36

terrein afbakende. Het voorhangsel leek varkenshuid te zijn. 'Droom je ?' vroeg de vrouw. 'Bent u Sobibor ?' vroeg de jongen. 'Zo noemen ze me,' zei de vrouw. 'In de nacht, waarin het varken wacht, In grote stoeten snellen zij tot de rivier, En in hun pieken, zijn zij niet als mensen ? Als terroristen komen zij tot de aarde, Wanneer de slager zijn werk niet heeft gedaan, Dan woeden zij tegen de aarde, Als een laatste oproep tot de trouweloze slager, Om geen varken te worden zoals zij. Daarom zijn wij jagers en slagers, fokkers, van de varkens van geweld.' 'Het moet wel, hè,' zei de jongen. 'Hier worden ze gefokt, opdat er niet één 36

37 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication