156

oerwoud, toen het witte haar kinderen en haar scho stal. En zij beval haar jager het sneeuwwitte om te brengen, want het witte moest sterven, zeven maal hing haar vrucht van het gouden amalgaam. En het sneeuwwitte was jong, oningewijd, omgeven door doornen. En zij lokte haar tot de deur van de dood oerwoud. En het sneeuwwitte gewaad werd afgeda een zwarte vrouw rees op. Zij was de koningin van de wolven, de koningin va zwarte draken. Vele andere kinderen waren tot de d doods gekomen, en haar moddermannen namen he brachten hen tot haar. Wilde bloemen hebben hen t ingewijd, en ze raakten verstrikt in haar webben. Zij had ons geschapen in de dooier, omringd door h witte, in een ei. Zij hing dit ei hoog. Het was een e omringd door vlees. Wij groeiden op en aten van h en kwamen tot het huisje van snoep in de wildernis Binnenin waren paaseieren versierd. Ze had een pa in het woud. Haar paaswachters liepen op haar druipmuren. Zij wilde de lichtjes van het pinkstere doven. In de poppenstadjes werden keurige pinksterfeestjes gehouden, vol van smetvrees. En z onuitgenodigd. Daarom bracht zij haar stortvloed, 79

157 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication