81

Kom waar zoete waarheid dwaalt, in 't hart van de diepte. Kom, haar armen wijdgespreid, als zoete honing op haar dekens, als open boeken rijzen zij, van het woord op haar tong. Kom, grotere diepte is zij, door daken heen breekt zij, om de kinderen naar huis te brengen. Door bloemen heen, de waat'ren van grote diepte, boeken van honing openen zich voor u, als de spelers van de nacht, om hen allen thuis te brengen. Om naakt tot het paradijs te gaan, omhuld wordend door het woord. Kom, de honing volgt zij, druipende van haar mond en tepel. Komt, de melk van 't woord, dat is zij. De honing van de diepte, haar raad is op u. Zij heeft uitgestort het woord, hun bron van zoete waat'ren. De eenheid met haar is hun kostbaarder dan al het and're. Nu vinden zij hun weg in haar. Zij bracht honger op een schaal om honing te doen rijpen, om de nachtspelers te laten komen. Honing op de pijn, zij gaf u de doornen in uw vlees, als brenger van dauw, bron van zoete honing. Draden van de honger gesponnen, vanuit Temet is het heil gekomen. Van honger tot honger ging ik, in Temet vond ik heil.’ De toetswetenschap wijst dus op het belang van het minderen en het hongeren, want als we wanhopig aan dingen vasthouden, dan kan het niet getoetst worden. Alleen in het hongeren is er waarlijk toetsen, en worden wij geleidt tot de moederbron om daarin wederomgeboren te worden en wederom opgevoed. Het toetsen moet dus een gewoonte worden, een levensstijl, onze natuur. hoofdstuk 32 bouwstenen van de paradijs wetenschappen

82 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication