480

203. Daar stond oom. 204. 'En jij dan ?' riep hij. 'Jij hebt mij hertenbloed gegeven, en toen ging alles fout in mijn leven.' Hij huilde. 205. 'Tja, zo is het leven,' sprak oom. 'Ik wilde je alleen maar helpen. Die herten zaten je achterna. Ik heb hen voor je gedood, en geslacht. Ik gaf jou het bloed, zodat je ziel vrijgezet kon worden. Je ziel was opgesloten in hun bloed.' 206. 'Maar het was renbokken-bloed,' sprak de jongen. 207. 'Renbokken-bloed doet je goed,' sprak oom. 208. 'Kom je met ons mee naar de opium ?' vroeg tante bezorgd. 209. 'Ik durf niet,' zei de jongen. 'Ik schaam me dan altijd, alsof iedereen dwars door me heen kan kijken. Dan voel ik me naakt, zondig en zielig.' 480

481 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication