463

126. Zij ving mij op in de diepte. Zonder haar zou ik vallen, te pletter tegen de rotsen. Hannah schreeuwde in mijn hersenen. Alles ontwaakte in mij. Ik wist dat ik door haar gemaakt was, door haar getemd. Haar gesel hing over mijn lichaam, klaar om aan te vallen, of gewoon om mij te waarschuwen. Het temde mij, maakte mij alert. Ik hield me vast aan haar been, want ik voelde me duizelig. 127. Op haar schip zocht ik warmte, maar ik vond het niet. 128. Het schip voerde dieper in Bosse. 129. 'Dit gebied is nu van ons,' sprak ze. 'Achter de stad zijn de vlaktes van de ijsbuffels. De stad bestaat niet meer. De vlaktes zijn van ons. Ik wil dat je de jacht op de ijsbuffels begint. Jij bent een ijsjager.' 130. De ijsbuffels waren groot, snel, met gevaarlijke horens en slagtanden. We moesten ze besluipen, en van ver af beschieten. We trokken onze bogen, en gingen op pad. Hannah liep voorop. We schoten op een kudde ijsbuffels, en zetten de jacht voort op de ijsbuffel die we geraakt hadden. We hadden beiden een ijsbuffel geraakt, en die waren direct verzwakt en niet meer zo snel als de anderen. De achtervolging begon. Hannah had mij een speer gegeven die ze ergens bij de verbrande stad had gevonden. Ik wierp mijn speer af op het verzwakte en verwonde dier. In dolle woede rende ik op het dier af om het de keel door te snijden. Ook begon ik het dier 463

464 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication