180

paradijs gleed ik terug naar de eerste aarde. En toen de eerste aarde niet meer. En toen weer wel, en de aarde begon te veranderen, en de man had een jas a zebra-huid. ‘Ik ben de nacht,’ zei de man. We klom kerk binnen, en die begon te druipen. Het was pudd Wodan en Thor kwamen langs op hun paarden. He van ons, zeiden ze. En ze wezen naar Wassan en R droeg een masker, en de man was als een zeedraak wiens rug ik zat, en we zakten in de zee, en kwame lucht terecht. Zo ging dat op en neer. Hij strekte zic langs de kerkmuur. Hij strekte zich uit tot aan de rozenhaag waar alles begon te golven. 91

181 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication