451

vroeg de vrouw. 'Ik denk het wel,' zei ik. 'Je tent is groot genoeg, en als ze hun eigen tent willen kan dat ook.' 83. 'Dat is aardig,' sprak ze. Een angstig gevoel beklom mij, alsof mijn leven in groot gevaar was. Plotseling werd ik van achteren op mijn hoofd geslagen. Woest begon ik om me heen te slaan, maar van de duizeligheid kon ik niet lang op mijn knieen blijven. Al gauw hadden ze mij overmeesterd, mijn armen stevig beetgenomen, en begonnen ze me te binden. Al mijn nare herinneringen aan Egau kwamen terug. 84. En toen begon de grote tocht naar buiten, naar het vrouwenschip in het ijs. Er bleek niets met het schip aan de hand. Deze vrouwen waren gewoon op slavenjacht. Ik werd in het schip getrokken, en toen werd de tocht voortgezet. Het was een lange tocht door het ijs, maar toen kwam het schip eindelijk aan in nieuwe streken. Er was hier minder ijs. We waren Bosse aan het verlaten. 85. Op het schip kreeg ik een ijzeren keten om mijn nek, wat vastgeklonken werd door een ketting aan de zijkant van het schip. Hier moest ik roeien. Het schip had ook zeilen, dus als er wind stond, dan hoefde ik gelukkig niet zoveel te roeien. Toen we uit Bosse kwamen in nieuwe gebieden waar het ijs niet of nauwelijks aanwezig was kreeg ik zoveel flitsen van herinneringen. Hier was ik al eens eerder geweest … in een woestijn … Langzaam kwamen mijn herinneringen terug tot mij … Een slaven-karavaan …. 451

452 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication