0

SOBIBOR De laatste jager Uitgave : rnl-pockets nr. 12 Eerste druk : 2019 Tweede druk : 2023 rodenbergs-nederlandse letterkunde 2

SOBIBOR De laatste jager Een prozaïsche en medische technothriller. Het is het jaar 10.019. Duitsland is een vegetarisch utopia geworden met de hoogste militaire technologie van de aarde, waardoor het het enige land is wat niet ten prooi is gevallen aan invasies van buitenaardsen. Maar hoe lang kan Duitsland nog stand houden ? 3

Inhoud 1 De varkens van geweld 2 De twistzieke vrouwen 3 De zwarte hond 4 Utrecht - de jongen uit de toekomst 5 De mannen vermelking 4

Hoofdstuk 1. De varkens van geweld Hula, een kale militair, zat in de trein naar Nochtstott. Het was het jaar 10.019. De aarde was bezocht door buitenaardsen die de aarde hadden gekoloniseerd, ingedeeld in concentratiekampen. Het waren de psycho-dentists. Hula was van het verzet, een verzetsstrijder in hart en nieren, zo opgevoed door zijn ouders die ook in het verzet waren. Zijn ouders leefden niet meer, maar hij zette hun missie voort. De psycho-dentists waren slagers die ook verzot waren op mensenvlees. De code naam voor een aardling was voor hen 'varken'. Hun concentratie kampen noemden ze ook wel varkensfokkerijen, maar er werd ook mensenvlees bereid. Alhoewel ze het normale vee vaak vetmesten, zo hadden ze er plezier in de aardlingen uit te hongeren, omdat dan 5

het vlees beter smaakte. Het was een delicatesse voor hen. Duitsland was het enige land wat nog stand kon houden tegen de buitenaardsen. Duitsland had immers de hoogste technologie van de aarde, ook voornamelijk de hoogste militaire technologie. Hula was een groot militair leider, en zijn groep werd weleens het kale verzet genoemd. Niet dat alle militairen in zijn groep kaal waren, maar omdat hun leider kaal was. Hula was kaal geboren en altijd kaal gebleven. Het was een gevolg van radio activiteit. Hula haatte de psycho-dentists, want zij hadden immers zijn ouders om het leven gebracht. Een ander geheim waardoor Duitsland nog steeds kon standhouden was omdat het een vegetarisch land was. De bio energie van levend vee was te belangrijk voor het goed werken van de militaire technologie en andere noodzakelijke technologie. Het varken 6

werd dan ook vereerd in Duitsland. Het was hun laatste hoop. Varkens werden behandeld als de prinsen van het verzet. Zij waren het geheim van het gehele communicatie systeem binnen Duitsland. Een professor had dit eens bepaald, gebaseerd op zijn uitvindingen, en hij bleek gelijk te hebben gehad. Daarvóór was Duitsland nog volop vlees etend. Er was niet veel overgebleven van de aarde. Duitsland was de enige hoop, of liever gezegd deze professor. Daarom stond deze professor ook hoog op de dodenlijst van de psycho-dentists. De systemen van de professor werkten voornamelijk door de bio-energetische straling die van levende varkens afkwam. De systemen waren heel gevoelig en konden deze energie opvangen. Vandaar ook dat varkens met grote eer en voorzichtigheid werden behandeld. Ze waren hun laatste hoop. Zonder het varken zou alles verloren 7

zijn. De psycho-dentists brachten een religie op aarde die zwaar kannibalistisch was. Hun slachthuizen stonden overal, behalve in Duitsland. Het varken was de verzetsheer van Duitsland. Hula was zwaar bewapend in de trein. Hij was op weg naar Nochtstott, waar de professor woonde. Het was de zwaarst beveiligde stad in Duitsland. De professor werkte aan een tijdmachine. Die tijdmachine was ook belangrijk om tot de zwaar beveiligde planeet Sobibor te komen, die ook wel de satelliet planeet van Duitsland werd genoemd. Hula droomde van een betere wereld, maar de oorlog was zwaar. Niemand wist of de professor zou slagen in zijn Sobibor project en of hij op tijd zou slagen. Duitsland had grote verliezen geleden in de oorlog en veel gebied verloren. De oorlog was om de monden. Als ze hun monden zouden verliezen, 8

dan zou alles verloren zijn. De psychodentists werkten met zware straling, radio actieve straling, om de bio energie van de monden te verstoren om die vervolgens over te nemen. Het waren orale kolonisten. De psycho-dentists waren een combinatie tussen mondiatrie, psychiatrie en slachterie waarin ze hun doelwitten bestraalden om zo hun etiketten vast te leggen. De slacht, daar liep alles op uit. Het waren slagers in hart en nieren. Ze betuttelden het volk ook met reclame en gaven hoge beloningen aan ouders die hun kinderen aan hen verkochten. De professor was blij Hula te zien. Hij liet hem allemaal schermen zien waarop Sobibor te zien was. Ook liet de professor een robot zien, een gevechtsrobot, die geheel op varkensenergie liep. Die energie kon opgeslagen worden. Ze waren niet geheel 9

afhankelijk van varkens op aarde hiervoor, maar ook van varkens op Sobibor, en dat waren hele andere soorten varkens. Het waren de varkens van geweld, roofvarkens, monsterlijke wezens, en die moesten verslagen worden. In de nacht, waarin het varken wacht, In grote stoeten snellen zij tot de rivier, En in hun pieken, zijn zij niet als mensen ? Als terroristen komen zij tot de aarde, Wanneer de jager zijn werk niet heeft gedaan, Dan woeden zij tegen de aarde, Als een laatste oproep tot de trouweloze jager, Om geen varken te worden zoals zij. De professor legde uit dat in de pieken van deze wezens zij worden tot psychodentists om de aarde te teisteren. Het waren terroristen. Het waren monsterlijke varkens van woest geweld die zich door ontwikkelden tot mensen. 10

Hula keek naar de gevechtsrobot. 'En dit ?' vroeg hij. 'Ik kan er meerderen van laten maken,' zei de professor. 'Ik mis nog bepaalde onderdelen voor de tijd machine. Die worden bewaakt door de psychodentists. Ik moet ook spionnen zenden.' 'Hoe zal dat gaan, professor ?' vroeg Hula. 'We zijn al ver, Hula,' zei de professor. 'Gaan we het redden, professor ?' vroeg Hula. 'Ik weet het niet,' zei de professor. 'De straling van de psycho-dentists is zeer zwaar.' uitschakelen ?' vroeg Hula. 'We moeten tot Sobibor gaan,' zei de professor. Hula had er slapeloze nachten van. Hij kreeg bijna geen rust, maar hij had toch rust nodig. Hula las in de vele studie boeken van de professor, maar 11 'Hoe kunnen we het

tegelijkertijd moest hij een groep aanvoeren. Op een dag konden de afweerschilden de straling van de psycho-dentists niet meer verwerken, en zo werd ook Duitsland ingenomen. Ook Hula ging in gevangenschap, en de professor. Ze kwamen beiden in een concentratie kamp genaamd Sixhein. Hier werden zij zwaar uitgehongerd en moesten zwaar werk verrichten. Ze sliepen in hokken. Die hokken waren zeer klein waarin ze zich bijna niet konden bewegen. 'Dat doen we met varkens,' zei een psychodentist bewaker. 'Ik heb nog wel wat,' fluisterde de professor even later toen de bewaker weg was tegen Hula, die in een hok naast hem lag. De professor peuterde iets los uit zijn vinger. Het was een heel klein apparaatje. 'Bewaar dit goed,' zei de professor. 'Hiermee had ik contact met 12

buitenaardsen van Sobibor die mij hielpen en onderwezen.' 'Waarom geef je het dan aan mij ?' vroeg Hula. 'Geen vragen stellen nu,' zei de professor. 'Het past precies in het hangertje van de ketting die ik je eens heb gegeven die je draagt.' Hula nam het apparaatje aan en stopte het in het hangertje en sloot het toen weer. 'Goed,' zei Hula. 'Hoe werkt het ?' 'Dat zul je wel zien,' zei de professor. Midden in de nacht werd de professor uit zijn hok getrokken en toen afgeschoten door de psycho dentists, voor de ogen van Hula. Hula dacht eigenlijk dat hij de volgende was, maar dat was niet het geval. Hij moest machteloos toekijken, en wist nu waarom de professor hem het apparaatje had gegeven. Het maakte zijn woede tot de psycho dentists alleen maar groter, want hij beschouwde de professor als zijn beste vriend. Hula deed net alsof 13

hij sliep, maar hij had alles kunnen volgen. De volgende dag was weer een dag van hard werken en weinig eten. De nacht daarop toen er geen bewakers in de buurt waren begon het apparaatje te fluisteren. Ze hadden het over de ontbrekende onderdelen van de tijdmachine van de professor. 'De professor is dood,' zei Hula. 'Afgeschoten. Ik weet niet wat ze met de tijd machine hebben gedaan, maar in ieder geval hebben ze het in beslag genomen.' 'Goed,' fluisterde het apparaatje, 'niet goed dus, maar laat me uitleggen hoe het werkt. Er is niemand die hiermee overweg kan, want de tijdmachine heeft kunstmatige intelligentie en is veel slimmer dan de psycho-dentists. Als het goed is hebben ze die tijdmachine ergens mee naartoe genomen, en de tijdmachine zal nu zelf wel zijn weg vinden naar de ontbrekende onderdelen.' 14

'Dus eigenlijk was de tijdmachine zelf de spion ?' vroeg Hula. 'Correct,' zei het apparaatje. 'Wat als het ding ergens in een gesloten ruimte staat ? vroeg Hula. 'De tijdmachine werkt door straling, en kan hiermee elk slot uitschakelen door bepaalde codes en decoderingen. Het vindt zijn weg wel,' zei het apparaatje. Het waren verschrikkelijke maanden van uithongering en hard werk, een bijna dodelijke combinatie. Hula was meer dood dan levend, en tot overmaat van ramp haalden ze ook zijn kettinkje bij hem weg. Op een dag werd hij in een busje naar een slachthuis genomen. Er stond daar ergens een psycho dentist met een slagers mes en een groot schort. Er waren overal vleeshaken waaraan bloederige lijken hingen. Hula wist dat zijn laatste uur was geslagen. Ze stonden allemaal in rijen. Hij was niet de enige. Hij zag hoe koppen van mensen werden 15

afgehakt en hoe het bloed in het rond spoot. Hij was bijna aan de beurt. Er waren er nog een paar voor hem. Ineens draaide degene die voor hem stond om, en zei : 'Rennen.' Hij trok Hula mee. 'Wat doe je nou ?' zei Hula. 'Ze zullen ons afschieten.' 'Dat doen ze toch wel,' zei de man. Hula keek naar de man die hem had vastgegrepen en meetrok. Hij keek naar zijn hand, maar het was geen vlees. Het was metaal. Er werd geschoten, maar de man boog zich om Hula heen, en ving de kogels op, die afketsten. Deze man was niet van vlees en bloed, maar van metaal. 'Ik ben de tijdmachine van de professor,' zei de man. Weer trok hij Hula mee, en hij begon vanuit zijn metalen vingers, en zelfs vanuit zijn ogen, waarvan één rood was, terug te schieten. Niet lang daarna waren ze in een dichtbijzijnd bos. 'Sobibor is gekomen,' zei de man, en trok Hula mee naar een 16

heuveltje in het bos, waar een vreemd ruimteschip stond, heel compact. Er kwam vreemde witte waterige energie uit voort, vreemde straling. Beiden werden ze toen door de straling naar binnen gezogen, en al snel steeg het kleine ruimteschip op. In het ruimteschip deed de man ineens zijn hand open, en het kettinkje van Hula met het apparaatje lag erin. De man gaf het toen terug aan Hula. Maar het ruimteschip kwam niet ver. Het werd al gauw uit de lucht geschoten door de stralingsraketten van de psycho-dentists, en het stortte neer. Er ontstond een kleine bosbrand die even later door de psycho-dentists werd geblust. Vele jaren later vond een jongetje het kettinkje van Hula in het bos. Het jongetje was erg verrast. Het apparaatje was flink aangetast door de stralings apparatuur van de psycho-dentists, en alle zend en verzend mechanismes waren 17

verstoord. Er waren wel een heleboel boodschappen nog in opgeslagen, maar die waren ook verstoord. Het waren nog slechts wat herhalingen en echo's. Het jongetje woonde met zijn ouders dichtbij een concentratie kamp in de buurt van het bos, en dichtbij het slachthuis. Het gezin werd door de psycho-dentists grotendeels met rust gelaten omdat ze onderhandelings-contracten met hen hadden. Het waren collaborateurs, landverraders. Het jongetje nam het kettinkje mee naar zijn kamer. Hij kon alleen maar fragmenten horen, en vaak was het vervormd of zelfs verdraaid. Hij probeerde met het apparaatje te communiceren, maar hij kwam er niet ver mee. 'Hula, Hula,' zei het apparaatje. Maar het jongetje wist niet wat het betekende. Ook meende hij de naam Sobibor te horen. Het jongetje begon al zijn theorieën over het apparaatje op te schrijven, wat hij dacht wat het was. 18

Omdat het apparaatje toch een zekere kunstmatige intelligentie bezat en nog steeds in verbinding stond met de planeet Sobibor, begon het apparaatje zich in de loop van de tijd te herstellen, en begon duidelijker tot het jongetje te spreken, en ook duidelijker weer boodschappen over te brengen van de planeet Sobibor. Ze legden het jongetje uit over het verzet, en ook wat er met zijn ouders aan de hand was. Ook vertelden ze hem over Hula, de professor en de tijdmachine. Het jongetje mocht hier niks over tegen zijn ouders zeggen. Vaak ging het jongetje naar het bos om te zoeken naar de onderdelen van de tijdmachine, maar hij werd zwaar in de gaten gehouden door de psycho-dentists. Het apparaatje vertelde het jongetje dat de tijdmachine kunstmatige intelligentie was, en dat waar de onderdelen ook 19

terecht zouden zijn gekomen, en waar ze dan ook misschien door de psychodentists verborgen werden gehouden, dat ze elkaar wel weer zouden vinden om een nieuwe poging te doen. Sinds Hula was verongelukt zou de tijdmachine nu hoogstwaarschijnlijk naar het jongetje op zoek gaan als het zich had hersteld. Altijd maar weer keek het jongetje toen uit naar de terugkeer van de tijdmachine. Hij kon geen onderdelen ervan in het bos vinden, maar het kon ook zo zijn dat de psycho-dentists die onderdelen hadden gevonden en weer in beslag hadden genomen. Hoe dan ook, het jongetje geloofde in het apparaatje, en zijn hele leven begon te draaien omtrend de verwachting van de terugkeer van de tijdmachine. Op een nacht toen de jongen eens alleen thuiswas, omdat zijn ouders op vakantie waren, werd er gebeld. Toen de jongen opendeed stond daar een grote machine 20

die ook vleugels had. Het was de tijdmachine. De jongen was heel blij. Hij mocht zijn spullen pakken en dan zou hij meegaan naar de planeet Sobibor. Het was een hele lange reis. Maar midden op de reis door de ruimte werd de vliegende tijdmachine aangevallen door ruimteschepen van de psycho-dentists. De jongen keek op een groot scherm. Voor hun eigen beveiliging moesten ze nu in de tijd reizen, maar de straling van de psycho-dentists hield hen nog tegen. Ook de tijdmachine viel aan met zijn straling. Het was een verschrikkelijk gevecht. Opeens waren de psychodentists in de tijdmachine. Ze hielden de jongen onder schot en arresteerden hem. De tijdmachine namen ze in beslag. Toen werd de jongen naar één van hun ruimteschepen genomen, en namen ze hem weer terug naar de aarde waar hij in een psychiatrische kliniek werd gestopt. Hij hoefde niet naar een concentratie 21

kamp, want zijn ouders waren immers handelspartners, collaborateurs. Toen zijn ouders waren thuisgekomen en het hoorden waren ze diep geschokt. De psycho-dentists van de psychiatrische kliniek zeiden dat hij waan-ideeën had over tijdmachines en de planeet Sobibor, waarvan ze zeiden dat het niet bestond, en ze hadden hem zware medicijnen gegeven, waar hij heel moe van was geworden. Hij lag vaak in bed. Gelukkig had hij zijn kettinkje nog wel, en het apparaatje sprak nog steeds tot hem. Op de afdeling zat ook een meisje waar hij bevriend mee raakte. Haar ouders waren ook collaborateurs. Zij vond zijn verhalen over de tijdmachine en de planeet Sobibor interessant, en vond beslist niet dat hij gek was. Hij zei telkens weer dat de tijdmachine kunstmatige intelligentie bezat, en dat het zichzelf zou ontwikkelen, en zou 22

wederkeren om hen mee te nemen. Zij begon dit ook meer en meer te geloven. Maar de psycho-dentists zeiden dat ze beiden wanen hadden. Nooit sprak hij over zijn kettinkje, in de angst dat ze het van hem af zouden nemen. Hij werd er nog steeds door onderwezen, en hij onderwees het meisje ook. Hij vroeg aan het meisje waarom ze hier zat. Het meisje zei dat ze geprotesteerd had tegen de concentratie kampen en de slachthuizen, en dat ze haar daardoor overgevoelig, eigenwijs en ziek noemden, psychisch zwaar ziek. Hij vertelde dat hij opgevoed was met het idee dat het allemaal heel normaal was, maar eigenlijk hielp het meisje hem ermee te realizeren dat het misdaad was, en dat de aarde gekoloniseerd was door buitenaardse terroristen. Ook het apparaatje begon hem er steeds meer over uit te leggen. 23

Het wachten was op de tijdmachine. Ondertussen werden het meisje en de jongen verschrikkelijk onderdrukt door de psycho-dentists, ook al zaten ze niet in een concentratie kamp. Elke dag weer werden ze gekleineerd en ondervraagd. De moeder van de jongen kocht soms wat technisch speelgoed voor hem. Hij bewaarde alles goed. Op zijn kamer wilde hij werken aan een tijdmachine door de onderdelen van het technisch speelgoed ervoor te gebruiken. Soms werkte hij hier dag en nacht aan door. Soms waren er verplegers op zijn kamer en ze vonden het mooi wat hij maakte, maar ze wisten niet wat het was, en hij vertelde het hen ook niet. Op een dag was het klaar. Er was een scherm en een toetsenbord waarmee hij tijd en bestemming kon intypen. Er was een ander apparaatje aan verbonden wat dan de straling zou opwekken die daarvoor nodig was. Er zou dan een vortex 24

ontstaan, wat hij allerreerst testte door er een object in te gooien. Het verdween in de vortex, dus hij ging er vanuit dat het werkte. Op het scherm zag hij toen waar het object terecht was gekomen, en dat was op de locatie die hij in had getypt. Het meisje kreeg het ook te horen, en zij wilde ook wel mee. Ze zou wat spulletjes pakken. Ze zouden naar de planeet Sobibor gaan. Ook de jongen begon wat spullen te pakken. Maar het meisje bleef nogal lang weg. Toen de jongen ging kijken waar ze was merkte hij dat een paar verplegers met haar in gesprek waren. Ze waren haar aan het ondervragen, waarom ze haar spullen bij elkaar aan het pakken was. De jongen besloot het zekere voor het onzekere te nemen en ging terug naar zijn kamer en begon al dingen in te typen. Hij moest het zo programmeren dat de vortex ook de tijdmachine zelf mee zou nemen. Hij wilde het meisje niet zomaar achterlaten, 25

dus hij wachtte en wachtte maar, maar het meisje kwam maar niet. Toen hij weer ging kijken zag hij nog steeds de verplegers met het meisje praten, en ze wezen ook zijn kant op. Hij raapte al zijn moed bij elkaar en liep op hen af, en nog steeds hadden ze het over de spullen van het meisje. 'Laat haar met rust,' zei hij tegen de verplegers. Maar toen begonnen ze ook hem te ondervragen, en al snel gingen ze naar zijn kamer toe en zagen zijn bij elkaar geraapte spullen, en begonnen daarover vragen te stellen en te zeggen dat het verdacht gedrag was. Ze keken ook op zijn scherm, maar ze begrepen niet wat het betekende. Na het gesprek namen ze de tijdmachine in beslag. Het meisje en de jongen moesten nu met een trein naar een andere afdeling in een ander oord. 'We verzinnen wel weer wat,' zei de jongen tegen het meisje toen ze in de trein zaten met hun spullen. 'Het is 26

allemaal kunstmatige intelligentie, en ook de andere tijdmachine is kunstmatige intelligentie. Ze zullen elkaar opzoeken en elkaar versterken. Dan zullen ze ons zeker redden.' 'Ik ben er niet van overtuigd,' zei het meisje. 'Al dat gedoe met die tijdmachines heeft ons in de grootst mogelijke problemen gebracht. Kijk waar ze ons nu naartoe brengen. Het is een veel strenger bewaakte kliniek, bijna een strafkamp. Het is nog net geen concentratie kamp.' 'Ik blijf de moed erin houden,' zei de jongen. 'Mij krijgen ze niet kapot.' Toen ze bij hun nieuwe plaats aankwamen was er inderdaad veel meer bewaking, en het waren niet zomaar verplegers. Ze waren ook bewapend. Ze wisten dat ze probleemgevallen waren. 'Wegens herhaalde verdachte activiteiten zijn jullie hier,' werd er tegen hen gezegd. Er zaten zelfs tralies voor hun 27

ramen. Hij begon te zien hoe het meisje steeds minder radicaal werd en eigenlijk alles overboord gooide wat ze eerst geloofde. En daarom werden ze steeds meer vijanden van elkaar. Ze begon steeds meer tegen hem in te gaan, en de kant te kiezen van de psycho-dentists. 'Je bent jezelf niet meer,' zei de jongen weleens. Maar dan haalde ze haar schouders op. Ze gaf wel toe dat ze lauw was geworden, maar ze begon hem steeds meer de schuld van alles te geven. Hij en zijn dwaze verhalen hadden haar in deze problemen gebracht. Het werd zelfs zo erg dat ze niet meer bij hem in de buurt wilde zijn en overplaatsing aanvroeg naar een andere afdeling. Nu had hij alles verloren. Toch had hij nog steeds zijn kettinkje met het apparaatje, alhoewel het vaak niet tot hem sprak. Het signaal begon steeds zwakker te worden, alsof er iets met het apparaatje aan de hand was, of dat alle signalen van 28

de planeet Sobibor werden tegengehouden door bewakingssysteem van het oord, door afweerschilden, want die stonden er veel rondom het gebouw. Ze werden ook voortdurend bestraald. De jongen werd er helemaal gek van. Maar 's nachts begon hij vreemde dromen te krijgen over de planeet Sobibor, over de varkensjacht. In de nacht, waarin het varken wacht, In grote stoeten snellen zij tot de rivier, En in hun pieken, zijn zij niet als mensen ? Als terroristen komen zij tot de aarde, Wanneer de jager zijn werk niet heeft gedaan, Dan woeden zij tegen de aarde, Als een laatste oproep tot de trouweloze jager, Om geen varken te worden zoals zij. 29 het

De straling van de psycho-dentists probeerden zijn hersenen en zijn mond over te nemen. Hij had soms vreemde stuiptrekkingen, maar de dromen beschermden hem. Hij had nooit zeggenschap over zijn eigen lichtknopje. De lichten gingen te pas en te onpas aan en uit. Soms stonden ze de hele nacht aan in zijn kamer, en kon hij er niet van slapen. Hij had het idee alsof ze hem gek probeerden te drijven. Ook gaven ze hem maar heel weinig te eten. Er stonden ook overal camera's. Het zorgde ervoor dat hij epileptische aanvallen begon te krijgen, woede-uitbarstingen en hyperventilatie. Hij verlangde ernaar om naar de planeet Sobibor te gaan, en deel te nemen aan de varkensjacht, opdat deze dingen zouden stoppen. Deze terroristische bende moest opgerold worden. Hij kon steeds moeilijker praten. Hij kon nog maar drie procent zeggen wat hij eigenlijk wilde zeggen. 30

Ze hadden hem in een staat van coma gedreven. Dichtbij was er een concentratie kamp. vanuit zijn raam kon hij het zien door de tralies. Hij was er al dichtbij, en hij vroeg zich af wat het verschil was. Er was alleen verschil in naam. In wezen was hij al in een concentratie kamp, maar zo wilden ze dat niet noemen. Het bestralen ging maar door totdat hij in een vegetatieve staat was. Het was een gemaskerd concentratie kamp, nog wel smeriger dan een normaal concentratie kamp. Maar wat kon hij doen ? Hij kon alleen nog contact proberen te maken dieper in zijn binnenste. Hij kon alleen nog fantaseren en dromen. Natuurlijk waren dat allemaal wanen in de ogen van de psycho-dentists, maar hij sprak bijna niet meer, en al helemaal niet over dit soort dingen. In de nacht, waarin het varken wacht, 31

In grote stoeten snellen zij tot de rivier, En in hun pieken, zijn zij niet als mensen ? Als terroristen komen zij tot de aarde, Wanneer de slager zijn werk niet heeft gedaan, Dan woeden zij tegen de aarde, Als een laatste oproep tot de trouweloze slager, Om geen varken te worden zoals zij. In zijn gedachten slachtte hij deze varkens af. In zijn dromen en fantasieën had hij deel aan deze jacht. Iemand moest hen stoppen. Al kon hij het niet rechtstreeks in de realiteit, dan maar in zijn dromen en fantasieën. Nog steeds had hij de hoop dat de tijdmachine hem zou komen halen. Maar zo niet, dan waren zijn dromen en fantasieën hem genoeg, want hij wilde toch niet leven in de terroristische wereld van de psychodentists. 32

Hij zweefde op het randje van de dood en had bijna-dood ervaringen waarin de afgodische godin van de psycho-dentists hem bezocht, een vrouw met een varkenskop gekleed in een paarse mantel. Ze vroeg hem of hij zelf ook een psycho-dentist wilde worden. Dat zou de enige weg uit zijn situatie zijn. 'Dat nooit !' riep hij. 'Ik ga liever dood.' 'Dan ga je maar dood,' zei de valse godin, 'je hebt je kans gehad.' Toen verdween ze, en alles werd weer donker. Hij wilde niet aan dezelfde kant staan van deze varkens. Het was al erg genoeg dat hij door zulke varkens was opgevoed, maar hij was juist los aan het komen. Hij kwam dieper in zichzelf tot zijn ware identiteit. Hij wilde niets met ze te maken hebben. Hij wist niet of hij nog leefde, of dat hij al dood was. Het was donker. Hij wist ook dat hij niet zomaar tegen ze kon strijden. Ze waren ongrijpbaar. Hij moest 33

meer te weten zien te komen. Hij ontdekte een wereld in hemzelf, die nog niet door deze varkens van geweld was aangetast. Maar ook dat begon langzaam uit zijn handen weg te glijden. Hij was als op de golven van een duistere zee. Hij was totaal machteloos tegen de sterke stroom die hem meezoog. Wat had hij nog ? Maar hij wilde niet terug waar hij vandaan kwam. Het trok hem tot een nieuwe wereld. De tijdmachine was in hem zelf. Het waren de eerste vijf jaren van zijn leven. Hij herinnerde deze straat waar ze toen woonden, en het jongetje tegenover op de hoek. Hij was op de zolder waar het jongetje zijn slaapkamer had. Hij speelde een cassette bandje af. Toen klikte hij het uit. Zijn vader had een zwarte hond die kinderen verslond, maar het was slechts een boekje wat hier in de kamer lag, een verhaaltje. Hij keek naar de witte 34

boekenkast. Toen zijn ze naar de patatkraam gegaan. Hij vroeg de patatboer om hem te helpen. Maar toen werd ook deze wereld in diggelen geslagen, of deed de tijdmachine dat ? Hij werd weer weggetrokken en was in een zware stroom, alsof deze duistere zee de tijdmachine was. De golven waren zo hoog, en hij werd de diepte in getrokken, gezogen, en hij kon er niets tegen beginnen. Hij spoelde even later aan op een eiland. Een donker meisje met een rieten rokje staarde hem aan. 'Sobibor zei dat je kwam,' zei het meisje. 'Ben ik al op de planeet Sobibor ?' vroeg de jongen. 'Ja,' zei het meisje, 'maar mijn moeder is Sobibor. Ze zei dat je door een zwarte hond was verslonden.' 'Neem me naar je moeder,' zei de jongen. Achter hen was het oerwoud. Daar liepen ze samen in. Bij een hut stond een vrouw achter een voorhangsel wat het 35

terrein afbakende. Het voorhangsel leek varkenshuid te zijn. 'Droom je ?' vroeg de vrouw. 'Bent u Sobibor ?' vroeg de jongen. 'Zo noemen ze me,' zei de vrouw. 'In de nacht, waarin het varken wacht, In grote stoeten snellen zij tot de rivier, En in hun pieken, zijn zij niet als mensen ? Als terroristen komen zij tot de aarde, Wanneer de slager zijn werk niet heeft gedaan, Dan woeden zij tegen de aarde, Als een laatste oproep tot de trouweloze slager, Om geen varken te worden zoals zij. Daarom zijn wij jagers en slagers, fokkers, van de varkens van geweld.' 'Het moet wel, hè,' zei de jongen. 'Hier worden ze gefokt, opdat er niet één 36

ontsnapt,' zei de vrouw. 'Ik begrijp het,' zei de jongen. 'Nee, je begrijpt het niet, anders zou je een deel zijn van onze stam,' zei de vrouw. 'Laat me een deel zijn dan,' zei de jongen, 'want ik zat opgesloten.' 'Ontvoerd door de zwarte hond,' zei de vrouw, 'Egichtus. Zij zijn eerst varkens van geweld, dan honden, en worden dan psycho-dentists, valse mensen. Maar van binnen zijn het nog steeds varkens.' 'Ik heb het gezien,' zei de jongen. 'Het heeft me bijna mijn leven gekost.' 'Het heeft je leven gekost,' zei Sobibor. 'Heb ik hier een nieuw leven ?' vroeg de jongen. 'Dat moet je verdienen,' zei de vrouw. 'Hoe ?' vroeg de jongen. 'Door het voeren van de varkens,' zei de vrouw. 'Wat nog meer ?' vroeg de jongen. 'Dat zul je wel zien,' zei de vrouw. 37

Hoofdstuk 2. De twistzieke vrouwen Kijk hoe die varkens in de nacht snellen tot de rivier, In grote stoeten zij aan zij, Hun lot of het lot van anderen interesseerd ze niet, Alleen gulzig vreten willen zij, Al zouden ze henzelf moeten vreten, Zo storten zij zich in het verderf, Om aan de overkant tot honden te worden, Gierig en rovend doen zij daar hun werk, Totdat zij als roversloon mensen zijn geworden. Sobibor keek de jongen aan. 'Heb je nog iets meegenomen ?' vroeg Sobibor. 'Ik heb alles moeten achterlaten,' zei de jongen. 'Mijn zusters, Auschwitz, Belzec, Treblinka en Dagau zullen snel thuiskomen,' sprak ze. 38

En dat kreeg de jongen te weten. Al scheldend en vloekend kwamen ze terug, ook scheldend en vloekend op de jongen. Het waren twistzieke vrouwen. Ze begonnen hem al snel het leven zuur te maken, kleinering op kleinering. Hij werd ook verschrikkelijk gemanipuleerd, en had eigenlijk nooit rust. Dit liep zo hoog op dat hij zich afvroeg aan welke kant het beter was, waar hij vandaan kwam of hier. Vaak zei hij tegen Sobibor, de rustigste van het stel, dat hij het niet meer lang zou volhouden zo, en hij vroeg wanneer het nu eens ophield. Sobibor zei hem dat ze wel twistziek moesten zijn, anders zou de straling van de psycho dentists hen grijpen. Ze waren streng naar de jongen, veeleisend, wreed, en in zijn ogen zwaar sadistisch. Sobibor verdedigde hem niet, en liet alles gewoon toe, daarom haatte hij haar ook. Toch hield hij van de natuur 39

hier. Hij moest aan deze vrouwen wennen. Volgens Sobibor waren zij de enige kans om te overleven. De jongen vreeste Auschwitz het meeste van hen allen. Ze was wreed, en altijd naakt. Ze bedreigde hem altijd, en chanteerde hem, naast alle kleineringen. Op een nacht stond ze in zijn hut met een speer waar veren aanhingen, en richtte de speer om hem. 'Het is tijd dat je je eigen stam gaat oprichten, zonder dat je van ons afhankelijk bent.' Toen zond ze hem weg. 'Waar moet ik naartoe ?' vroeg hij, maar hij kreeg geen antwoord. Ze zou hem aan de speer spietsen als hij het waagde terug te komen. En zo ging de jongen alleen op pad, in dit woeste oerwoud. Hij liep groot gevaar met alle mensenetende varkens in het gebied. Hij had geen enkele bescherming meer. Al gauw begon hij zwaar uit te hongeren, en hij kon ook geen water vinden. De 40

wildernis was zeer droog hier. In de verte lag een rivier die bijna zwart zag. Toen hij daar aankwam zag hij tot zijn grote schrik dat er allemaal lijken inlagen. Hij begon de rivier te volgen, omdat hij wilde weten waar die lijken vandaan kwamen. Hij kwam helemaal uit bij een fabriek die ook zwart zag. Grote zwarte wolken kwamen uit de fabriekspijpen. Hier wilde hij niet eindigen. Hij begon terug te rennen, maar het werd steeds donkerder. Hij begon weg te rennen van de rivier. Maar ineens leek het alsof hij weer bij de rivier was. Hij stond zo tussen de lijken, en zijn voeten waren nat. Hij schrok. Hij voelde zich omsingeld, maar zag verder niemand dan de lijken. Hij kreeg pijn in zijn buik, en werd ineens zwaar misselijk en duizelig. Waar hij ook naartoe liep, hij kwam steeds dieper in de rivier. 'Nee !' riep hij. Ineens ging hij kopje onder en werd door een zware zwarte stroom van 41

rivierwater meegesleurd. Hij had niet eens meer het idee dat hij in een rivier was. Het ging zo diep en zo ver, en ook zo snel. Het was alsof hij tot de open zee werd getrokken. Telkens zag hij niets anders dan lijken. Soms stootte hij aan tegen wat metaal of hout. Hij had het gevoel alsof hij al zwaar verwond was. Misschien dat de tijdmachine van binnen weer aan hem trok. Toen verloor hij zijn bewustzijn. Even later kwam hij weer boven water, maar het water leek wel rood, en nog steeds waren er overal lijken. Weer viel zijn bewustzijn weg. Waar was hij toch, en wat wilden ze van hem ? Weer werd hij omhoog geduwd door de stroom, en door een golf enorm ver weggeslingerd. Voor hem zag hij een enorm grote zwarte fabriek aan de kust, met een groot zwart rad wat draaide. 'Nee !' riep hij. Hij was machteloos tegen de zware stroom. Toch ging hij langs de 42

fabriek heen, en werd toen weer op een strand geslingerd. Hij was meer dood dan levend. Een man in een zwart gewaad liep op hem af. De schrik vloog de jongen om het hart. 'W... wie bent u ?' kreunde de jongen. 'Agedus,' zei de man. 'W... wat doet u hier ?' vroeg de jongen. 'Dit is mijn terrein,' zei de man nors, 'maar wat doe jij hier.' 'Meegeslingerd met de stroom,' zei de jongen, 'maar wat gebeurt hier ? Wat is dit ? Die fabriek enzo ?' 'Honden,' zei de man, 'varkens worden hier tot honden.' 'Dus ik ben aan de overkant van de rivier,' zei de jongen. 'Ik zie alleen maar lijken, geen honden.' 'Dat komt nog,' zei de man. 'Wat zijn die lijken dan ?' vroeg de jongen. 'Indringers,' zei de man, 'zoals jij.' 'Wat gaat u met me doen ?' vroeg de 43

jongen geschrokken. 'Honden moeten ook eten,' zei de man. 'Ik ben geen hondenvoer,' zei de jongen. 'Dat ben je wel,' zei de man nors en bitter. 'Had je hier maar niet moeten komen.' De jongen merkte dat hij zich niet kon bewegen. 'Ik moet iets gebroken hebben,' zei de jongen. 'Zal mij een rotzorg zijn,' zei de man. 'De honden lusten je gebroken of ongebroken.' Toen greep de man de jongen en begon hem weg te slepen. De jongen verging van de pijn. 'Niet doen !' riep de jongen, 'ik heb echt wat gebroken.' Maar de man was meedogenloos. 'Kan mij het schelen,' zei de man. 'Ik doe gewoon mijn werk.' 'Schoft,' kreunde de jongen. Hij werd meegesleept naar de fabriek. Het was een groot zwart gebouw. Hij hoorde al wat honden angstaanjagend blaffen. 'Wat ga je met me doen,' kreunde de 44

jongen. Maar de man zei niets. Ergens in het gebouw werd de jongen op een hoop lijken gegooid. 'Maar ik ben niet dood !' riep de jongen. 'Voor ons wel,' zei de man nors. Er kwamen wat honden om de hoop lijken heenstaan, en die begonnen zo hard en snijdend te blaffen dat het leek alsof het hart van de jongen in tweeen scheurde. Het ging hem door merg en been. 'Niemand hier heeft het op indringers,' zei de man. 'Ik moest mijn eigen stam maken van Auschwitz,' zei de jongen. Ineens vertrok het gezicht van de man. 'Auschwitz ?' vroeg hij verbaasd. Toen liep de man weg. Ook riep hij zijn honden met zich mee, die toen gingen. De jongen was verbaasd. Even later kwam de man terug met iemand anders. 'Als je contact hebt gehad met Auschwitz hierover dan willen wij niets met je te 45

maken hebben,' zei de man. 'Vertrek onmiddelijk weer.' De jongen had het idee alsof ze ergens bang voor waren, maar hij kon zich niet bewegen, dus hij kon niet vertrekken. 'I... ik kan me niet bewegen,' zei de jongen. Toen sleurden ze hem uit de fabriek, en trokken hem een paar honderd meter er van weg en lieten hem daar liggen. Toen gingen ze weer terug. Hij kon niet veel meer doen dan liggen. Na een tijdje vonden drie inheemse vrouwen hem, en sleepten hem door het oerwoud naar hun kamp. Hun namen waren Chelmno, Bergen-Belsen, en Buchenwald. Hij vertelde hen wat er was gebeurd, maar zij hadden geen medelijden met hem. 'Goed, kun je hier werken,' zeiden ze. 'Ik kan op het moment niks,' zei hij. Toen begonnen ze hem te kleineren en te bespotten. Te eten gaven ze hem ook niet, alleen soms wat papperige melk. 46

Chelmno was de ergste onder hen. Ze deed hem een beetje denken aan Auschwitz. Toch op een vreemde manier was Auschwitz ook de reden geweest waarom hij niet aan de honden was gevoerd, maar hij wist niet waar hij nu terecht was gekomen. Soms wilde hij gewoon dood. Of misschien was hij al dood. Ook Chelmno bedreigde hem en chanteerde hem. Ze ondervroeg hem ook telkens, wat hem heel moe maakte. Op het laatst wist hij niet eens meer wat hij zei. Hij had het gevoel alsof hij de controle over zijn hersenen verloor. Op een nacht toen ze sliepen probeerde hij weg te komen door te rollen en te kruipen, wat een beetje lukte, maar ver kwam hij niet. Hij werd er ook zwaar voor gestrafd. Ze geselden hem zwaar. Ook deze vrouwen waren zwaar twistziek. Als hij zich verdedigde werd het niet geaccepteerd. 47

Maar ook door deze stam werd hij na een bepaalde tijd achtergelaten. Het was een nomadische stam en na een tijdje waren ze hem zat en trokken verder, hem achterlatende. Hij wilde dood. Zo wilde hij niet leven. Hij wist niet of hij blij moest zijn of niet dat ze hem hadden achtergelaten. Hij vond ergens een tunnel die onder de grond leidde. Hij merkte dat er hier veel honden waren. Hij hoorde geblaf onder de grond. Daarom wilde hij weer terug uit de tunnel. Hij kon zich nog steeds niet goed bewegen zonder dat het verschrikkelijk pijn deed. Opeens stond er een man voor hem toen hij zich omdraaide. De man had een zwart gewaad aan. 'Laat me er langs,' zei de jongen, 'ik moest van Auschwitz hier zijn.' De jongen dacht dat hij met deze naam zijn woorden weer extra kracht kon bijzetten, zoals de vorige keer. 48

'Laat me raden,' zei de man. 'Je bent van Auschwitz, en nu je op pad bent gestuurd heb je niemand meer ?' 'Ik moet na de opdracht bij haar terugkomen,' loog de jongen. 'Ik ken haar,' zei de man, 'en we hebben een verdrag, en het lijkt me sterk wat je zegt. Auschwitz verstoot maar al te snel, maar je mag er wel door.' 'Wat moeten al die honden hier ?' vroeg de jongen. 'Zij voeden zich met het vlees wat Auschwitz voor hen over laat,' zei de man. 'En jij bent hun baas ?' vroeg de jongen. 'Welnee,' lachte de man. 'Ik ben zelf ook een verstotene.' 'Je bent verstoten door Auschwitz ?' vroeg de jongen. 'Nee, door de hondenfokkers,' zei de man. 'Ik leef nu onder de grond, veel veiliger. Ik heb wat honden kunnen meenemen. Ik zie ze niet als mijn onderdanen, maar mijn lotgenoten. Het 49

zijn afgedankte honden met wat voor redenen dan ook. Als ik ze niet had genomen zouden ze afgeschoten zijn.' 'Ah zo,' zei de jongen. 'dus ze krijgen hun vlees van de varkensfokkerijen, waar de varkens van het geweld worden gefokt ?' 'Precies,' zei de man. 'Maar waren ze zelf ook niet eens varken ?' vroeg de jongen. 'Nee, dezen niet,' zei de man, 'en dat is waarschijnlijk ook de reden waarom ze afgedankt zijn. Ik ben het allemaal zat, de spelletjes die ze boven de grond spelen. Vertrouw niet hetgeen wat van buiten gebeurt, maar alleen datgene wat van binnen gebeurt. Dat is een groot verschil.' 'Het buitenste is sterk, en het neemt ons telkens weer mee,' zei de jongen. 'Het is een stroom waar we niet tegenop kunnen.' 'Nee,' zei de man, 'het zijn stromen van 50

het binnenste, maar daar moeten we aan vasthouden, en het niet laten uitleggen door het buitenste. Dat is een groot verschil. Het is telkens weer een keuze. Wikive is de naam.' 'Aangenaam,' zei de jongen. 'Ik kwam hier oorspronkelijk door een tijdmachine, maar werd ontvoerd door de hondenfokkers en tot één van hen gemaakt,' zei de man. 'Ik kwam in contact met de stam van Sobibor en Auschwitz, en toen zeiden de hondenfokkers dat ik besmet was. Toen hebben ze me verstoten, oftewel vrijgelaten.' 'Ik heb een soortgelijk verhaal,' zei de jongen. 'En waar is die tijdmachine nu ergens ?' 'Dieper onder de grond in een grot,' zei de man. Ze moesten even door nog wat tunnels heen, en toen kwamen ze bij de grot aan waar de tijdmachine was, en waar de man het aan de jongen liet zien. 51

Het ding deed het niet meer. De jongen zei dat het allemaal kunstmatige intelligentie was, dus dat het op den duur zichzelf wel zou kunnen herstellen, of het zou op zoek kunnen gaan naar ontbrekende delen. Het was een zwarte tijdmachine met rode digitale letters op een schermpje. De jongen begon wat op het toetsenbord te typen. 'Ja, het loopt vast,' zei de jongen. 'Ik heb het na mijn komst nooit meer kunnen gebruiken,' zei de man. 'Het komt wel weer,' zei de jongen. 52

Hoofdstuk 3. De zwarte hond Zwart is het water in de nacht, Waar de varkens van geweld toe snellen, Om honden te worden aan de overkant van de rivier, En dan mens als roversloon. Zwart is het water in de nacht, En zwart is het gezicht van de tovenares, Zij die dit alles oprichtte, Om de laatste jager te doen ontwaken. Er verscheen beeld en wat boodschappen nadat de jongen een tijdje had gesleuteld aan de tijd machine. Op het grotere scherm onder het kleine digitale scherm verscheen het gezicht van een donkere vrouw. 'Wie bent u ?' vroeg de jongen. 'Het is Sobibor,' zei de man, 'de tovenares van de planeet.' Toen vervaagde het beeld weer. Weer begon de jongen te typen om contact te 53

maken, maar niets hielp dit keer. 'Misschien moeten we het de tijd geven,' zei de man. 'Ja, het is kunstmatige intelligentie,' zei de jongen. Heel vaag kreeg hij de varkens van geweld op het beeld die naar de rivier snelden. Allen stortten ze zich daarin, en begonnen naar de overkant te zwemmen. Daar werden ze tot honden, en dan langzaam tot mensen. 'Vreemd,' zei de jongen. 'Zo ontstaan de psycho-dentists,' zei de man. 'Maar wie doet dit ?' vroeg de jongen. 'Sobibor ?' 'Ik weet het niet,' zei de man. 'De vrouwen stammen op deze planeet, de planeet Sobibor, maken jacht op de varkens van geweld, opdat ze niet tot psycho-dentists worden.' 'Dat is hen dan niet goed gelukt,' zei de jongen. 54

'Ik weet het,' zei de man. 'De laatste jager moet nog ontwaken. Dan is het getal vol.' 'Wie is de laatste jager ?' vroeg de jongen. 'Ik weet het niet,' zei de man. 'Een vrouw in ieder geval.' 'Hoe komt ze terug ?' vroeg de jongen. 'Door de tijdmachine ?' De man haalde de schouders op. 'Het zou kunnen.' 'Er is een missing link,' zei de jongen. 'Dat is duidelijk. Daarom hebben de psycho-dentists zoveel macht.' Toen kwam Sobibor weer door op het scherm. 'Zoek de laatste jager,' zei ze. 'Het is een stam.' 'Hier op deze planeet of ergens anders door de tijdmachine ?' vroeg de jongen. Maar het beeld vaagde weer weg. 'Dieper onder de grond is een stam,' zei de man. 'Het is afgezonderd van de rest van de planeet door een radio actief scherm genaamd het Zivris scherm.' 55

De jongen zei niets en typte door. 'Ik denk dat ik het hier op het scherm heb,' zei hij ineens. 'Het is een tijd gat, straling van een andere tijd, en die houdt alles tegen en ketst alles weer af.' 'Nee,' zei de man. 'Je begrijpt het niet. Dit is iets heel anders. Het komt door het scherm wat van een bepaald soort doorzichtig materiaal is gemaakt, maar je kan bijna niet verder kijken dan het materiaal zelf, want wat daarachter ligt is allemaal wazig. Het is een soort gesteente en het straalt radioactiviteit uit.' 'De vraag is hoe kom je er doorheen, en willen we er wel doorheen ?' vroeg de jongen. 'We hebben geen andere keus als dat de laatste jager zou zijn, maar dat weten we dus niet, en we weten ook niet wat er zal gebeuren als we in contact komen met de laatste jager,' zei de man. 56

Opeens verscheen het gezicht van Sobibor weer op het scherm, en het begon te veranderen in de kop van een zwarte hond. 'Ken je dan het mensenras ?' zei de zwarte hond. 'Ze hebben hun geweld en hun economie die ze daar omheen hebben gebouwd. En kijk wat het is geworden ? Een prutswerk. In de diepte van Sobibor, achter het scherm van Zivris, is niets anders dan creative energy life. Dat is veel groter dan geweld en economie.' 'Hoe komen we door het scherm heen ?' vroeg de jongen. 'Creative energy life is geen product wat we verkopen,' zei de zwarte hond. 'Het is niet iets wat je door geweld of economie kan bereiken. Het betekent creatieve energie te gebruiken, en die energie is overal.' 'Dus het is hier al ?' vroeg de jongen. 'Ja,' zei de zwarte hond, en begon weer 57

weg te vagen. 'Diep van binnen waarschijnlijk,' zei de man. 'Of overal om ons heen, en moeten we het gebruiken,' zei de jongen. Opeens verscheen er een nieuwslezer op het scherm die wat op begon te lezen : 'Creative Energy Life Ik kies ervoor om creatief te zijn. Creatieve energie is leven. Creatieve energie is overal om ons heen. Niemand hoeft bij de pakken neer te zitten. Het leven is niet de buitenkant, maar de binnenkant. Met beide kanten kun je creatief omgaan, ook al voel je je opgesloten tussen binnen en buiten. Wees nooit zoals de ander, want dan verlies je je creatieve energie. Anderen kunnen je inspireren, maar wees nooit een volledige kopie. Wees niet iemand waarvan er dertien in een dozijn gaan. 58

We willen niet meer van hetzelfde. Wees uniek. Bouw je eigen wereld. De ander kan het niet voor je doen, want dan zou je je eigen identiteit en creativiteit verliezen. Zonder je af van de massa's, en start je project. Nu zul je zien dat het onmogelijk is om je van de massa's af te zonderen. We zitten vast in de massa's. Maar zie het zo dat we allemaal in een trein zitten. We komen elkaar tegen op de stations, en we kunnen door elkaar geinspireerd worden, tot nieuwe dingen. Er valt altijd weer wat te leren. Iedereen is uniek. De massa's bestaan niet. Er zijn teveel verschillen, en die zullen alleen maar groter worden. Hetzelfde is een illusie. Er zijn altijd verschillen voor de opmerkzame. Het is niet ons tegen de massa's, want de massa's zijn er niet. Alles hangt als los zand aan elkaar. Er is geen eenheid. 59

Iedereen leeft in zijn eigen wereld, heel ver, oneindig ver, van de ander verwijderd. Er is geeneens communicatie mogelijk. Het zijn processen in de mens zelf. De mens is een creatief wezen. De mens pikt dingen op, heel vaag, en maakt er iets van. De mens vult de hiaten op. De mens is een creatief wezen. Creative energy life is voor de mens weggelegd. De natuur is creatief. Er is een natuur aan de buitenkant, maar ook een natuur aan de binnenkant. Er is een zichtbare natuur en een onzichtbare natuur. Alleen door creative energy life gaat de mens het zien. Vul de gaten op met jouw creatieve energie. Ook al lijkt het op klei of modder in het begin. Blijf er creatief mee omgaan. 60

Creatieve energie zoekt altijd weer naar verbeteringen. Hoe kun je dingen creatief maken. Als je er creatieve energie instopt, zal er ook creatieve energie uitkomen. Laat niets creatief onaangeroerd. Ga er creatief mee om. Stop er creatieve energie in, en je kan er later zoveel creatieve energie weer uithalen. Laat niets je stoppen, laat niets je tegenhouden. Ga er creatief mee om. Boor creatieve bronnen aan, en leef door creative energy life. Er is iets beters dan economie. Het is creative energy life. Dit was het nieuws.' En toen vaagde de nieuwslezer weer weg. 'Is dat dan de oplossing voor al onze problemen ?' vroeg de jongen. 61

'Misschien uiteindelijk,' zei de man. 'We kunnen het in ieder geval proberen.' 'Maar hoe ?' vroeg de jongen. De zwarte hond verscheen weer op het scherm. Er waren veel storingen. 'Het scherm moet er zijn,' zei de zwarte hond. 'De laatste jager is in jezelf. Het is zowel abstract als sarcastisch, want het gaat niet om geweld en economie voor je levensonderhoud, maar om creative energy life. Het is geen product en niet iets wat je van de ander door geweld hebt afgenomen.' 'Ik begrijp het,' zei de jongen, 'maar wat nu ?' 'Vraag het niet aan mij,' zei de zwarte hond. 'Je hebt je eigen creative life energy. Ga ermee aan de slag.' 'Maar hoe ?' vroeg de jongen. De hond begon te grommen. Toen vaagde de hond weer weg. 'Ik snap er niets van,' zei de jongen. 'Het is een mooi idee, maar ik moet erin 62

onderwezen worden.' 'Luister naar je eigen innerlijke creatieve bronnen,' zei de man. 'Je bent je eigen schepper.' De jongen ging op de grond zitten ergens en begon te mediteren. 'Ik boor jullie aan, innerlijke creatieve bronnen van leven,' zei de jongen. 'Ik voel het van binnen stromen. Het trekt me mee, een zware stroom. Ik kan er niets tegen beginnen.' Weer verscheen de zwarte hond op het scherm en blafte alleen nog. Ook de man ging op de grond zitten en begon te mediteren. 'Creative energy life,' zei de man, en bleef het herhalen, steeds langzamer en langzamer. 'Het neemt me mee,' zei de man, 'als een sterke stroom. Ik kan me er niet tegen verzetten. Alles is er al, alles is al gemaakt, en ik moet het door me heen laten stromen, en het overweldigt me en neemt me mee.' 63

'Rust, rust, nog creatiever, nog creatiever,' zei de jongen. 'Ja, ja, ja, ja,' zei de man steeds langzamer. Hij zuchtte, en begon toen weer sneller te ademen, te hijgen. 'Ja,' zei hij weer. 'Het gebeurt in mij. Het slingert me mee, hoge golven.' De jongen lachte even en stak zijn handen in de lucht. 'Daar komt het,' zei hij. 'Wat is dit ? Wat is dit ?' 'Ik ben creatief,' zuchtte de man, diep uitademende, 'ik ben creatief, ja, ik ben creatief. Een schepper ben ik.' Na een tijdje vielen ze beiden op de grond, alsof ze aan de drugs waren. De zwarte hond verscheen weer op het scherm. 'Je kunt de ander nooit bereiken. De ander is te ver weg. Je maakt er alleen je eigen voorstellingen van, je vult de hiaten op. Je bent creatief, een schepper. Je maakt van de ander een simulator om de afstand te overbruggen, maar het kan nooit overbrugt worden. 64

Het zijn slechts processen in jezelf. Van iedere ander maak je een simulator, een panoen. Zo bestaan er een heleboel panoenen in je leven die je creatief kunnen maken,' zei de hond, terwijl hij een soort gas spuwde, een vuur. Maar ze hoorden het bijna niet. Ze waren in een diepe trance. 'P... panoenen ?' vroeg de jongen dromerig, terwijl hij heel ver weg was. 'Ja,' zei de zwarte hond, 'nooit ben je in direct contact met de ander, alleen met de panoenen. dat zijn je eigen creatieve voorstellingen ervan, je simulators, in je eigen creatief proces. 'Mmm,' sprak de jongen, 'dat smaakt goed. Het smaakt naar drop.' 'Eet er niet teveel van,' zei de zwarte hond. 'Maar het zijn een soort pannekoeken,' zei de jongen. 'Dikke pannekoeken, dikkertjes. Mmmm.' 65

De hond begon te blaffen. 'Gebruik je creatieve energie, en pas op met de panoenen,' sprak de zwarte hond. 'Maar ik dacht dat het veilige simulators waren,' zei de jongen. 'Simulators, ja,' gromde de hond, 'maar je moet er niet teveel van nemen. Creativiteit verdeeld, is gevarieerd, wisselt af, raakt alles maar heel lichtelijk aan en gaat dan verder. Oefen jezelf hierin.' 'Oh, okay,' zei de jongen. 'Je bent hier niet in luilekkerland,' gromde de zwarte hond. 'Vele gevaren staan op de loer.' 'Okay, onderwijs me,' zei de jongen, 'help me. Wees mijn gids.' Maar het beeld vaagde weer weg, en ook de jongen zakte weer weg. 'Panoenen,' sprak de jongen langzaam, 'gevaarlijke panoenen.' 'Ja, ze zijn gevaarlijk,' zei de man langzaam, 'die panoenen. Er moet nog veiligere apparatuur tussen ons en de 66

panoenen, anders raakt alles oververhit.' 'Apparatuur ?' vroeg de jongen. 'Simulators gebruiken veel energie,' zei de man. 'Als ze teveel gebruikt worden kunnen ze exploderen.' 'Hoe weet je dat allemaal ?' vroeg de jongen. De man zweeg. Hij was ver weg. 'Wat moeten we doen ?' vroeg de jongen. 'Ik heb het gevoel alsof er een panoen zwaar opkomt.' 'Raadpleeg je innerlijke creatieve bron,' zei de man. 'Ik raadpleeg mijn innerlijke creatieve bron,' zei de jongen langzaam. 'Panoenen, ... ze ... ze overvallen me, ze overmeesteren me, of willen me overmeesteren ... Ze overweldigen me ...' Verder kon hij niets meer zeggen. Weer verscheen de zwarte hond op het scherm, hard blaffend. Het ging hen door merg en been. 'Het alarm,' gromde de zwarte hond toen. 'De panoenen mogen niet overgebruikt worden. Ga dieper je binnenste in, en laat de panoenen met 67

rust.' 'Okay,' zei de jongen. 'Panoenen zijn personen, voorstellingen van personen,' zei de zwarte hond, 'maar omdat het te ver weg is en onbereikbaar, en je gewoon gaten aan het opvullen bent met creatieve energie, weet je niet of het daadwerkelijk personen zijn. Het kunnen ook dingen zijn, apparaten. Het kunnen je persoonlijke middelen zijn, want creatieve energie maakt van alles gebruik. We noemen dat de panoken, wat voorwerps-simulators zijn. Je hebt het zelf gemaakt om de afstand te overbruggen, maar het valt niet te overbruggen. Je komt altijd ergens anders aan. De voorwerps-simulators zijn dus slechts schakels in het geheel. Directheid en volledigheid heeft niets met creatieve energie te maken. Creatieve energie neemt het altijd ruim, en is altijd afleidend, als een schakel, een brug die nooit de overkant bereikt, maar 68

altijd ergens anders naartoe gaat. Je komt dus nooit aan op de bestemming, maar altijd op iets beters.' 'Hoe weet je dat ?' vroeg de jongen. 'Test het maar uit,' zei de zwarte hond, lichtelijk grommend. 'Er moeten dus panoken zijn tussen jou en panoeken, want anders gaat het verkeerd. De panoken zijn je levensvoorwerpen, je levensinstrumenten.' 'Ik moet dus leren minder persoonlijk te denken en meer voorwerpelijk ?' vroeg de jongen. Maar de zwarte hond was alweer weggevaagd. 'Ik maak contact met de panoken,' zei de jongen, 'mijn levens-voorwerpen. Ik kan alleen met de panoeken omgaan door de panoken, maar niet teveel. Ik neem aan dat ik ook niet teveel met de panoken mag omgaan ? 'Uiteindelijk gaat het om de principes, iets wat nog dichterbij ligt,' brulde de hond, die weer was teruggekomen op het 69

scherm. Het was alsof de hond op de golven was. Er droop zelfs water van het scherm af. 'Dat gaat niet goed,' zei de man. 'Die tijdmachine staat op exploderen.' 'Wat moet er dan tussen mij en de panoken nog instaan ?' riep de jongen. 'De piloken !' riep de zwarte hond, 'dat zijn de filosofische principes. Gebruik de panoken alleen met mate ! Net zoals de panoeken !' Toen explodeerde het scherm, en de tijdmachine stond in zware brand. Direct sprongen de man en de jongen op. 'We moeten hier weg !' riep de man. Hij greep de jongen en trok hem met zich mee. Alles begon te branden om hen heen. 'Wat is er gebeurt ?' riep de jongen. 'Ik weet het niet !' riep de man. Het vuur zat achter hen aan. Ze moesten ze snel mogelijk boven de grond zien te komen, maar er was overal vuur. 'We zijn ingesloten !' riep de man. Plotseling brak 70

er iets door de bovenkant van de tunnel heen. Het was een soort klein ruimteschip en ze werden omhoog gezogen door een buis die dwars door de grond was heengegaan. Ze zagen toen een hele lange uitgestrekte arm die hen greep. Het was de arm van de zwarte hond. Het ruimteschip vloog toen heel ver van de planeet weg. De hele planeet stond in brand. De zwarte hond zei tegen hen dat het alleen veilig zou zijn in het binnenste van de planeet, achter het scherm van Zivris. Er moest ook wat tussen de mens en de piloken komen, want teveel principes zouden het hoofd van de mens dol kunnen maken. Het zijn ook maar voorstellingen van de mens, maar de mens moet terugkeren tot de creatieve energie, tot het creatieve energie leven. De zwarte hond zei dat het ruimteschip het enige was wat door het scherm van Zivris heen kon breken. Met een enorme 71

vaart ging het ruimteschip terug naar de planeet Sobibor waar overal hoog vuur was, en vloog er doorheen tot de grond, en ging toen door de grond, dieper en dieper, totdat ze bij het scherm van Zivris aankwamen. Er stond daar een meisje wat zich telkens heel snel verplaatste en vermenigvuldigde, en toen veranderde ze in een zwarte hond. Er was een hele hoge schreeuw, en toen gekraak als van glas, en toen was er een glas explosie. Toen ging het ruimteschip in snelle vaart door het scherm van Zivris. Tegelijk toen ze er doorheen waren gekomen sloot het glas zich weer. Nu moesten ze heel snel uit het ruimteschip, want dat zou exploderen vanwege oververhitting. Ze moesten rennen voor hen leven. Er was een bos dichtbij waar ze inrenden, in een vallei, en niet lang daarna hoorden ze een enorme explosie en was er achter hen allemaal vuur wat als een razende om 72

zich heen begon te grijpen. Er waren veel meer zwarte honden die hier renden. Ook bomen om hen heen begonnen te branden. Ze bleven doorrennen, achter de honden aan, en moesten toen door een ondiepe, kleine rivier. Pas toen begon alles rustiger te worden, alsof ze pas toen de nieuwe wereld inkwamen. Ze keken naar de zwarte honden, maar het waren geen honden meer, maar vrouwen. In de verte, achter het bos in de vallei, zagen ze een heleboel fabrieken staan. De jongen vroeg waar de fabrieken voor waren. 'Het zijn de fabrieken van creative energy life,' zei één van de vrouwen. 'Wat moet ik me daarbij voorstellen ?' vroeg de jongen. 'Dat zul je wel zien,' zei de vrouw. Het was een kleine groep vrouwen, en er bleven er steeds minder over. Ze moesten door het bos naar de fabrieken toe. Het leek wel alsof ze nooit 73

aankwamen. 'Het is te ver weg,' zei de vrouw. 'Dan ga je het vanzelf bedenken, als een simulator. Het is je eigen creatieve energie. Zelfs ik ben te ver weg, en daarom ben ik niets dan een schepping van je eigen innerlijke creatieve energie.' 'Vreemd,' zei de jongen. 'Ik heb helemaal niet het idee dat ik je heb geschapen.' 'Het gaat vrij automatisch,' zei de vrouw. 'Het is panoeken energie. Dan maak je simulators van personen die onbereikbaar zijn, die heel ver weg staan, dus eigenlijk weet je niet of ze wel bestaan, maar dat doet je creatieve energie.' De jongen zuchtte. 'Ik kan er maar niet bij,' zei hij. 'En ik moet ook weer oppassen met panoeken.' 'Precies,' zei de vrouw. 'Daarom veranderen wij soms in zwarte honden, en daarom vagen wij soms weg, opdat je contact kunt maken met de panoken, de 74

gebruiks-voorwerpen.' 'En dan de piloken, de principes, en dan de creatieve energie ?' vroeg de jongen. 'Juist,' zei de vrouw. 'Zo heeft de mens verschillende beschermlagen.' 'Als een soort filters ?' vroeg de jongen. 'Juist,' zei de vrouw. 'Dus eigenlijk komen we nooit aan bij die fabrieken, maar moeten we onze innerlijke fabrieken ontdekken ? Onze innerlijke creatieve energie ?' vroeg de jongen. Maar hij zag de vrouw nergens meer. Het leek wel alsof er storing in zijn hersenen was, alsof alles haperde. Het leek wel alsof zijn hersenen ook allemaal technische apparatuur was. Ook zag hij de man niet meer. Het was misschien ook wel goed dat niets echt bereikbaar was, want hij zou er verkeerd mee om kunnen gaan. Hij moest eerst komen tot de bronnen van creatieve energie. Hij zag wel een grote 75

rivier liggen tussen hem en de fabrieken. 'Die fabrieken zitten natuurlijk vol met panoken, gebruiks-voorwerpen,' zei de jongen. Bij de rivier aangekomen liet hij zich erin zakken. Er stond hier een sterke stroming, en al snel werd hij meegesleurd. 'Dit is alles wat ik wil,' zei de jongen. Alles begon steeds trager te gaan in zijn hoofd. De stemmen van zijn gedachten werden ook steeds lager. Hij snapte even niet waarom hij de rivier in was gegaan. De rivier was woest en slingerde hem mee. Maar in zijn ogen was het creatieve energie. Ineens viel hij een heel eind naar beneden en klapte op een rots. Hij schreeuwde het uit van de pijn en bleef toen stil liggen. Hij was over de waterval heengegleden. Het was een wonder dat hij nog leefde, of was hij al dood, of misschien allang dood ? Een donkere vrouw met een speer en een heel dun wit 76

voorhangseltje wat over haar kruis ging stond voor hem. Toen trok ze hem het water uit terwijl hij kreunde van de pijn. Ze trok hem naar haar stam. 'Op zoek naar creative energy life ?' vroeg ze even later toen ze in het kamp waren aangekomen. Vele donkere vrouwen gingen om hem heen staan. 'Ja,' zei hij. 'Ik dacht dat dit het was, maar het voelt alsof alles in me gebroken is.' 'Het is een spel,' zei de vrouw. 'Nee,' kreunde hij, 'geen spel. Ik weet niet of ik daar klaar voor ben.' 'Je hele leven was een spel,' zei de vrouw. 'En wie ben je ?' vroeg de jongen. 'Sobibor,' zei de vrouw. 'Het is me opgevallen hoeveel vrouwen op deze planeet Sobibor heten,' zei de jongen. 'Heel veel,' zei de vrouw. 'Het is een gebruikelijke naam.' 'Maar vertel me over het spel,' zei de jongen. 'Je moet de technologie leren,' zei de 77

vrouw, 'spelenderwijs.' 'De technologie van creative energy life ?' vroeg de jongen. 'Ja,' zei de vrouw, 'het is de natuur techniek.' 'Ik ben geen goede leerling,' zei de jongen. 'Ik leer traag, en als ik iets leer, dan breng ik mezelf ermee in de problemen, altijd maar weer, of ik ben gewoon een enorme pechvogel.' 'Een geluksvogel zul je bedoelen,' zei de vrouw. 'Want het heeft je wel hier gebracht. Je zou hier op geen enkele andere manier gekomen zijn.' 'Dat is een geluk bij een ongeluk dan,' zei de jongen. 'Er is een bosbrand hier,' zei de vrouw. 'Alweer ?' vroeg de jongen. 'Nee, nog steeds,' zei de vrouw. 'Het is al een tijdje zo.' 'Lopen we gevaar ?' vroeg de jongen. 'Je moet naar de put van duimelingen,' zei de vrouw, 'anders verbrand je. Daar vaagt alles weg, ook het vuur.' 78

'Maar vaag ik daar dan niet weg ?' vroeg de jongen. 'Er is zoveel wat moet wegvagen,' zei de vrouw. 'Waar is het ?' vroeg de jongen. 'Ik kan je niet helpen,' zei de vrouw. Ineens vaagden alle vrouwen weg. Hij lag nog steeds op de rots en kon zich niet bewegen. 'Ik dacht dat ik in een kamp was,' zei de jongen tegen zichzelf. Tot zijn grote schrik merkte hij dat het water brandde, wat de rots omringde. Hij probeerde op te staan, maar het lukte niet. Hij wist niet meer wat boven en onder was, maar boven hem zweefde een put als een vortex. 'Ik moet daarin zien te komen,' zei de jongen. Maar de vortex zweefde telkens weg. 'Kom !' riep de jongen, 'kom terug !' De jongen dacht dat hij zwaar aan het hallucineren was. Ineens was het vuur weer teruggedrongen. Het kwam allemaal steeds meer op de achtergrond 79

te hangen. Hij had een waas in zijn hoofd, of zweefde die waas vlak boven zijn hoofd ? 'Uch,' zei de jongen. 'Misschien is het allemaal mijn eigen creatieve energie. Ik geef mezelf nergens teveel van, maar ook zeer zeker niet te weinig. Ik heb het gevoel dat het automatisch gaat. Mijn creatieve energie, mijn creatieve energie, en wat kan ik doen ?' 80

Hoofdstuk 4. Utrecht - de jongen uit de toekomst 'Ik ben op zoek naar de snelle wateren van creatieve energie, Ik stort mijzelf erin om te worden tot een zwarte hond, Aan de overkant zal ik waarlijk mens worden.' Door een snelle stroom waartegen hij zich niet kon verzetten werd hij getrokken tot de open zee. Hij explodeerde in de hitte, wat een zalig gevoel was. Hij kon boven alles uitstijgen, als een vogel. Hij zag alle schepen en eilanden. En weer explodeerde hij, en weer, een gelukszalig gevoel, als een vogel. Hij was op de luchtstromen van de creatieve energie. Dit was het leven. Het was krioelende energie. En hij bleef maar ontploffen. Het was als een verhitte zomerse dag, een hemelse dag, en het water was verrukkelijk. En op de schepen en 81

eilanden werd muziek gemaakt. Iedereen maakte gebruik van zijn creatieve energie. De laatste jager was een kunstenaar, maar wel een geoefende. Ik zag haar geschilderd in een museum. Ik kon haar bijna ruiken. Soms was zij als een zwarte hond, soms als een stam, en soms als een rivier. Zij was de creatieve energie, creative energy life. Het was een groot schilderij. Vele bezoekers keken ernaar. Ze maakten foto's of filmden het. Er stonden zelfs bewakers bij. Sommigen hadden beweerd dat de vrouw op het schilderij bewoog. En de vrouw op het schilderij was genaamd Sobibor, wat ook de naam was van het schilderij. Ik ging naar huis, kuste mijn vrouw, en zei dat ze leek op de vrouw van het schilderij genaamd Sobibor. Ik ging naar de keuken en maakte wat eten. Mijn vrouw stond voor het raam in de voorkamer. Ze keek uit 82

het raam. De tuin achter onze flatwoning was toch ook wel echt een oerwoud. We keken er graag naar. Ik ging naast haar staan. 'Wat heb je allemaal meegemaakt vandaag ?' vroeg ze. Ik vertelde haar over een jongen die ik bij het schilderij genaamd Sobibor was tegengekomen, hoe hij een heel verhaal vertelde over de planeet Sobibor waar hij was geweest, en dat hij uit de toekomst kwam, uit de jaren 10.000. Hij zou weer naar de aarde zijn gegaan en toen met een tijdmachine naar deze tijd zijn gegaan om de mensheid te waarschuwen, maar ze geloofden hem niet en lieten hem opsluiten, ook omdat hij geen identiteitsbewijs had. 'En hoe is hij weer uit de gevangenis gekomen dan ?' vroeg mijn vrouw. Ik zei dat ik niet zeker wist dat het een gevangenis was of iets anders, maar hij beweerde dat zijn tijdmachine 83

kunstmatige intelligentie bezat en hem uiteindelijk uit zijn gevangenschap wist te bevrijden, en dat hij toen naar het museum is gegaan om het schilderij genaamd Sobibor te bezichtigen, wat als bijnaam 'de laatste jager' had. De jongen drukte mij op het hart dat ik de laatste zou zijn waartegen hij zou spreken hier, dus dat ik al zijn woorden zou moeten opschrijven, en dat zou dan echt de laatste waarschuwing zijn voor de mensheid, want hij zou daarna weer met zijn tijdmachine teruggaan naar de planeet Sobibor ergens in de jaren 10.000. Het zou dus allemaal op mijn schouders rusten. Mijn vrouw begon toen te zuchten. Ze zei dat er zoveel van zulke figuren waren vandaag de dag. Ze wilde het verhaal niet eens horen. Ze werd al moe als ze er aan dacht. Later zei ze dat ik bewijsmateriaal had moeten vragen. Ik zei dat ik dat ook had. Ik liet haar een 84

kettinkje zien met een apparaatje erin. 'Hij zei dat hij met het apparaatje in het kettinkje communiceerde met de planeet Sobibor, maar dat het apparaatje het niet meer deed. Het zou eventueel in de toekomst weer kunnen werken, want hij beweerde dat het kunstmatige intelligentie bezat en zichzelf zou kunnen herstellen,' zei ik. Mijn vrouw begon toen te lachen. 'Dat geloof je toch zeker niet ? Precies dezelfde kettinkjes verkopen ze op de markt, en die apparaatjes die erin zitten zijn gewoon radiootjes. Een heleboel kinderen hebben die kettinkjes,' zei ze. 'Moet toeval zijn,' zei ik. 'Geen toeval,' lachte ze. 'Je bent erin geluisd. Heeft hij je ook nog geld gevraagd ?' 'Ja, hij heeft er wel veel geld voor gevraagd,' zei hij, 'omdat het uit het jaar 10.000 85

kwam, en het was heel duur materiaal.' 'Zie je,' lachte ze. 'Je bent gewoon opgelicht. Hij wilde gewoon zijn ketting met het kapotte radiootje aan je verpatsen zodat hij een nieuwe zou kunnen kopen, en andere dingen, want zo duur zijn ze nu ook weer niet. Zeg, hoeveel heb je er eigenlijk voor betaald ?' 'Dat durf ik eigenlijk niet te zeggen,' zei ik, helemaal schaamrood wordende. 'Je moet niet zo goedgelovig zijn,' zei ze. 'Maar ja, ik hoop dat je je les nu wel geleerd hebt.' Maar de dag erna las ik in de krant dat er iemand met een heel vreemdsoortige vliegende machine was neergestort. De machine zat vol met allerlei onbekende apparatuur. Wetenschappers verbaasten zich over de apparaatjes die ze vonden, want die waren nog niet eens uitgevonden. Ze geloofden dat de 86

machine wel uit de toekomst moest komen, en dat bleken ook de laatste woorden van de jongeman te zijn geweest die ze in het neergestorte toestel hadden gevonden. Ik vond het natuurlijk hartverscheurend om te horen dat de jongen was verongelukt, als het dezelfde was, maar ik had ook weer wat hoop dat het verhaal dus toch waar geweest zou kunnen zijn. Mijn vrouw had er natuurlijk, zoals altijd, weer een andere uitleg voor. Die was gewoon nooit om te praten. Nog steeds had ik ook altijd het kettinkje dicht bij me in de buurt, in de hoop dat het misschien eens weer zou functioneren gezien het mogelijk kunstmatige zelfherstellende intelligentie bezat. Volgens mijn vrouw begon ik obsessief gedrag te vertonen. Ik vond het nog wel meevallen. Mysterie was gewoon één van mijn hobbies. Ik besloot contact te zoeken met de 87

wetenschappers die de machine hadden onderzocht. Inmiddels merkte ik dat er een hele cultus was ontstaan rondom zowel de machine als het lichaam van de jongen, want de wetenschappers hadden het lichaam onderzocht van de jongen, en het bleek een volkomen mechanisch lichaam te zijn opgebouwd uit delen die kunstmatige intelligentie hadden, wat zou kunnen betekenen dat het in de toekomst zichzelf zou kunnen herstellen. De wetenschappers hadden ook het lichaam van de jongen in bewaring gekregen, en lag daar ergens in een glazen kist. Toen ik het lichaam te zien kreeg herkende ik de jongen niet. Hij deed me niet direct denken aan de jongen die ik had gesproken. Ook liet ik het kettinkje met het apparaatje aan de wetenschappers zien, en zij zeiden dat het gewoon een kapot radiootje was, maar toen ik hen het hele verhaal vertelde over wat de jongen had gezegd 88

vonden ze dat wel heel interessant. Ook zeiden ze dat het lichaam van de jongen was veranderd sinds het in de glazen kist lag, omdat het mechanisme van kunstmatige intelligentie zichzelf aan het herstellen was. Ik kreeg toen foto's te zien van hoe de jongen vlak na het neerstorten van zijn machine was, en dat leek meer op de jongen die ik had gesproken in het museum. Ik had dus een zekere hoop dat het dezelfde jongen was. Het zou de eerste persoon zijn die ooit van de dood zou zijn teruggekeerd, als het kunstmatige intelligentie mechanisme van de jongen zichzelf zou weten te herstellen. Alhoewel sommigen zouden zeggen dat het een robot was. De wetenschappers hadden gesteld dat zowel de jongen als de machine vergevorderde wapen technologie bezaten die de aarde zou kunnen behoeden tegen de ondergang. 89

Het was in die dagen dat tot mijn grote verbazing het apparaatje in mijn ketting zichzelf begon te herstellen, en het begon signalen door te geven. Het werden steeds duidelijkere boodschappen en het bleek van de planeet Sobibor te komen. Ze waarschuwden ernstig tegen het grote gevaar van de psycho-dentists, waarvan ze zeiden dat dezen op het punt stonden de aarde over te nemen. Ook de wetenschappers waren verbaasd en sommigen dachten nog steeds dat het een truuk was. Ze spoorden aan om een stralingsveld op te wekken met behulp van de jongen en zijn machine, want de psycho dentists zouden proberen de monden en de hersenen van de mensen te bestralen om die vervolgens over te nemen. De wetenschappers moesten een race tegen de klok beginnen. De jongen uit de 90

toekomst zou een militair leider kunnen wezen, maar het probleem was dat alhoewel hij al heel erg was veranderd na de crash hij nog steeds niet tot leven was gekomen. Het apparaatje in de ketting drong er op aan bepaalde stralings apparaten van de machine te gebruiken om het proces van het opwekken van het jongetje te versnellen, maar het probleem was dat ook die apparaten het niet meer deden, en zich nog steeds niet hadden hersteld. Ik vroeg hen van de planeet Sobibor die met ons communiceerden of ze geen ruimteschepen konden zenden om ons te helpen. Daar deden ze allemaal heel geheimzinnig over. Dat zou technisch niet mogelijk zijn in deze situatie. Zij communiceerden vanuit de toekomst, en zij hadden op het moment niet de middelen om ruimteschepen in de tijd te zenden en ook nog eens naar onze 91

locatie. Er bleken bij hen ook bepaalde problemen te zijn. Ondertussen klaagden sommige mensen in onze stad, in Utrecht, dat ze in het bos spookgestaltes hadden gezien in paarse gewaden met paarse kappen op, en dat die spookgestaltes hen bedreigden aangaande hun mond. Het kwam telkens weer voor. Ondertussen werkten de wetenschappers aan de tijdmachine, en aan de mechanische jongen, maar er was nog geen teken van leven. Het apparaatje in de ketting, wat toch als een soort radiootje was wat buitenaardse signalen kon opvangen, zei dat het via straling misschien de tijdmachine kon herstellen en daardoor het jongetje. Er begon inderdaad sinds die tijd vreemde dikke straling door het apparaatje te komen, waardoor je soms heel lichtelijk dubbel zag, of vibrerende gezichtsvelden. Steeds meer mensen kregen bedreigingen van de paarse 92

spookgestaltes. Soms beweerden ze zelfs dat de spookgestaltes 's nachts op hun deur klopten en bedreigingen maakten. De hersenen van de mensen werden door een onverklaarbare kracht bestraald. Sommige wetenschappers geloofden dat het van een meteoor afkwam. Ik begon het apparaatje tegen de tijdmachine aan te leggen, en het begon een vortex op te wekken. Als ik in de vortex keek, dan zag ik mijn kinderjaren. Ik zou er zo naartoe kunnen gaan. Ik zag verschillende winkeltjes waar ik ooit was geweest. Maar tot mijn schrik zag ik ook grote gebouwen van de psycho-dentists, wat bijna centrums waren. Die waren er vroeger niet. 'Ze komen,' zei ik. 'Ze lopen al met de tijd te rommelen.' Die nacht had ik vreemde dromen. De tijdmachine was in mij, en ik was half mechanisch. Ik schrok heel vroeg wakker, en moest direct naar het laboratorium. De vortex 93

was nu veel groter, en de tijdmachine begon weer te werken. Het apparaatje van de ketting zei dat ik niet de vortex in moest gaan, maar dat de energie gebruikt moest worden als een afweerschild tegen de psycho-dentists die op het punt stonden de aarde binnen te vallen. Ook moest de energie van de vortex gebruikt worden om de jongen tot leven te wekken. Ik moest hiervoor een spiegeltje gebruiken, om zo de straling die van de vortex afkwam te richten op de jongen. Door het spiegeltje werd de straling gehalveerd, zodat er niet teveel straling op de jongen zou komen te staan, zodat hij niet de tijd in zou glijden. Maar er gebeurde niets. Plotseling viel de vortex weg, en de tijdmachine stopte te werken. Het apparaatje van de ketting zei dat er een grote storing was. Er werd geklopt. Een paarse verschijning kwam zo door de deur heen zonder dat de deur was geopend. Ik greep naar mijn hoofd. Was 94

ik aan het hallucineren of was dit echt. De verschijning begon bedreigingen te maken over mijn mond. 'Het is een winkel,' sprak het apparaatje van de ketting. 'Neem gewoon een ander winkeltje. Doe geen zaken met de psycho-dentists.' Maar ik begon felle steken in mijn hoofd te krijgen. Weer greep ik naar mijn hoofd. 'Maar ik word bestraald !' riep ik. Ik moest toen weer het apparaatje tegen de tijdmachine aanleggen. De tijdmachine moest opgeladen worden. Er bleek een soort lek te zijn waardoor het telkens weer snel wegstroomde. Na een tijdje ontstond er weer een kleine vortex. 'Roep nu naar de jongen,' zei het apparaatje. 'Hoe heet de jongen ?' vroeg ik. 'Roep hem gewoon,' zei het apparaatje. 'Hey !' riep ik. 'Hey, jongen !' Even leek het alsof ik zijn ogen zag opengaan, maar toen waren ze weer 95

dicht. In de stad Utrecht waren geen dokters, maar alienologen, want het gevaar van buitenaardse infiltratie was groot. Ook als er iets met de mond aan de hand was dan ging men naar de alienoloog. Hier mocht ook absoluut geen geld voor gevraagd worden anders zou het corrupt kunnen worden. Toch kregen de psycho-dentists het voor elkaar overal door het land centrums te krijgen, en ze werden dik betaald. Het utopia wat in het land in voorgaande jaren was opgebouwd brokkelde langzaamaan af. De monden en de hersenen van de mens werden bestraald. Het was niet meer zoals het geweest was. Ook het rechtssysteem kwam geheel in de handen van de psychodentists, wat voorheen nog door de alienologen ging. Het recht en het medische, ook het orale medische, begon 96

meer en meer een markt te worden en werd steeds corrupter. Het ging allemaal heel snel. Het was als een nieuwe religie, als een cultus. Het was een buitenaardse invasie, en er was een jacht op alienologen. De doodstraf werd weer ingevoerd en elke alienoloog kreeg per definitie de doodstraf. De tijdmachine en de mechanische jongen werden in beslag genomen, en op 't nippertje hadden we een ontsnappingsroute om te kunnen onderduiken, omdat wij ook betrokken waren. De mechanische jongen en zijn tijdmachine waren nu slechts een fabel. Alleen het kettinkje met het apparaatje had ik nog. Op het onderduik adres kwam ik met mijn vrouw en wat wetenschappers. Alle hoop was nu gericht op het kettinkje, maar ook hadden we de hoop dat uiteindelijk de mechanische jongen en zijn tijdmachine 97

zouden ontwaken. Eigenlijk waren al onze plannen in diggelen geslagen. We konden niet tegen de straling van de psycho-dentists op. Ik wist nu dat de jongen die ik in het museum was tegengekomen de waarheid had gesproken. Ik was in een vreemde trance. Op de een of andere manier kon het apparaatje zelf een kleine vortex opwekken, alhoewel het heel klein was, en het ons niet de tijd in kon trekken. Ook de wetenschappers keken er verwonderd naar. We wisten niet hoeveel tijd we nog hadden. De psycho-dentists namen alles over en zouden ons vast en zeker vinden na niet al te lange tijd. Het was een race tegen de klok. Overal in Utrecht werden er huiszoekingen gedaan om ondergedoken alienologen en hun wetenschappelijke medewerkers te vinden en te arresteren. We zaten in een geheime kelder onder het huis. Er was een mogelijkheid om 98

nog dieper te gaan, en dat deden we ook. We moesten langs een put naar beneden. Het apparaatje zei dat onder de grond er nog meer kleine vortexen waren, en dat het apparaatje ze zou kunnen gebruiken om zijn eigen systeem ermee op te laden, zodat de vortex van het apparaatje nog sterker zou worden. Maar onder de grond waren de paarse spookverschijningen ook al. We zaten geheel ingesloten. We besloten weer naar boven te gaan, maar de verschijningen hadden ons al gezien, en deden een aanval van zware straling. Ik greep naar mijn hoofd, en ik zag mijn vrouw en verschillende andere wetenschappers flauwvallen. Ik had zware steken in mijn hoofd. Ik hield het kettinkje in de lucht toen een paarse verschijning dichterbij kwam. Ik richtte de straling van het apparaatje op de paarse verschijning, maar het signaal was veel te zwak. Ik kon niets beginnen. 99

Alles werd zacht in mijn hoofd. Toen viel ik ook flauw. Ik werd wakker in een ondergrondse fabriek ergens. Dit moest er al heel lang hebben gestaan. De psycho-dentists liepen hier rond in witte pakken, en anderen hadden andere soort werkkleding, meer technische werkkleding, alsof het monteuren waren of bouwvakkers. Sommigen hadden helmen op. 'Mondenrekken,' zei één van de psycho-dentisten in het wit. Iemand schoof een lade open, en nam een soort beugeltje eruit. Het had allerlei stralingssensoren. Er zaten lampjes ingebouwd. 'We gaan zijn hele zenuwstelsel overnemen,' werd er gezegd. 'Het zal in de botten boren, en zijn weg vinden, en dan vanzelf apparaatjes implanteren. Zo kunnen we hem monitoren, elke stap die hij zet.' Ik kon niet spreken. Mijn mond leek als verlamd. Alsof ze een verdovingsstof in me hadden gespoten. Ik kon alleen lichtelijk 'aaaah aaaah aaah' 100

zeggen. 'Utrechtse donder,' werd er gezegd. Ik kreeg toen een klap op mijn hoofd met een hard voorwerp van metaal. Het was een soort gereedschap, een moersleutel. Ik had stekende hoofdpijn. Het bloed gleed langs mijn gezicht. Ik zag de andere niet, alleen maar psycho-dentists en hun werkers. Ik vroeg me af of sommigen mijnwerkers waren. Ik voelde de hoop door mijn schoenen wegsijpelen, de grond in. het was een stenen vloer, beton, met barsten erin, grote scheuren hier en daar. Toch borrelde er iets van binnen, als een soort vortex, en het bracht mij in een vreemde trance. 'De mondenrekken,' werd er weer gezegd, en ze hielden het beugeltje vlakbij mijn mond. Ik kon de lampjes zien, en de kleine boortjes, en naaltjes. Ik begon over te geven. Ik had er een heftige reactie tegen. 'Installeer het !' leek een vrouwenstem te roepen. Ik 101

begon wild te schudden, maar ik zat vast. Het was alsof ik in een soort dwangbuis zat, maar op een bepaalde manier had ik weinig contact met mijn eigen lichaam. 'Utrechtse donder,' werd er weer gezegd. Ik werd aan mijn haren getrokken. 'Gotverredomme,' werd er geroepen. 'Stop het erin.' 'Ik kan het niet,' zei een benepen stemmetje. 'De straling van zijn mond blijft het afketsen, als een antimagnetisch veld. Het past niet.' 'Probeer andere soorten dan, man, godverrejanjezus !' werd er toen geroepen. Ik probeerde op te kijken, maar het lukte me niet. Ik voelde nog steeds de vortex in mijn binnenste branden. Ik zag een heel klein bibberend vrouwtje toen met een ander beugeltje komen. Het was heel dof, ook met naaldjes en boortjes, als een bitje, maar zonder lampjes. Ze bracht het dichtbij mijn 102

mond, maar toen trok ze het snel weg en begon te gillen. 'Het brandt !' gilde ze. Ik zag haar ineenkrimpen en haar trillende pols vastpakken. Weer werden er allerlei lades opengetrokken. Ik hoorde van alles ritselen en rammelen. 'Doe iets,' brulde een man bulderend. 'Zoek iets wat wel past.' Weer kreeg ik een klap op mijn hoofd met de moersleutel. Ik begon nog heviger te bloeden. 'Hij is immuun,' werd er gezegd. Ik had stekende koppijn. 'Utrechtse donder,' werd er weer gezegd. Toen lieten ze met rust. Ik was in een witgrijze dwangbuis aan een stoel gebonden. 'Kankerjezus !' hoorde ik iemand woedend roepen. Ik hoorde glas kapotgeslagen worden en iemand hysterisch schreeuwen. 'Sobibor !' klaagde iemand toen. 103

Hoofdstuk 5. De mannen vermelking Er stond een jongen voor mij. Het was de jongen uit de toekomst. 'Mijn naam is Utrecht,' zei de jongen. 'Wij kennen elkaar. En toen je 'hey, jongen,' zei bereikte het signaal me nog niet. Het moest door een heleboel schilden heen.' Hij begon me los te maken. 'Kom mee,' zei hij toen. Hij leidde me uit het kamertje waar ik was, de gang op. We kwamen toen ergens bij een lift terecht, waar we ingingen. Hij toetste een paar knopjes in en toen gingen we naar boven. We kwamen terecht in bosgebied. Hier stond zijn tijdmachine ergens. De tijdmachine deed het weer volop. Er kwam zachte straling vanaf. We stapten in, en hij ging achter de stuurknuppel zitten en we vlogen weg. We werden direct aangevallen door ruimteschepen van de psycho-dentists, 104

gele lazer stralen, maar we kwamen er doorheen. Ook de tijdmachine kon stralings-aanvallen doen, en we zagen vele ruimteschepen geraakt worden en neerstorten. We moesten door allerlei gevaarlijke stralingsvelden heen, maar uiteindelijk kwamen we er goed doorheen. Toen moesten we door een heleboel tijdsbarrieres heen om door de tijd heen tot de toekomst te komen, en dan naar de planeet Sobibor. Ik zei tegen de jongen dat mijn vrouw nog in gevangenschap was waarschijnlijk, en de wetenschappers, maar de jongen zei dat dat ook geregeld was of zou worden. Het rook alsof we een groot watergebied inkwamen. Maar er was hier alleen ruimte. Pas veel later kwamen we aan bij de planeet Sobibor, en daar was inderdaad water. Ergens bij zee landde hij het toestel. We kwamen op het strand terecht, en er was aan de rand van het strand een groot strand gebouw. Daar 105

liepen we naartoe. Tot mijn grote verbazing en verrassing was mijn vrouw daar ook, en de wetenschappers. Ik viel haar in haar armen, en ook omhelsde ik de wetenschappers. Ik vroeg hoe het nu verder moest met de stad Utrecht waar we vandaan kwamen, maar de jongen zei dat dat ook geregeld zou worden. Er was ook een andere jongen bij : Janno, die heel veel op de jongen genaamd Utrecht leek, en even dacht ik dat hij het was die ik in het museum was tegengekomen. Janno had de anderen hier naartoe gebracht. 'Zijn we veilig ?' vroeg ik aan de jongens. 'Nee,' zei Utrecht. 'We weten niet hoeveel tijd we hebben. We zijn mechanisch opgeladen, en het kan elk moment weer afgelopen zijn, want we hebben beiden lekken, en onze apparatuur werkt nog niet optimaal. Dit is alles wat we hebben.' 106

'Wat gebeurt er met ons dan ?' vroeg ik. 'Sobibor is niet verder dan je hart,' zei Utrecht. Er was ook een lift in het strand gebouw. We gingen de lift in en we gingen zo naar beneden. 'De bronnen van creatieve energie,' zei Utrecht, 'creative energy life.' Na een tijdje ging de liftdeur open. Er was hier een prachtige natuur. Het leek wel een wereld achter glas, als kassen. 'Het is tegen de straling van de psychodentists,' zei Utrecht. Ik keek mijn ogen uit. Er waren overal vlinders en andere vliegende insecten, zoals libelles. Het gezoem van deze beesten was erg aangenaam en kalmerend. Door de kassen zouden we komen tot de vrije natuur, nog dieper onder de grond. Dat was een gebied geheel omgeven door het kassengebied, om te beschermen tegen de straling van de psycho-dentists. 107

Helemaal in de kern van het gebied zou de rode zee zijn, de zee van tijd. Als tijd is te overbruggen, dan is ook ruimte te overbruggen, en ook snelheid, en dat is een creatieve energie. Het was de tijdmachine van de natuur, op de planeet Sobibor, maar Utrecht zei dat het in de kern van het hart lag. Ik ging in mijn herinneringen terug. Ik was vlak na de beëindiging van de grote oorlog geboren, in 1971. In 1970 werd het land bevrijd van de Muo, een religie die vanuit Arabië kwam overwaaien en met name in Duitsland groot werd. Alles draaide om de navolging van een arts van Arabisch-Duitse komaf genaamd Jasser Menghelm, de fuhrer van deze religie die gevreesd en aanbeden werd. Hij was geobsedeerd met monden, en voerde er vele experimenten mee uit in de concentratie kampen die hij opstelde. Hier dumpte hij alle alienologen in. Dat was het verboden beroep. Hij viel in 108

1940 ons land binnen, en vele andere landen. Het was dus een dertigjarige oorlog. Vreemd genoeg was één van zijn concentratie kampen ook Sobibor genoemd, en de jongen in het museum noemde ook enkele namen van personen op de planeet Sobibor wiens namen ook concentratie kampen op aarde waren in die tijd, onder het bewind van de Muo. Ik wist niet waarom ik deze gedachten had, maar ineens begon Utrecht erover. Hij zei dat de bezetting door de Muo de basis had gelegd voor de psycho dentists. Hij zei dat die basis alleen maar vernietigd kon worden als we terug in de tijd zouden gaan naar dat tijdperk op de aarde. Dat was ook de enige hoop voor zijn volledige herstel en het herstel van de stad Utrecht. Ik kende de verhalen alleen maar vanuit de geschiedenisboeken en de geschiedenislessen, maar het maakte altijd wel grote indruk op me. 109

Waarschijnlijk was de bevrijding er nooit echt geweest, zoals de jongen beweerde. Na de grote oorlog werd het dokterschap geheel afgeschaft. Alleen alienologen mochten nog in die hoedanigheid als dokter optreden, maar er waren bijna geen alienologen meer overgebleven, omdat velen van hen ten onder waren gegaan in de concentratie kampen. Utrecht zei dat er teveel alienologen verloren waren gegaan in de oorlog, en dat dat veranderd moest worden door de tijdmachine. Die concentratie kampen moesten grootscheeps aangepakt worden. Dat gedeelte in de tijd was namelijk nog steeds een tikkende tijdbom wat als een gek psycho dentists voortbracht. Het was als een op tilt geslagen monster baarmoeder. Zowel Sobibor als de aarde waren nog steeds in de greep van dit monster. Utrecht zei dat hij er met een hele grote vloot aan ruimteschepen naartoe 110

wilde, om voor eens en voor altijd met de Muo af te rekenen. De alienologen moesten bevrijd worden uit de concentratie kampen, en de concentratie kampen moesten totaal vernietigd worden. Er moest dus een hele grote vortex opgewekt worden waardoor die vloot van ruimteschepen de tijd in konden gaan, en dat kon alleen gebeuren in de zee van tijd. Utrecht zei dat alle schepen al klaar stonden inmiddels. Het zou de grootste operatie aller tijden worden. En dat werd het. Ik kan de dagen nog herinneren als de dag van gisteren, de grote invasie. En ze noemden het d-day. Zoveel ruimteschepen werden door de zee van tijd gezonden tot het tijdperk 1940-1970, tot de aarde. Het was de grootste invasie aller tijden. De lucht was vol van grote ruimteschepen van Sobibor, en alle concentratie kampen werden bezocht, die werkelijk als 111

varkensfokkerijen waren, om de alienologen te bevrijden. Daarna werden de concentratie kampen vernietigd. Vele aardlingen werden meegenomen tot de planeet Sobibor, tot de zee van tijd. Maar we waren ons niet bewust van een nieuw probleem wat daardoor ontstond. Er was een tijdplug ergens uitgehaald, en door het gat stroomde een geheel nieuwe projectie, iets wat lang opgesloten had gezeten. Het was als een roofdier die uit de kooi werd losgelaten. Het was alsof er een prisma ergens uit was gehaald, zodat het licht niet meer omgebogen werd. We stonden nu regelrecht oog in oog met de machten van de natuur, niet meer van de verstedelijkte mens. Het was het tijdperk van de natuurrampen. Het was alsof nu de balans geheel verstoord was, zowel op aarde als op de planeet Sobibor. De mens was nu een speelbal geworden van groot natuurgeweld. 112

Er waren ook veel onverklaarbare buitenaaardse natuurverschijnselen. Utrecht zei dat er een tijdsvacuum was ontstaan waarin alles gezogen werd, en waar de tijd stil bleef staan van 1940 tot 1945, wat oorspronkelijk de invasies door de Muo waren, maar wat nu was overgenomen door de natuur. De Muo was geheel verbrijzeld. Uit een groot gat waren grote buitenaardse vrouwen gekomen, veel groter dan mannen. De vrouwelijke leiders van deze vrouwen, die allemaal donker waren, waren genoemd naar de jaren van het tijdsvacuum, dus 1940, 1941, 1942, 1943, 1944 en 1945. Alle mannen werden door hen gearresteerd en in concentratie gezet, want mannen waren de oorzaak geweest dat deze vrouwen zolang opgesloten waren geweest buiten tijd en ruimte. In hun filosofieën waren mannen levensgevaarlijk, en moesten vastgezet worden. De vrouwen hadden 113

hele grote borsten die een vreemde soort melk hadden, en door bepaalde buizen en leidingen in de concentratie kampen moesten de mannen gevoed worden, maar alleen op gezette tijden, want verder werden de mannen uitgehongerd, omdat ze veel teveel kracht en macht hadden gehad. Ze waren vet geworden op hun droesem. In het tijdsvacuum van 1940-1945 viel alles met elkaar samen. Overal waren er concentratie kampen aangelegd door de feministen, soms feminazi's genoemd, de radicalen, behalve in Utrecht, waar ik woonde in een buitenwijk. Hier was ik ook opgegroeid. Ik fietste naar de straat achter mijn straat, wat altijd een straat met probleemjongeren was, maar die hele straat was gesloopt en er lag allemaal zand. Ik vroeg me af of er een concentratie kamp zou komen. Maar er werd gezegd dat er een groot grasveld zou komen en dat er nieuwe huizen 114

gebouwd zouden worden. Het veld zou tussen de looppaadjes achter de achtertuinen komen te liggen, waar kinderen zouden kunnen spelen. Ik vroeg me af waarom Utrecht niet gevallen was. In mijn gedachten hield ik de jongen genaamd Utrecht, die uit de toekomst kwam, vast. Ik had mijn hoofd tegen zijn borst aangelegd, maar plotseling merkte ik dat hij slechts een standbeeld was. Het was als een droom. Ik herinnerde zijn woorden : 'We weten niet hoeveel tijd we hebben. We zijn mechanisch opgeladen, en het kan elk moment weer afgelopen zijn, want we hebben beiden lekken, en onze apparatuur werkt nog niet optimaal. Dit is alles wat we hebben.' De jaren 1940-1945 waren vrouwen die op beesten reden. Ik had niet meer het gevoel dat ik in één realiteit leefde. Hier liep alles in elkaar over. De stad Utrecht was als een grote bibliotheek met boeken. Tevens was dit 115

onze beveiliging. Er was iets met mijn hersenen gedaan, alsof ik aan de drugs was, of was het de melk ? Was ik vermelkt ? Er werden overal feministische blaadjes verspreid over de heropvoeding van de man. Ook de bibliotheek stond vol met feministische boeken. Het was als een religie. Sommige feministische groeperingen gingen van huis tot huis, om te evangeliseren. Ze brachten het evangelie van de natuur, van de buitenaardse natuur, en van de melk. Ik voelde me vreemd. Het was alsof de leidingen van melk gewoon door de lucht hingen, en door onze hoofden, en het was om onze nekken als ketenen. En de melk was van een zware buitenaardse electriciteit, als de bliksem die insloeg. En de zes jaren waren school programma's, zes school programma's. Einde 116

_________________________________ RNL-POCKETS REEDS EERDER VERSCHENEN : _________________________________ 1 HET OORLOGS-SPEL 2 DE TUIN VAN MEVROUW VAN DALEN 3 PLANTEN VAN VLEES 4 ZIJN HUIS STOND IN DE WEG 5 HET SURINAAMSE DAGBOEK 6 DE EVOLUTIE VAN DE HEMEL 7 FABRIEKEN AAN ZEE 8 DE INDIAANSE AVONDEN 9 DE BRUG VAN HEIMDAL 10 HET METALEN EI 11 DE POPPENMAKER VAN HIROSHIMA 117

1 Online Touch

Index

  1. 1
  2. 2
  3. 3
  4. 4
  5. 5
  6. 6
  7. 7
  8. 8
  9. 9
  10. 10
  11. 11
  12. 12
  13. 13
  14. 14
  15. 15
  16. 16
  17. 17
  18. 18
  19. 19
  20. 20
  21. 21
  22. 22
  23. 23
  24. 24
  25. 25
  26. 26
  27. 27
  28. 28
  29. 29
  30. 30
  31. 31
  32. 32
  33. 33
  34. 34
  35. 35
  36. 36
  37. 37
  38. 38
  39. 39
  40. 40
  41. 41
  42. 42
  43. 43
  44. 44
  45. 45
  46. 46
  47. 47
  48. 48
  49. 49
  50. 50
  51. 51
  52. 52
  53. 53
  54. 54
  55. 55
  56. 56
  57. 57
  58. 58
  59. 59
  60. 60
  61. 61
  62. 62
  63. 63
  64. 64
  65. 65
  66. 66
  67. 67
  68. 68
  69. 69
  70. 70
  71. 71
  72. 72
  73. 73
  74. 74
  75. 75
  76. 76
  77. 77
  78. 78
  79. 79
  80. 80
  81. 81
  82. 82
  83. 83
  84. 84
  85. 85
  86. 86
  87. 87
  88. 88
  89. 89
  90. 90
  91. 91
  92. 92
  93. 93
  94. 94
  95. 95
  96. 96
  97. 97
  98. 98
  99. 99
  100. 100
  101. 101
  102. 102
  103. 103
  104. 104
  105. 105
  106. 106
  107. 107
  108. 108
  109. 109
  110. 110
  111. 111
  112. 112
  113. 113
  114. 114
  115. 115
  116. 116
Home


You need flash player to view this online publication