477

191. 'Waaruit ?' sprak ze. 'Zonder de slaven-karavaan ben je nergens.' 192. Hij voelde ketenen om zijn hals, en om zijn lichaam. Hij kon dit niet aanvechten. Hij probeerde het, maar het maakte hem alleen moe. Het roofde al zijn energie. Zij lachte hem uit. 193. 'Kniel, slaaf,' sprak ze streng. Hij ging op zijn knieen, en dacht alweer aan een ander masker. Of misschien waren al die maskers wel het probleem. Maskers waren voor de inboorlingen belangrijk. Ze gaven leiding en bescherming, maar de maskers die hij kende leken wel boosaardig. Misschien waren al deze maskers vervloekt. Hij was misschien wel een speelbal van boze tovenaars. In een flits zag hij een grote vrouw in een deuropening staan, en toen leek het wel alsof ze voor de opening van een grot stond. De vrouw was donker, als een donkere gestalte. 'Zijn er nog meer maskers ?' vroeg hij. 194. 'Oh ja, zo veel,' sprak ze. 'Maar jij bent van ons. Jij bent onze erfenis, van geslacht tot geslacht overgedragen.' 195. 'Dan ben ik dus onrechtmatig bezit ?' fluisterde hij. 196. 'Niks hoor,' sprak ze. 'Wat wij hebben gevangen is van ons, de wetten van de jacht.' 477

478 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication