70

Er waren een paar lichtpaarse treden onder de troon. "Kom nog dichterbij," sprak ze. Ik ging op de eerste trede staan. "Goedzo," sprak ze. "Mijnheer Windesheim," sprak ze. "Ik ken uw pijn. Het is mijn pijn. En omdat u meer informatie over mij zocht, heeft u mij gevonden. Zoals u weet ben ik een dichteres en een kunstenares, en bent u de verloren dichter. Daarom heb ik tien meestergrappen tot u gezonden, om u te testen, te begeleiden en te beschermen." "Volgens mij heb ik er nu vijf gehad, tenzij dit de zesde is," sprak ik. "Leer te tellen, mijnheer Windesheim," sprak ze, terwijl ze haar tong iets uitstak. "Het narretje in het bos is de eerste, de indiaanse vrouw aan het strand de tweede, de man in de piano kamer de derde, de kapitein van het schip de vierde, het eindeloze en altijd-veranderende boek de vijfde, de nar in het paleis de zesde, het boertje de zevende, Helga de achtste, de secretaresse van het toneel de negende, en ikzelf ben de tiende." Ik keek haar verbaasd aan. "Dus ik ben al door de grappen heengekomen ?" vroeg ik. Ze knikte. 70

71 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication