153

beeld van empathie en plaatsvervangend lijden, het principe van de goede herder. Het fundament is vasten en bidden, want als men mindert dan kan men in de shamanistische putten afdalen om shamanistisch werk te doen, wat de taak is van de diakenen. Dit is het ware offer, zoals ook Calvijn stelt dat de armen het ware altaar zijn, i.p.v. de valse altaren van luxe, dure kleding en dure gebouwen. Zowel Calvijn als Luther kwamen tegen dit katholieke systeem. God wil geen uiterlijk vertoon, wil geen materiële eer ontvangen. Dat is allemaal bijgeloof. Het katholieke systeem besteedde veel geld aan het aanbidden van God. Calvijn’s principe moet toegepast worden in religie, zodat er geen overmatige ziels-belasting zal zijn. Zo zijn er ook veel armen die geen besef hebben van belastingen. Hiervoor zijn de diakenen, de curators, de bewindvoerders als fiscale adviseurs om de mens uit te leggen welke ziels-belastingen er zijn, en de mens daarin te helpen. De diaconie is dus een kerkelijk woord voor shamanisme. Calvijn noemde de diakenen de armenverzorgers en hen die verantwoordelijk waren voor het zedenbeleid, de ethiek. Ze worden in de gnosis ook wel genoemd in het verband van de geestelijke adoptie, en hebben dus een opnemende functie. Joh. Jansen stelde dat er in de jaren 1500 een groot gevaar was van lopers en indringers en dat er daarom veel gebeden en gevast diende te worden. In de bijbel staat ook dat sommige geslachten van demonen niet uitvaren dan door vasten en bidden. Hij wijst op het gevaar van vrije volkskeuze, omdat er dan geen verantwoordelijk lichaam is, en in die tijd was het volk zowel onkundig als onverschillig. Er moeten dus een heleboel hemelse voorwaarden zijn in de hemelse verkiezing. Zomaar predikers die de mens kunnen boeien is niet genoeg. De mens zou zo kunnen afdwalen door de spreekvaardigheid. Het gevaar van drogredenen was groot, en de mens kon daar juist door zijn gebrek aan kennis en empathie niet doorheen prikken. Vandaar dat het vak ethiek belangrijk is, en dat de diaconie wordt hersteld in het binnenste van de mens. Dit is een eigen verantwoordelijkheid, die men niet zomaar moet afschuiven. Een mens kan niet zomaar deel hebben aan de verkiezing, want dan zou het vlees kunnen inmengen. Joh. Jansen stelde dat daarom de Luthersen en Nederlandse remonstranten het kiesrecht toekenden aan de overheid. Weer anderen kenden het toe aan de gemeenten. Uiteindelijk stellen de grondtalen dat het om hemelse overheden gaat, om geestelijke principes. Het vlees dwaalt altijd af tot teveel verpersoonlijking, vanwege gebrek aan principes. Naast de verkiezing is er de examiniatie. Dit is de toetsing. Alles moet dus zekere examens afleggen en slagen om door te kunnen. Het is belangrijk dat dit zorgvuldig gebeurd, en dat er niets over het hoofd wordt gezien. De kerk is in hoge nood vanwege de opgehoopte eeuwen van alcohol misbruik

154 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication