doe hun lendenen bestendig wankelen; 25 stort over hen uw gramschap uit, en de gloed van uw toorn achterhale hen. 26 Hun kamp worde tot woestenij, in hun tenten zij geen bewoner. 27 Want wie Gij hebt geslagen, vervolgen zij, zij doen verhalen over de smart der door U gewonden. 28 Voeg schuld bij hun schuld, zodat zij niet komen tot uw rechtvaardiging. 29 Laten zij uit het boek des levens worden uitgedelgd, met de rechtvaardigen niet worden opgeschreven. 30 Maar ik ben ellendig en in smart, uw heil, o God, bescherme mij. 33 De ootmoedigen zullen het zien, zij zullen zich verheugen; gij, die God zoekt, uw hart leve op. 34 Want de Here hoort naar de armen, en zijn gevangenen veracht Hij niet. 35 Dat hemel en aarde Hem loven, de zeeën en al wat daarin wemelt. 36 Want God zal Sion verlossen en de steden van Juda bouwen, opdat zij daar wonen en het bezitten; 37 het kroost van zijn knechten zal het beërven, en wie zijn naam liefhebben, zullen daarin wonen. De mens is niet zomaar God. Dat is iets Romeins. De mens is ook zuigeling. Als een mens waarlijk God zou zijn, dan zou hij omzien naar de armen en de dieren, omzien naar de verlorenen. De mens is ook gekruisigde. Het gaat om het ‘Ga, want Ik draag u’ principe. Meer dan wat dan ook moet de mens om een Damascus bidden, om te ontkomen aan de eisen van het moderne vlees. 9 Ik ben een vreemde geworden voor mijn broeders, een onbekende voor de zonen van mijn moeder; In deze psalm was de gekruisigde mens een vreemde geworden, en zo kan de mens tot het vreemde
88 Online Touch Home