236

fluit te spelen. Ik haaste me er naartoe. Al snel wer overvallen door struiken met scherpe doornen .... bessenstruiken. Daarachter waren de bessenbomen daar weelderig groeiden. Ik probeerde te ontsnappe kwam niet meer los. Ik werd in het meer getrokken bomen groeiden door tot in de dieptes van het mee meer was langwerpig als een rivier. Ik kon de over zien. De dwerg speelde rustig door, en betoverde m was nu een gevangene van het labyrint. Ik dwaalde over het zand, en zag een stad in de verte. Toen vie in slaap door de zachte winden van het labyrint. 'Mara, Mara,' zong de geest van het meer, de veerm beter gezegd de veerjongen. Ik zat in zijn boot en m lange staf in het water kon hij de boot voortduwen. schreeuw heeft je gevonden,' zei de veerjongen. 'Ik brengen naar de overkant van het meer, naar het pa de heerser en de prins.' Maar ik zakte weer weg. Ik door de wind opgenomen, en vloog richting het wa geestachtige paleis in de verte, als een paleis van m vage mist, weerspiegelingen. 'Ja, ja,' hoorde ik de g roepen. 'Ja, ja, ja,' alsof hij iets probeerde af te zegg dan ben ik klaar.' Ik zakte weg, als in een rozentuin Vreemde bessenbomen, weelderige bessenbomen e 119

237 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication