456

niet kon praten. Veel scheidings-slaven werden er in het kamp opgenomen, die eerst huwelijks-partners waren van de vrouwen. 101. De Duizen, een baarmoeder. Ik werd in haar gezogen, en mijn geheugen werd gewist, laag voor laag. Ik begon te krimpen, en werd een kind, en daarna een baby. Ik was haar baby, van de Duizen. Ik kon niet herinneren, alleen ruiken. Maar niets drong tot mij door. De baarmoeder verslond mij, en bouwde mij opnieuw op. Het gebeurde in de diepte van het universum. Deze wereld kende geen genade. Er werd neergekeken op genade. Zij verslond mij, dit wilde beest. Er was niets wat ik kon doen. Ik was hulpeloos, als een hulpeloos kind. Ik werd opnieuw geboren. Maar het was slechts een deel in mij, want ik was een man. Aan de ene kant van de dag was ik een kind, en aan de andere kant was ik een man. Het was een cyclus, en de dag was de nacht. 102. Ik werd geslagen in mijn gezicht. Ik was nog steeds op het schip. Een strenge jagerin stond voor me. Mijn herinneringen vaagden weer weg, maar ze waren nog steeds op de achtergrond. De vrouw liet een gesel zachtjes over mijn huid gaan, als een waarschuwing, of als een teken dat zij mijn meerdere was. Ik boog mijn hoofd en roeide door. Toen liep de vrouw door naar een andere slaaf. De vrouwen wezen op een donkere lucht. Alweer zouden er stormen komen, stormen die mij ook eens hadden meegenomen. 'Bosse vraagt offers,' zei één van de jagerinnen, die een leidinggevende positie onder de vrouwen scheen te hebben. 'Hannah vraagt ook offers,' zei een andere jagerin die dichtbij haar stond. 456

457 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication