12

op één lijn 35 3e uitgave 2009 Opbrengst Ik realiseer me dat het niet vanzelfsprekend is om binnen deze intensieve samenwerking tussen praktijk en wetenschap promotieonderzoek te kunnen doen. Het biedt mij een extra dimensie en extra kansen. Het is voor een onderzoeker belangrijk om regelmatig in de praktijk te komen. Ik merk hoe vaker ik in Eindhoven ben, des te beter ik begrijp welke problemen en gevoelens er spelen. Elkaar beter leren kennen resulteert in een betere samenwerking tussen UM en SGE. We weten dat zorgverbetering moeilijk is en tijd kost. Een van de problemen die praktijkmedewerkers vaak hebben als ze zich (moeten) inspannen voor onderzoek is dat het niet duidelijk is wat het onderzoek oplevert voor de praktijk (“waar doen we dit eigenlijk voor?”). Door samen innovaties te bedenken die echt nodig zijn en effect in de praktijk laten zien, ontstaat er een groepsgevoel bij de onderzoekers en de zorgverleners. ‘Jullie’ wordt dan ‘wij’ en ‘moeten’ wordt ‘willen’. Zo worden ‘veld’ en wetenschap niet alleen samen probleemhouder, maar hopelijk vooral samen oplossinghouder. De dagelijkse coördinatie van de samenwerking op het gebied van onderzoek is in handen van een stuurgroep samengesteld uit SGE en CAPHRI. Voor onderzoekers is het van belang dat, als zij in het kader van hun onderzoek gebruik willen maken van het SGE netwerk, zij tijdig contact opnemen met de voorzitter van de stuurgroep: M.Spigt@hag.unimaas.nl Voor u geschreven in Maastricht ‘Wetenschap in de praktijk’ DOOR JELLE STOFFERS, HUISARTS IN MEDISCH CENTRUM WEST KERKRADE EN UNIVERSITAIR HOOFDDOCENT UM Omdat ik deze keer (te) weinig tijd had voor een dekkend overzicht, ben ik voor deze uitgave van ‘Op één lijn’ selectief geweest. Van de 23 artikelen en twee hoofdstukken uit een boek die me de afgelopen acht maanden werden aangeboden, heb ik er drie gekozen om te bespreken. De rode draad in die stukken zou je kunnen omschrijven als ‘zorg door anderen’ dan de huisarts: door de patiënt zelf of door een praktijkverpleegkundige. Om te beginnen een gerandomiseerd onderzoek waaraan Job Metsemakers meewerkte, over de effectiviteit van ‘online’ behandeling van depressie met een cognitiefgedragsmatige aanpak, zonder ondersteuning door een psychotherapeutische hulpverlener. Het Trimbos-instituut ontwikkelde een dergelijk programma, ‘Kleur je leven’ (zie: www.kleurjeleven.nl). Dit internetprogramma is interactief en multimediaal, en bestaat uit acht sessies van een gemiddeld een half uur, plus een negende boostersessie (=opfrisles). Na iedere sessie krijgen de deelnemers huiswerk. Men adviseert de deelnemers per week één sessie door te nemen. Deze behandeling werd vergeleken met een behandeling door de huisarts, volgens de NHGstandaard ‘Depressie’, en met een behandeling waarbij de ‘Kleur je leven’ aanpak geïntegreerd werd in de behandeling door de huisarts. In iedere groep deden ongeveer 100 patiënten met een depressie mee, bij wie de gemiddelde ernst overeenkwam met wat we in de huisartspraktijk zien, mogelijk iets erger zelfs. Welke aanpak werkte het beste, denkt u? Welnu, alle groepen gingen aardig vooruit, 12 de ‘Kleurje leven’ groep het snelst. De combi-groep deed het vanaf maand drie het best, maar na zes maanden was er geen statistisch significant verschil tussen de groepen vast te stellen. In alle groepen lag het percentage patiënten dat vooruitging rond 50% en het percentage dat ‘klinisch relevant’ verbeterde rond 30%. Opvallend was dat deze resultaten bereikt werden ondanks een lage compliance van de patiënten aan de behandelingen. Maar een subanalyse voor de groep die zich wel aan de afspraken hield en ook de computersessies in voldoende mate afmaakte, liet ook geen verschillen zien. De resultaten waren een tegenvaller voor de auteurs, omdat een eerdere studie goede resultaten had laten zien van het ‘Kleur je leven’ programma. De auteurs werden blijkbaar zo somber van hun resultaten, dat ze de mogelijkheid openhielden dat hun bevindingen ook gezien zouden kunnen worden als een beschrijving van het natuurlijke beloop van depressie. Tja, maar om dat te concluderen had er ook een onbehandelde groep patiënten in de studie moeten worden opgenomen. [de Graaf et al]. Internet speelde ook een belangrijke rol bij een onderzoek van onze vakgroep naar ‘zelftesten’: testjes op ziekten die je kunt laten doen zonder tussenkomst van een dokter. Sommigen zien dit als een teken van patiëntenautonomie, anderen waarschuwen voor de nadelen van fout-positieve (angst) en fout-negatieve (patient delay) resultaten. Via een internetpanel dat representatief is voor de Nederlandse bevolking werd het gebruik van zelftesten onderzocht.

13 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication