Hoofdstuk 2. Februari, 1946 'Ik vind het leven mooi en duister,' zei de dominee tegen zichzelf. Was hij in een dans met de nacht, of in een gevecht ? Weer was hij een preek aan het voorbereiden, en hij worstelde. Soms knaagde het verleden aan hem, en soms zijn huwelijk. Soms zag hij er als een berg tegenop. De nacht was als donkere chocolade die hem inspireerde. De nacht hielp hem altijd uit de brand. Het was in de nacht altijd zo rustig en geheimzinnig. De nacht vertelde hem verhalen. Hij kon bij haar zijn hart uitstorten, en zij luisterde. De nacht was zijn obsessie. Nog wel meer dan de dag. Soms waren de gevechten met haar slopend. Maar hij dacht dat het erbij hoorde. De nacht stal van hem, maar gaf hem ook zoveel ervoor in de plaats. 12
13 Online Touch Home