95

Mijn gebeente kleeft aan mijn vlees, vanwege de stem mijns zuchtens. Ik ben een haan der woestijn gelijk geworden, ik ben geworden als een nachthaan der wildernissen. Mijn vijanden smaden mij al den dag; die tegen mij razen, zweren bij mij. Want ik eet as als brood, en vermeng mijn drank met tranen. Vanwege Uw verstoordheid en Uw groten toorn; want Gij hebt mij verheven, en mij weder nedergeworpen. Mijn dagen zijn als een afgaande schaduw, en ik verdor als gras. Maar Gij, Heere, blijft in eeuwigheid, en Uw gedachtenis van geslacht tot geslacht. Gij zult opstaan, Gij zult U ontfermen over Sion, want de tijd om haar genadig te zijn, want de bestemde tijd is gekomen. Want Uw knechten hebben een welgevallen aan haar stenen, en hebben medelijden met haar gruis. Dan zullen de heidenen den Naam des Heeren vrezen, en alle koningen der aarde Uw heerlijkheid. 95

96 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication