40

Ik zweeg. Ineens durfde ik niet meer verder te vragen. Ik had het gevoel dat ik het zelf zou moeten uitvinden. Het leek wel alsof ik tegen ijzeren grenzen aanbotste. Hier ergens stopte de praterigheid van Helga. Hier was de koek ergens op, alhoewel ze al veel minder praterig was dan in het begin. Ik zag Helga stiller en stiller worden. Misschien was ze wel moe. Wel was ze nog steeds erg vriendelijk. Ze bedoelde het niet verkeerd. Misschien was ze wel bang om over bepaalde dingen te praten, of mocht ze er echt niet over praten. Na een tijdje toen ze terugkwam uit de keuken met wat koffie sprak ze glimlachend : "Je zal er vanzelf wel achter komen." "Ik hoop het," sprak ik. Ik ging die avond vroeg naar bed, omdat ik zo moe was, en ik kon alleen maar huilen. Ik huilde mezelf in slaap. Die nacht bevond ik me op de zware golven van een paarse zee. Het leek religieus, maar het was dichterlijk. Op de golven kwam een vrouw naar me toe in lichte kleding. De kleding was licht, dun en zacht, als een fijne vloeistof die van haar afdroop. Het gaf schemerig, flonkerend licht. Ik keek op naar 40

41 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication