geheel met de hemel gebroken tot het punt dat hij onverbeterlijk is geworden. Hij stelt dat je de hemelse leer kunt herkennen aan de openbaring van godsvrucht, de ethiek dus. Degenen die de hemelse leer aanhangen hebben dus een veel hogere ethiek dan degenen die dit niet doen. De hemelse leer is dus geen stelsel van dogma’s die de ethiek omzeilen. Gratis genade is geen ethiek maar bedrog. Het geeft de mens een vrijkaartje om de ethiek weg te schuiven, want het wordt dan een sta-in-de-weg. Valeton wijst erop dat psalm 1 is gebaseerd op Jozua 1:8 : Dat het boek van deze lering niet van uw mond wijke, maar overdenk het dag en nacht, opdat ge waarneemt en doet naar alles wat erin geschreven staat. Want dan zult ge uw wegen voorspoedig maken, en dan zult ge verstandig handelen (Vert. Calvijn-Valeton). Valeton stelt dat het ‘dag en nacht’ wijst op ernst en liefde, want het mag niet halfslachtig zijn, soms de hemel en soms het vlees. Hij spreekt dus over een verlustiging in de hemelse leer die er dient te zijn, de begeerte tot de hemelse dingen, anders is er geen sprake van een relatie. Deze hemelse begeerte is gekoppeld aan de hemelse vrees, stelt Valeton, dus een hele andere soort begeerte dan de roekeloze begeerte van het vlees die zich om niets of niemand bekommerd dan om zichzelf en de bevrediging van het zelf. Hij wijst hierbij ook op zowel de lust hebben in de hemelse vreze als in het hemelse woord. Dit is ook wat het zoonschap inhoudt van liefde en gehoorzaamheid. Valeton stelt dat de mens zo leeft vanuit rechte beginselen en zo rechte levenskracht heeft, wat het ware leven is, en waardoor de hemelse schatten tot de mens vloeien waardoor ook tegenspoed wordt tot zegen. Valeton klaagt erover dat het bestaan van de mens hier zo weinig aan beantwoord. Valeton stelt dat de ware kennis liefdevolle zorg is. Van Potifar werd gezegd dat hij alleen het brood kende wat hij at en verder niets, maar het ware kennen is zich bekommeren om, bemoeienis hebben met, letten op. Hij stelt dat het meer een zaak is van het hart dan het verstand. Hij noemt dat het ware kennen ‘bewaren’ is, oftewel gedenken en overdenken, als de liefdevolle bemoeienis. Alle andere wegen doet de mens verdwalen, stelt Valeton. Donner stelt dat de weg van de zondaren de openbaring van de goddeloze raad is. Zondaren zijn dus ook een soort profeten die openbaringen ontvangen, maar dan van het vlees, van de zondemachten. Zij hebben hun eigen religie, en hun eigen raad. Zij volgen de wensen van het vlees. Hun vlees is god. Ze baren ook voor deze god, door baarmoeders van het vlees. Donner stelt dat de spotters degenen zijn die het gezelschap zoeken van gelijkgezinden, degenen die net zo verdorven en goddeloos zijn als zij. Spotters houden zich dus bezig met het collectief van zondaren, als het
288 Online Touch Home