493

5. De robot leek op een gokmachine, maar hij was hoog geprogrammeerd, zeer verfijnd. De geleerden waren zeer tevreden over het resultaat, totdat hij hen opzocht op hun veilige berg en hen één voor één afmaakte. 6. Waren het de kaartjes die hem op een ander idee hadden gebracht ? Of had een andere, hogere straling de robot overgenomen ? De robot maakte een heleboel veranderingen in hun computers, verliet het gebouw en liet het van een afstand exploderen. 7. Hij voelde zich opgesloten. Hij was een wilde, levende van de dood, en de dood leefde van hem. Hier waren leven en dood hetzelfde, net als wreedheid en genade, zachtheid en hardheid. Hier waren geen grenzen, zolang hij maar kon overleven. 8. Zoveel gevaren omringden hem. Alleen de rooflustigste zou overleven. Hij was alreeds erg paranoide, omdat alles hem bedreigde. Hij viel al aan zonder dat daar reden toe was, en hij wist dat de aanval de beste verdediging was. Als hij door luiheid, domheid, of onoplettendheid in de handen zou vallen van een roofdier, dan zou een wrede dood hem wachten. Daarom had hij geen grenzen, geen wetten, alleen de wet van de aanval. Hij vertrouwde niets en niemand, want door vertrouwen was eens zijn hele familie uitgeroeid. 9. Hij gaf niks om de ander, ook niet om hen die ogenschijnlijk geen gevaar vormden, ook niet om hen die hem hielpen, of zelfs zijn leven hadden gered. Want eens gaf hij om iemand die zijn hele familie had uitgemoord. Hij wilde geen risico meer lopen. Iedereen moest voor zichzelf zorgen. En dit alles ging toch altijd door de dood heen. Hij was al dood, dus waarom er nog tegen strijden ? 10. Vriendschap moest maar op een andere manier ontstaan. Niet door vertrouwen, maar door de dood. De dood zou uitmaken wie zijn echte vrienden waren. Het leven zou alleen bedriegen. Hij hechtte 493

494 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication