98

die alles verduisterde, dus ik wist niet of het een man of een vrouw was. De persoon had nog niet gesproken. Altijd was deze persoon zwijgzaam aanwezig om op ons toe te zien. Toen ik op een dag toenadering zocht zweeg de persoon. Ik kwam er niet doorheen. Het boertje zei dat ik het de tijd moest gunnen. Ik begon er steeds meer aan gewend te raken dat deze persoon er altijd was. Het gaf ook wel een gevoel van grote veiligheid. In mijn ogen was het een soort nachtwacht, maar dan één die niet sprak. Ook 's nachts was deze persoon vaak op. Wel begon ik de persoon na een tijdje minder te zien. Het boertje sprak dat de oorlog ten einde was gekomen. 98

99 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication