13

Op een dag kwamen de vrouw in het wit en haar dochter weer bij hem aan de deur. Dit keer hadden ze iets voor hem meegenomen : een snelheids waarschuwer. Dat was een enkelbandje wat je kon aandoen en wat je zou waarschuwen als je te snel of te langzaam dreigde te gaan. Remio was er erg blij mee. Het was als zijn eigen verkeers agent voor het paradijs. Hij voelde zich direct al een stuk beter. Hij trilde minder, en hij wilde direct alweer mee met hen terug naar het paradijs, maar dat kon nog niet. Hij zou eerst moeten leren hoe de enkelband werkte. Daarvoor hadden ze een nieuwe boekkaars voor hem meegenomen die hem erover zou vertellen. Dankbaar nam Remio het aan. Dat gaf toch weer wat hoop. Het was een soort gebruiksaanwijzing voor het paradijs. De afgebroken brug van verhalen In een ander paradijs was een vrouw in het rood. Zij was de wijsheid. Haar dochter was ook in het rood. Het lag veel dieper in de wildernis. Er was geen stationnetje dichtbij. De mens die hier zou komen zou alles achter zich moeten laten. Soms denken we misschien dat we niet veel hebben, of hebben we iets heel waardevols verloren, maar dan mag je weten dat het je dichter bij de natuur brengt. Alles moeten we achterlaten om tot het paradijs van de wijsheid te komen. Alles moeten we loslaten, want het zijn maar hele kleine poortjes waar we doorheen moeten, en als we nog iets vasthouden of met ons meenemen, dan blijven we steken. Ook de vrouw in het rood is een dromenkoningin, en zij zend altijd weer vreemdelingen om de mens tot de wijsheid te trekken. Maar hoe behandelen wij de vreemdelingen ? Zij zingt een lied en vertelt verhalen, om haar grote wijsheid te delen. Maar luistert de mens wel ? De wijsheid is een brug tussen de mens en het paradijs, een brug van vreemde talen en vreemde culturen. Maar wat heeft de mens met het vreemde gedaan ? De brug gaat over de zee van eiland tot eiland, als een mooi sieraad. En het is een brug van verhalen, van een mooi lied. En blind is de mens die dat niet ziet. Op een dag ging ik de brug over, en ik verbaasde me erover hoe wonderlijk het was. En ik zag dat het haar sieraad was, van de vrouw in het rood. Het was een sprekend sieraad van het paradijs. Maar verder op de brug waren zware stormen, en ik werd door de storm van de brug geblazen, en ik viel in de diepe zee. En de golven waren hoog, en ik zwom en ik zwom, totdat het weer rustig werd. Maar ik zag de brug niet meer. Ik zwom toen door, totdat ik in de verte een schip zag, en toen ben ik naar het schip toegezwommen en zij namen mij aan boord. En het schip ging tot bloemenwateren. Daar ergens was het ondiep, en gingen we het schip uit om te zwemmen. Ik had nog steeds wonderlijke fragmenten van de verhalen van de brug in mijn hoofd, en als ik ze uitsprak

14 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication