49

'Laat me raden,' zei de man. 'Je bent van Auschwitz, en nu je op pad bent gestuurd heb je niemand meer ?' 'Ik moet na de opdracht bij haar terugkomen,' loog de jongen. 'Ik ken haar,' zei de man, 'en we hebben een verdrag, en het lijkt me sterk wat je zegt. Auschwitz verstoot maar al te snel, maar je mag er wel door.' 'Wat moeten al die honden hier ?' vroeg de jongen. 'Zij voeden zich met het vlees wat Auschwitz voor hen over laat,' zei de man. 'En jij bent hun baas ?' vroeg de jongen. 'Welnee,' lachte de man. 'Ik ben zelf ook een verstotene.' 'Je bent verstoten door Auschwitz ?' vroeg de jongen. 'Nee, door de hondenfokkers,' zei de man. 'Ik leef nu onder de grond, veel veiliger. Ik heb wat honden kunnen meenemen. Ik zie ze niet als mijn onderdanen, maar mijn lotgenoten. Het 49

50 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication