31

Een grote stoet komt uit de stad. Zij gaan tot de morgen, maar de nacht kennen zij niet. (De Vur 65:32) Zij die als de gele morgen is, Zij is dan het raadsel van de oude tijden, de hoeder der tranen en de leidsvrouwe der heiligen en gezuiverden. (De Vur 86:11) Ik kom tot het morgenrood, om alles terug te draaien, Zij hebben mij teveel gestoken, Zij hebben mij teveel gebroken. Alles deed pijn, maar van het lijden zingt zij, als van zoete dromen. (De Vur 42:11) Zij die zomaar tot de morgen gaan, en dus zomaar in het ‘nu’ strijden, in het vlees, zijn dus deserteuren, die zich hebben laten bedriegen door vleselijke steekpenningen, wat hun drugs is. Zo horen zij niet dat zij geroepen worden door de hemelse moeder vanuit het verleden. In het ‘nu’ is het oordeel gekomen, en wordt de mens teruggeroepen tot de ark in het verleden al gegeven, maar de mens veracht de strijd in het verleden, want dat is immers zijn strijd niet. De mens wil het lijden van het verleden niet dragen door zijn zorgeloosheid en gebrek aan barmhartigheid. En zo blijven de wortels, en de hemelse raad verborgen. En dan zal er volgens Amos een tijd van honger zijn, waarin de mens zoekt maar niet zal vinden, omdat de mens verkeerde paden heeft gekozen, en zijn oren in de verkeerde richting heeft gestoken. Het zijn de klassieke voorbeelden van afdwaling. De afgedwaalden in de woestijn klaagden tot Mozes dat ze weer terug wilden naar de vleespotten, oorlog voeren in het vlees, en dat er zo weinig voedsel en water hier was, maar het is allereerst geen strijd tegen vlees en bloed, maar het is een strijd van territoriale demonologie. Het ‘nu’ is slechts een poppenkast, en mensen die territoriale oorlogsvoering verachten strijden dan tegen de poppen, terwijl de poppenmakers zich slap lachen, want zo krijgen ze je meer en meer in hun macht. Het is allemaal dweilen met de kraan open. De man aan het kruis kwam niet om de romeinen te verslaan, maar om aan het kruis te gaan voor de

32 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication