprak ze. 'Weet jij wie je bent ?' Ik schudde mijn hoofd. 'Ik weet niks meer,' sprak ik. En dat was waar. Al mijn herinneringen waren weg, en ik had geen vat meer op mijn identiteit. 'IJsjager !' schreeuwde ze. 39. 'Ik kan dit niet bevestigen,' zei ik. 'Ik kom van de aarde, en dat is alles wat ik weet.' 40. 'Nee, nee,' zei ze. 'Jij komt niet van de aarde. Jij was in de winterdroom. Jij denkt alleen maar dat je van de aarde bent, maar je bent van Vur. Jij bent van mij.' 442

443 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication