499

27. Een man werd wakker in de kooi waarin ze hem hadden vastgebonden. Het was een vreemde cel waarin hij aan banden was vastgemaakt. Ze hielden hem voor melk. Ze noemden het melk, maar dat was de codenaam voor alles wat ze van hem aftapten. Hij had electroden op zijn hoofd, maar ook op zijn gezicht, en verder op zijn hele lichaam. Ze tapten zijn dromen af. 28. Alles wat hij nog was was een wrak, en toch droomde hij. Dit waren de dromen die door de Afgazide-geleerden bij hem waren ingeplant. Zij waren de implantaten van de melk-machine. Er waren allerlei manieren waarop ze hem konden melken. Ontsnapping was onmogelijk. 29. ‘Ik heb hier een draad voor je,’ zei een vrouw. Hij moest het doorslikken, terwijl zij het uiteinde in haar handen hield. Na een paar dagen had zij ook het andere uiteinde in handen, en het spoor volgde door zijn hele lichaam, door het hele spijsverteringskanaal. De uiteinden werden aan instrumenten in de kooi bevestigd als pluggen, en wanneer het draad bewoog of begon te trillen werd de man op een bepaalde manier gemolken. 30. De horror was voor de man ondragelijk. Hij voelde zich een beest. Op een dag wist hij de electroden van zijn hoofd los te krijgen. Hoe hij dat had gedaan wist hij niet meer, maar hij had het voor elkaar gekregen in een woelige nacht. Hij kon weer enigszins een beetje nadenken, alhoewel elke gedachte hem pijn deed. Waar waren de geleerden ? Ze waren die dag niet gekomen. Hij werd gevoed door vreemde buizen, en stapje voor stapje begon hij zich los te wringen. 31. Zijn droom was snel afgelopen, want hij werd wakker en merkte dat hij nog steeds vastzat. Wel voelde hij dat de electroden een beetje losser zaten dan anders. 32. Plotseling zag hij een groene straal boven zich, en hij merkte dat de groene straal op de electroden gericht was. ‘We komen je 499

500 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication