29

op één lijn 44 3e uitgave 2012 In de leer Verwijsheid DOOR SOPHIE VAN DER VOORT, TWEEDEJAARS AIOS De encyclopedie omschrijft de ‘huisarts’ als een gespecialiseerde arts die perifeer werkt en in Nederland het eerste station vormt voor mensen met gezondheidsproblemen in de ruimste zin van het woord. Deze definitie zegt het eigenlijk al: de huisarts is vaak het eerste aanspreekpunt bij ziekte. Dit betekent dat er in een aantal gevallen ook een tweede station volgt in de vorm van aanvullend onderzoek of verwijzing naar een medisch specialist. De huisarts is dan ook diegene die beslist wie er door mag naar de ‘volgende ronde’ en dit moet beoordelen zonder hulp van een vakjury of televoting. Geen gemakkelijke taak. Ik merk dat het doen van verdere diagnostiek en correct verwijzen een huisartsvaardigheid is die ik onder de knie moet krijgen. Het is een wisselwerking tussen de kennis en ervaring van de arts enerzijds en de wensen en gevoelens van de patiënt anderzijds. Naar mijn idee kom ik hierin twee problemen tegen. Allereerst casuïstiek waarbij ik aan mezelf twijfel over de juistheid van verwijzen. Het gaat dan vaak om gevallen waarbij ik niet durf te zeggen of er in de tweede lijn überhaupt iets mee gedaan kan worden. Wanneer opereert men bij claudicatioklachten? Hoelang moet de kinderwens bestaan voordat de fertiliteitsarts iets kan betekenen? Ook twijfel ik aan mijn eigen bevindingen. Bijvoorbeeld bij een vrouw die ongerust was over een vermeende zwelling in haar vagina. Bij lichamelijk onderzoek vond ik geen duidelijke verzakking of tumor en ik vroeg me af of wat de vrouw aangaf als ‘de zwelling’ niet gewoon de voorste vaginawand was. Helaas versterkte de angst van de vrouw mijn eigen onzekerheid zodanig dat ik haar in een soort paniekreactie heb doorgestuurd naar de gynaecoloog. Ik heb nog geen correspondentie terug ontvangen maar waarschijnlijk zou een blanco fax ook volstaan. Toppunt was de jongeman met wederom ‘tumorangst’, ditmaal om een zwelling laag in de hals. Ook hier twijfelde ik over de aanwezigheid van een tumor, maar uit angst iets ernstigs te missen heb ik hem doorgestuurd voor een echo. Met als resultaat dat ik een verslag terugkreeg met de volgende beschrijving: ‘zwelling in de hals die patiënt aangeeft is sterno-claviculair gewricht.’ Toch zijn dat de verwijzingen waar ik van leer. Laat dat chronische snotneusje met die oncharmante openmondademhaling maar eens terugverwezen worden zonder dat de KNO-arts er iets mee heeft gedaan. Dan onthoud je wel dat afwachten altijd langer kan. Het tweede probleem vormt de veeleisende patiënt. Deze heeft een aandoening die goed in de huisartsenpraktijk te behandelen is, maar eist een foto of specialistenconsult. Gefrustreerd laat hij mij in de spreekkamer achter als hij dit uiteindelijk ook gedaan krijgt, al is het puur door verstrijken van tijd. Als een klacht immers chronisch wordt kom je op den duur altijd uit op verder onderzoek. En daar wordt helaas wel eens misbruik van gemaakt: “maar ik heb dit al jááren, dokter!” De opkomst van internet draagt hier zijn steentje aan bij. Hoe simpel is het ook de alarmsymptomen van een aandoening te ‘googelen’, ze vervolgens te faken bij de arts en zo een verwijzing los te peuteren? Soms voel ik me in plaats van de adviseur die samen met de patiënt naar het beste beleid zoekt, meer het obstakel dat de patiënt zo lang mogelijk uit het ziekenhuis moet zien te houden. Dat is voor mij niet bevredigend. Als ik dat wil, kan ik beter uitsmijter in een café worden. Bijkomstig voordeel is dat je patiënten dan al voor binnenkomst mag afwijzen. Omdat je misselijk wordt van die pussende huiduitslag of gewoonweg geen puf hebt voor een rectaal toucher. 29

30 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication