hen het ei van pasen zien, hun verboden vrucht. En kindertjes begonnen ervan te eten, en werden uit de gezet. Zij had haar eigen stadje aan de rand van haar rivie in de wildernis, een schilderachtig stadje, en zij gin van vrucht tot vrucht, van ei tot ei. Haar eenhoorns in pas, een drachtige optocht door de stad. En de st op heuveltjes in de wildernis, en de eenhoorns ging de bruggen tussen die heuveltjes, langs de paars-ro sluiers. ‘Kun je van haar houden ?’ vroeg ik. We zaten geh het bed. Ik hield haar billen vast die heet aanvoelde Vanuit de raampjes konden we de bomen zien met blauwpaarse vruchtjes en hun donkergroene blaadj duwde mij neer, en ging op me liggen. ‘Natuurlijk, ‘Ze is mijn moeder.’ Ik kuste haar, en ze was geluk waren naakt, maar we schaamden ons niet voor elk want we waren in haar hof. Van gouden amalgaam wij gemaakt. In een kooi vonden we doorgang. He niet onze dood, maar een transformatie. We waren vlindertjes in haar bos. Wij kwamen voort vanuit h der goden, het gouden amalgaam, wat als een vruc ons hing, als een ei, en waartegen gewaarschuwd w 80
159 Online Touch Home