64

geworden, en moe van alles. "Wat een grap," zei ik weer. De kapitein glimlachte. Plotseling zei ik : "Hoe is het nu om kapitein te zijn op zo'n schip ?" De kapitein bleef zwijgen. Na een tijdje zei hij : "Ja, dat weet ik niet." Ik knikte maar. "En wat nu ?" vroeg ik een tijdje later. Maar er kwam niets uit de kapitein. Hij had zijn ogen gesloten en zijn hoofd hing voorover. Hij was zeker moe. Misschien sliep hij wel. Ik durfde verder niet op te staan om de kamer uit te lopen. Als ik daar aan dacht dan gierde de angst door me heen, dus ik bleef maar gewoon kijken naar de slapende kapitein. Dat maakte mij wel rustig, en gaf mij een veilig gevoel. Deze man had mijn leven gered. Het was een held. Ook ik begon steeds meer moe te worden. Ik had echt behoefte aan slaap, en langzaam begon ook ik in slaap te vallen op mijn stoel. Ik kon helemaal in deze stoel wegzakken, alsof ik er in verdronk. Ik werd wakker gemaakt door de hand van het boertje op mijn schouder. Ook Helga stond voor mij. "Kom mee," sprak het boertje. "We moeten hier weg." 64

65 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication