120

ik op een golf, en ik werd richting het eiland gesleurd. Ik voelde mij heel duizelig. Op het strand van het eiland stond zij die verdronken was. Mijn bed belandde aan haar voeten. Ik keek naar haar op. Ze had bloemen in haar haar, en een zachtpaarse, bijna doorzichtige jurk had ze aan. "Zo," sprak ze. "Wat is er gebeurd ?" vroeg ik. "De overstroming van de bloemenzee," sprak ze. Ik wist niet of ik wakker was of in slaap, maar alles rook naar bloemen. "Mooi schoon," sprak ze, "de lucht en je verstand." "Wat bedoelt u ?" vroeg ik. Even was het stil. Ook leek het toen alsof het eiland werd overstroomt en we verdwenen bijna in de golven. Ze riep naar me, maar haar stem begon steeds vager te worden. Een wilde golf sleurde mij mee, en na een tijdje werd ik op vast land geslingerd. Ik lag daar op een wit strand. Een indiaanse vrouw kwam naar me toe. Ze had een rieten rokje aan. Ik herkende haar. "Waren haar deuren de poorten van de hel ?" vroeg ze. "En waren haar boeken de koninginnen van de hel om je te kwellen ?" vroeg ze. "Was je maar bij moeder thuisgebleven, hè." 120

121 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication