hoofdstuk 25 zondag 45 en het kennen van de kerkgeschiedenis β de leeuwen van reformatie en regressie βAls je de oude schrijvers niet kent, fladder je maar een beetje.β G.H. Kersten (1882-1948) Laat je eerste vraag niet zijn hoe je gelukkig kunt worden, maar hoe je het goede kunt doen, kunt volgen en kunt zijn, en dan gaat het niet zomaar om het goede, maar om het beste. Het gaat erom hoe je iets kunt betekenen. Bovenal moet je van de zonde loskomen en de zonde overwinnen, want de zonde vernietigd alles. We leven in het tijdperk van de zondeval, buiten het paradijs, en de mens blijft maar vallen. Zonde wordt vandaag de dag goedgepraat en niet erg gevonden. Natuurlijk moet men wel weten wat zonde is en wat zonde niet is, waar de heidelbergse catechismus ook op wijst. Zondag 1 stelt dat we moeten weten hoe groot de zonde en de ellende is. Eerst moet je de vijand kennen voordat je de vijand kunt overwinnen. Ook moet je weten hoe je de zonde moet overwinnen, zoals zondag 1 stelt. Zondag 1 praat de zonde dus niet goed. We hebben het over de jaren 1500 als we het over de heidelbergse catechismus hebben, ten tijde van de reformatie, vlak voor de tachtigjarige oorlog, het geuzenverzet tegen de Spaanse overheersing. Zondag 33 stelt dat we de zonde meer en meer moeten haten en ontvluchten, want God, oftewel het Goede, is vertoornd over de zonde. We kunnen dus in plaats van God ook Goed zeggen, of het Beste, om misverstanden te voorkomen. In ieder geval heeft het woordje God deze definitie, en daarom mogen wij ons daarvan niet losmaken. Atheisten die goed leven, leven dus dichter bij God dan christenen die niet goed leven. God is het hart. Zondag 45-52, het laatste gedeelte van de heidelbergse catechismus, gaat over het gebed, over het onze vader, of onze moeder. Wat is het gebed eigenlijk ? Het is een beeld van contact en communicatie met de andere wereld, wat ook prediking kan zijn. Wij zijn allereerst geroepen om te prediken tot de onderwereld. Gebed is een metafoor van de verbinding tussen hoofd en hart. Zondag 45 stelt dat er vaste grond moet zijn voor gebed. Kersten wijst op psalm 3 waar de dichter moest slapen. Het gebed begint met zwijgen en luisteren en een worsteling. Het loopt van Maria naar Ruth die aan de voeten van Boaz in slaap viel. Eerst moeten de vleselijke werken gedoofd worden en uitgeschakeld.
134 Online Touch Home