Calvijn stelde dat de psalmist de vijand tegemoet kon treden door zijn goed geweten. Hij moest de vijand aanspreken, hen wijzen op hun lichtzinnige laster, hun onterechte onderdrukking van onschuldigen. Calvijn stelde zich voor dat de psalmist ook zou moeten hebben gezegd tegen de vijand : Schamen jullie je niet ? Calvijn stelde dat de psalmist in psalm 58 sprak tegen een vergadering, de raadslieden van Saul die hem vervolgden. Calvijn stelde hierbij dat ze ongetwijfeld hun tirannie onder schoonschijnende benamingen verborgen hielden. Ook vandaag is dit het geval. Men heeft de zonde en het vlees andere namen gegeven, professioneel gemaakt, alsof het de samenleving dient, en het er gewoon bijhoort, en zo kunnen ze het ongestrafd doen. Calvijn stelt dat de psalmist klaagt over hun ongebondenheid, dat ze alles zomaar in het openbaar kunnen doen. Ze hoeven het niet ondergronds te doen in stilte of in het verborgene. Daarbij stelt Calvijn dat dit ging om hen die al van de moederschoot zo waren, en niet hen die het zich later hebben aangeleerd. Het zit dus heel diep. De psalmist moest naar de wortels toe, zoals ik vannacht ook een droom had dat de zool van mijn schoen was gescheurd. Ze waren dus van jongs af aan vervuld met het kwaad, geboren samen met wreedheid. Calvijn stelt dat het geen gematigde boosheid was, maar buitensporige boosheid, waarmee de psalmist had te maken. Alle poorten van de hel waren tegen hem losgegooid, en dit zou zijn voor het algemene welzijn. Ook in het hooglied is de man de dag en de vrouw de duisternis. ‘Donker van huid ben ik, als de tenten van Kedar.’ De man moet dus ook de duisternis van de vrouw leren kennen. Dat is een Hoseaanse opdracht. Ook met haar zal hij moeten worstelen. Het is een grote vrouw, met brede borsten en heupen, want zij moet immers het kind voeden en beschermen. Zij moet de man aankunnen. We zien in het gevecht tussen Jakob en God dat zowel God als de mens wint, en dat het vlees ten onder gaat in deze strijd. Het vlees is dan een beeld van alle valse Godsbeelden en valse mensenbeelden. Ook zijn dit dus allerlei valse beelden van de strijd zelf. Wat wordt er veel over gelogen. En wat hebben ze een gruwel gemaakt van leviticus en hooglied, van offerdienst en sexualiteit. In de stad wordt dit heel verkeerd belicht. Calvijn wijst erop dat de vijand moord door zowel overmatige koudheid als overmatige hitte. Het is dus ook daadwerkelijk een strijd tegen de overmaat der dingen, wat in toom gebracht moet worden. Daartoe is psalm 58 een heenwijzer. Zij is dus a.h.w. ook een brug tussen leviticus en hooglied, een zeer schone psalm. Calvijn wijst erop dat de psalmist ten slotte stelt dat de vijand doof is, dat ze niet bezweerd kunnen worden. Hij stelt dat we hier niet te maken hebben met zomaar vijanden, maar
204 Online Touch Home