90

symbolisch iets en wijst op de diepte. Bij Maleachi 1 worden Jakob en Ezau aangehaald. Ezau was in dit voorbeeld gewoon een beeld van het eerstgeboorterecht, de vleselijke orde, zoals Calvijn ook stelt, en Jakob een beeld van de geestelijke, bovennatuurlijke orde. Jakob is degene die ging toetsen op Pniel, wat een teken is van de heilige vreze. De heilige vreze toetst alle dingen en neemt niets zomaar aan. Wij moeten besneden worden van elke aardse status, opdat we de dingen van het vlees niet volgen. Uiteindelijk legde Ezau ook zijn eerstgeboorterecht af en verzoende zich met Jakob. Calvijn noemt de hemelse vreze een afzonderaar, die het volk apart zet. Hij noemt dan ook dat de ziel vanuit het niets is geschapen, vanuit de leegte dus. Het is verder geen mensenwerk. De hemel is absoluut soeverein, stelt Calvijn, en doet wat de hemel wil, en ergens anders zei hij dat de hemel Kennis is, dus het is niet een gokmachine. Het is alleen zo dat de menselijke kennis niet op een lijn staat met de hemelse kennis, dus de mensheid verkiest op een hele andere manier dan dat de hemel verkiest. De mens hoeft hier niet te voldoen aan menselijke voorwaarden, maar aan hemelse voorwaarden. Calvijn stelt dat het allemaal in de eeuwige en geheime raad van de hemel verborgen ligt, en dat als wij daarin willen doordringen, dan is dat een zeer diepe afgrond waarin al onze gedachten verdwijnen (commentaar Maleachi 1:2-6a). Volgens Calvijn ligt dit antistof in overeenstemming met Romeinen 9 in Israel. Het is een uitdaging om Israel in diepte te kennen. Het geheimenis van de vreze en van moeder vreze, en daarmee het raadsel van de genezing, ligt hierin opgeborgen. Dat is waar Duitsland, oftewel de reformatie, en dus ook Calvijn, op terugwijzen. Daarna ging in Duitsland alles verkeerd. Daarom moet de mens terugkeren tot het diepere Duitsland, om zo terug te keren tot de Israelitische bronnen, om zo tot Orion opgenomen te worden. De scheiding tussen het geestelijke en het vleselijke, daar hebben velen moeite mee, zoals Calvijn ook aangeeft, maar dan zegt hij : ā€˜O mens, wie zijt gij dat gij God tegenspreekt ?ā€™ (Romeinen 9:20) Dat waren de woorden van Paulus die tot de derde hemel opgenomen was geweest, en wiens geschriften in het Westen zijn verdraaid, valselijk vertaald, en uit zā€™n context gehaald, wat de

91 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication