106

vleesetende mensen wel, die zeggen : ‘Jouw God is de mijne niet.’ Nee, precies, want mijn ‘God’ is empathie en kennis. Empathie voor mens en dier. Daar hebben ze geen kaas van gegeten, en dat willen ze ook niet. ‘Jouw God is de mijne niet.’ Nee, want ze volgen de god van het vleselijke, een god die hen altijd gelijk geeft en ja-knikt bij alles wat ze doen. Die god is gewoon hun eigen schaduw die hen in alles goedkeurt. Die god geeft hen voortdurend complimentjes, met recht een suikersinterklaas, de opa-god. Dat is gewoon een aap. Weiser stelt dat de tocht van de psalmist door de wildernis een beeld is van de opname van de ziel, en hij kan voor de hemel zijn ziel geheel uitstorten. Dat kan niet bij de mensen in Jeruzalem en de tempel. Hij is het contact met de mensen verloren, en is nu helemaal alleen in het Hermon gebergte, en dat maakt zowel zijn verlangen als zijn vrees erger, waardoor hij verscheurd wordt. Hier zijn de bronnen van de Jordaan, stelt Weiser. Hij is omhuld door de schoonheid van de natuur, maar hij kan niet reageren. Dit is een krachtige en woeste schoonheid, een symbool van zijn eigen lijden. Hij is hierin totaal machteloos. De woeste bronnen van de Jordaan zijn zijn eigen tegen elkaar strijdende emoties. Psalm 43:2 Waarom hebt gij mij verstoten ? In het commentaar van Lange uit de jaren 1800 wordt er gesteld : ‘De primaire betekenis ervan is "stinken", "ranzig worden", en het brengt hier het idee over van zich afkeren als van iets walgelijks.’ De psalmist is hier in principe in zijn eigen gedachtes uitgepoept, als uitwerpselen. Daarom verlangt de psalmist naar de opname tot God’s tent. Luther stelde : ‘Waar God’s woord is, daar is God’s huis.’ De hemel is hemelse literatuur. Matthew Henry (1662-1714) zei in zijn commentaar uit 1706 : ‘Zij die tot de tent van God komen moeten tot het altaar gaan.’ Het altaar is een beeld van het kruis in het OT.

107 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication