21

voetnoten : [1] in de indische theologie Hosea 3 1 De Here zeide tot mij: Ga weder heen, bemin een vrouw, die zich door een ander laat beminnen en overspelig is, gelijk de Here de Israëlieten bemint, die zich tot andere goden wenden en minnaars zijn van druivenkoeken. 2 Toen kocht ik haar voor vijftien zilverstukken en anderhalve homer gerst. 3 En ik zeide tot haar: Vele dagen zult gij blijven zitten; gij zult geen ontucht bedrijven, geen man toebehoren; en ook ik zal tot u niet komen. In hoofdstuk 3 moet Hosea weer tot een Gomer gaan, haar 'kopen'. 'Kopen' is in het Hebreeuws het opgraven van een bron, als een beeld van het gaan tot de moeder aarde, zoals Gomer ook compleetheid betekent, als een godin. In het Hebreeuws bestond die betaling eruit dat hij wit moest worden, wat de wortel is van keceph, zilver, en wat staat voor de vreze des heeren en het gekastijd zijn. Homer, chomer, is het zwellen (als beeld van de intimiteit) en wenen, als beeld van de verbrokenheid. Gerst is saarah, trillen. Het gaan tot de moeder aarde in vers 1 is ook een beeld van de dood aan het zelf in het Hebreeuws. Als moeder aarde is Gomer dat wat in Egypte Nephthys wordt genoemd, de ziel, de dood, en wat overigens in de bijbel voorkomt als nephys met dezelfde betekenis. De ziel is in de Egyptologie ook de B, de voet, de diepte, wat een andere naam is van Nephthys. Het betekent ook het begin. Zij staat op de ark, op de Qebu (Aramees), oftewel Geb (Egyptisch). G is in het Egyptisch het smalle pad, het pad van de verdronkene, zoals ook Osiris in de kist, de ark, verdronken was in de Nijl. Geb, of G-B, is dan het smalle pad, het pad van de verdronkene, G, tot Nephthys, B, of het pad tot Gomer. G-b betekent dus het gaan tot Nephthys die op de ark staat. Om tot haar te komen moet je dus eerst zelf de ark in, de kist, kooi van Osiris. In de pyramide teksten van het oude rijk staat in uiting 259, paragraaf 312-313 dat Osiris alleen maar de Geb binnen kan gaan als hij zichzelf verliest en slaapt, en zo mag hij de aarde binnengaan, wanneer zijn touwen afdalen. Hosea moest in Hosea 3 hetzelfde truukje doen. Weer moest hij een relatie aangaan met een overspelige hoer, een afgodendienaar. Hij deed dit om haar af te zonderen. Dit alles was een beeld van hoe de Hemel met het zondige volk omgaat. De Vrouw rijdt op het beest. Zoals Paulus het zegt : "Ik tuchtig mijn lichaam en houd het in bedwang." I Korinthe 9 24 Weet gij niet, dat zij, die in de renbaan lopen, allen wel lopen, doch dat slechts één de prijs kan ontvangen? Loopt dan zó, dat gij die behaalt. 25 En al wie aan een wedstrijd deelneemt, beheerst zich in alles; zij om een vergankelijke erekrans te verkrijgen, wij om een onvergankelijke. 26 Ik loop dan ook niet maar in den blinde en ik ben geen vuistvechter, die zo maar in de lucht slaat. 27 Neen, ik tuchtig mijn lichaam en houd het in bedwang. Paulus moest het dus winnen van zijn lagere wil. Dit is ook waar het boek Filippenzen in de grondtekst over gaat, over het liefhebben en berijden van het beest. Het is de betekenis van Filippe.

22 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication