op één lijn 37 2e uitgave 2010 (de rol van) de huisarts te krijgen, aangezien ik niet zelf het huisartsvak in wil. Ik was geplaatst in een academische praktijk, waar 4 parttime huisartsen en een HIDHA werkzaam zijn. Naast het feit dat we als duo geplaatst waren, was er ook sprake van een duo-opleiderschap; dat wil zeggen dat er 2 huisartsopleiders (HAO’s) waren. Ik had een vaste HAO, die voor mij het aanspreekpunt en beoordelaar was, en voor mijn mede-co was dat een van de andere huisartsen. Samen met mijn mede-co hadden we beschikking over 1 spreekkamer; de beschikbaarheid hierover hebben we verdeeld (ieder 2 dagen). Op deze dagen was de kamer ‘heilig’ en konden we zelfstandig patiënten zien. Echter op de overige (‘niet-spreekkamer’) dagen wel in de praktijk aanwezig. De eerste vraag die je kunt stellen is of je als duo-co wel genoeg patiëntencontacten krijgt. Gemiddeld heb ik 8 patiënten zelfstandig op een dag gezien. Het is wel belangrijk om patiënten (en het soort klachten) te selecteren die door de co gezien kan worden om zo met zoveel mogelijk verschillende aandoeningen in aanraking te komen. Als ik nu terugkijk, heb ik veel gevarieerde klachten gezien en daarmee ook een goede weerspiegeling van veel voorkomende kwalen in de 1e lijn. Ik denk dat juist doordat we goede afspraken hadden over de beschikbaarheid van ‘onze spreekkamer’, we de meerwaarde van patiëntcontacten in kwaliteit hebben omgezet. Het zou voor mij geen meerwaarde hebben gehad om kwantitatief zelfstandig meer patiënten te zien. Dit komt omdat ik van ‘productie draaien’ geen extra kennis vergaar, maar juist minder alert wordt als patiënten zich met soortgelijke klachten presenteren. Op de ‘niet-spreekkamer’ dagen was er ruimte om de andere aspecten van de zorg in de 1e lijn te ervaren. Hieronder vallen het meelopen van een aantal spreekuren van de praktijkondersteuners, de diëtiste, fysiotherapeut en de verloskundige. Zo heb ik patiënten die ik verwezen had naar de fysiotherapeut opgevolgd door mee te gaan naar de fysiotherapie. Deze ‘extra’ zaken kunnen de spreekkamer niet vervangen, maar zijn wel bijdragend geweest voor mijn beeld over de eerste lijn en praktisch medische kennis. Verder hebben we op de extra dagen de geobserveerde patiëntcontacten gepland. Het begeleiden van een duo-co is belangrijk, en al helemaal in een drukke praktijk. Door het aanwijzen van 1 HAO voor iedere coassistent afzonderlijk, was het voor mij en mijn mede-co duidelijk wie ons aanspreekpunt was en wie de “SOEPELs” en beoordelingen deed. Tijdens alle dagen in de praktijk werd tijd ingeroosterd voor ons in de agenda van de HAO’s. Zo werd specifiek tijd gecreëerd voor nabesprekingen van ‘mijn’ patiënten. Ik heb de nabesprekingen en het vrijelijk laten gaan van mijn 12 gedachten als het leukste en interessantste moment van de dagen ervaren. Hierbij kwamen onder andere deze gedachtes aan de orde: ‘wat nou als juist deze patiënt die ene is waar ik dat zeldzame geval mis’, ‘is het de hulpvraag van de patiënt of meer mijn eigen hulpvraag?’, ‘wat zou ik doen als de patiënt net iets mondiger was geweest?’ ‘als er straks wél iets uit het bloedonderzoek komt, wat dan? of als er juist niets uitkomt?’. In het begin roosterden we hier structureel tijd voor in, later kwamen we vanzelf in de discussies terecht. In ieder coschap en in iedere leersituatie is het eigen initiatief van de coassistent belangrijk. Ik denk en ervaar dat de inbreng van een enthousiaste coassistent hierbij mede doorslaggevend is. Ik ben immers als coassistent in de praktijk om te leren, en net als in ieder ander coschap is het belangrijk om je eigen kennis aan te scherpen en om leermomenten te creëren. Mijn leermomenten gedurende dit coschap gingen enerzijds over medisch inhoudelijke zaken, anderzijds over de relevantie van bijvoorbeeld ‘het benoemen van een diagnose/syndroom’ en het belang hiervan voor de patiënt, diagnostisch onderzoek en de consequenties ervan, het correct coderen als ICPC-code (wil je alles coderen, en zo ja, op welk moment?). Doordat ik regelmatig vroeg aan de huisartsen of assistentes hoe het met patiënten verder was gegaan, en bijvoorbeeld of onze diagnose vóór het insturen naar de eerste hulp klopte, kreeg ik later in mijn coschap steeds vaker spontaan van de huisarts terugkoppeling over patiënten. En hoe zit het dan met de continuïteit van zorg over patiënten als er 2 coassistenten in de praktijk rondlopen? Ik heb ervaren dat ook dit goed mogelijk is om te volgen. Door zelf assertief te zijn en patiënten terug te laten komen bij hun ‘vaste’ huisarts, op ’mijn spreekkamerdagen’, kon ik zelf de klachten van patiënten evalueren na verloop van tijd. Zo heb ik ook de herevaluatie van klachten na een tijdsbestek, één van de belangrijkste aspecten van de huisartsgeneeskunde, kunnen ervaren. Een duidelijke vorm van continuïteit van zorg voor patiënten is een palliatief traject. Doordat ik in een drukke praktijk zat waar de huisartsen parttime in de zorg werken, kon ik in een palliatief traject een aanspreekpunt zijn voor de patiënt. Deze patiënt liep als rode draad door mijn coschap waarbij we vaste visitedagen hadden, wat voor mij stiekem toch een lichtpuntje was iedere week (‘hoe zou het nu met hem gaan?’). De keren dat zijn vaste huisarts (mijn HAO) er niet was, kon ik juist inspringen en fungeren als ‘insider’ (ik kende de medische zaken en situatie rondom de patiënt). Voor de patiënt en diens partner was het fijn dat tijdens deze visites een bekend gezicht naast het bed stond en niet enkel één van de andere huisartsen uit de praktijk. Voor zover ik kan vergelijken met medestudenten uit mijn groep op de terugkomdag, merk ik aan hun ervaringen als ‘solo-co’ in een praktijk, dat ik zeker geen minderwaardig coschap heb gehad. Juist doordat we als duoco zijn geplaatst, waren we, als co’s en HAO’s, ons bewust van het
13 Online Touch Home