0

CAPHRI School for Public Health and Primary Care op één lijn 44 wie schrijft die blijft Vakgroep Huisartsgeneeskunde | Faculty of Health, Medicine and Life Sciences (FHML)

Colofon Inhoudsopgave Oplage 2180 Hoofd/eindredactie Babette Doorn Redactieleden Henk Goettsch, Hendrik Jan Vunderink, Sjef Swaans, Luc Gidding en Babette Doorn Doelgroep huisartsen Limburg en Brabant, aios en alumni, afdelingen MUMC+ & overige relaties E-mail op1lijn@hag.unimaas.nl Postadres Vakgroep HAG Universiteit Maastricht Postbus 616 6200 MD Maastricht Bezoekadres P. Debyeplein 1 6229 HA Maastricht Ontwerp/druk Océ Business Services, Maastricht, OBS 9115 Fotografie Pagina 6, foto Frans van der Horst gemaakt door Loraine Bodewes Pagina 21, foto Marjan van den Akker gemaakt door Joey Roberts Pagina 30, foto Marc America gemaakt door Fokke Eenhoorn Deadline volgend nummer 1 februari 2013 Algemeen Van de redactie – Babette Doorn Van de voorzitter – Job Metsemakers Broodjes met een bite – Babette Doorn, redactie 3 4 5 ‘Werken is een way-of-life’. Interview met Frans van der Horst – Babette Doorn 6 Afscheid Harry Eussen – Babette Doorn 9 Stellen zich voor Eva van Eerd – AIOTHO Eefje de Bont – AIOTHO Robert Willemsen – huisartsonderzoeker Uit het hoofd – Jean Muris en Laury de Jonge Onderwijs Vanuit het onderwijs – Laury de Jonge Nieuwe coördinator coschap – Marion van Lierop Clinicus van het Jaar verkiezing – Babette Doorn Onbekend maakt onbemind (AVG) – Sonja Soudant Je kan zoveel van elkaar leren – Iris Blonk en Ferry Lusthuis Nascholing – Yvonne van Leeuwen MINC nascholingen – redactie Onderzoek Promoties Ondersteuning van huisartsen in dagelijkse zorg door een Astma/COPD-Dienst (ACD) – Annelies Lucas Hospital-at-home for COPD exacerbations – Cecile Utens Geprijsd, niet geprezen – Wiljan Hendrikx Kaderopleiding wetenschappelijk onderzoek Huisartsen gezocht voor MIRA-onderzoek – Marian van den Brink Jubilea Marjan van den Akker pioniert in Frankfurt: Multi-primeur – Luc Gidding, redactie Nieuws van EGPRN – Hanny Prick Voor u geschreven in Maastricht: Wetenschap in de praktijk – Jelle Stoffers Huisartsopleiding Aios referatendag – Mark Brueren ‘Dying involves many people’ – Hendrik Jan Vunderink MOVAH: Een nieuwe blik op vertegenwoordigen van mede-AIOS – Eva van Sebille Gezondheidsrechterlijke kwesties: Wie is de verantwoordelijke dokter? – Arie de Jong Ex aios: hoe vergaat het ze? – Debbie Camron en Merlijn Schoots In de leer: verwijsheid – Sophie van der Voort Terugkomdag doktersassistentes – Katrien de Bruijn en Stijn de Vries NHG congres 2013 in Maastricht: Huisarts en acute zorg © Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd bestand of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Boekkatern Inleiding – Henk Goettsch Boekpresentatie: Psychotherapie in Tijden van Administratie – Arie de Jong Allemaal Mensen; Waarom ga je als huisarts een boek schrijven? – Marc America ‘Veer zólle éns kieke…’ – Hendrik Jan Vunderink De dokter is ook maar een mens – Babette Doorn 2 17 18 19 19 20 20 21 21 22 23 24 25 26 28 29 30 30 31 31 32 33 34 10 11 11 11 12 12 13 14 15 16 16

op één lijn 44 3e uitgave 2012 Van de redactie ‘Het wordt vanzelf Kerst’ Als de zomervakantie erop zit, begint iedereen vol frisse moed aan de eindspurt van het jaar. Alsof maanden ineens uit 6 weken bestaan, zoveel nemen we ons voor. Nieuwe stukken, artikelen, deadlines, griepspuiten, symposia, cursussen enzovoorts. Niets lijkt ons teveel als we dat toezeggen vóór de Grote Vakantie. En dan wordt het Herfst. Zo lang de zon blijft schijnen gaat het prima. Zo lang de Wintertijd niet ingaat, zijn we bij daglicht thuis. Wie een herfstvakantie of lang weekend kan meepikken, probeert dat ook te doen. Totdat. Ineens leven we van weekend tot weekend ( ja, u ook), van deadline naar deadline en tellen we af tot de Kerst. En die Kerst, die komt altijd vanzelf. Dat zeg ik dan ook meestal in de eerste week na de zomervakantie, maar dan begrijpt niemand dat nog. Nu wel. Eén van de vele dingen die af ‘moeten’ voor Kerst, is het decembernummer van Op één Lijn. Met een katern: huisartsen die een boek schrijven. Stress leidt een week voor de deadline tot veel extra mailtjes met de vraag ‘hoe lang heb ik nog?’. Als niet-medicus mag ik dan antwoorden ‘zolang jij nodig hebt’. Een mail met titel ‘er is een ramp gebeurd’ neem ik met een korrel zout. Een ‘vaste’ columnist mag best een keertje overslaan, er zijn geen bijwerkingen. Een bijzonder bekwame huisarts loopt niet weg. Wie straks misschien niet meer rondloopt op de afdeling, is Frans van der Horst. Hem hebben we alvast wel geïnterviewd. En nieuwe collega’s, daar moet je ook niet te lang mee wachten. De AIOTHO’s (en kamergenoten) Eva en Eefje stellen zich voor. En Robert Willemsen, huisartsonderzoeker en kersverse kaderhuisarts Hart- en Vaatziekten. Waar verdiepen en bekwamen al niet toe kan leiden! Wie de vorige keer weg waren, waren huisartsen Blonk & Lusthuis, een (onderwijs)koppel. Een huwelijksreis is een goed excuus. Vandaar dat ze er nu wel zijn, net zoals een aantal andere collega’s: Marion Van Lierop, de nieuwe coördinator coschap en Sonja Soudant, AVG. Dit keer maar liefst drie promoties: Annelies Lucas, Cecile Utens en Marika Burda. Proficiat dames! Grensoverschrijdend: het gasthoogleraarschap in Frankfurt van Marjan van den Akker. ‘Wie schrijft die blijft’, wie kent het gezegde niet? Jelle Stoffers schrijft al jarenlang het fantastische ‘Voor u geschreven in Maastricht. Wetenschap in praktijk’. Voor de laatste keer in deze vorm, want hij wordt op eigen verzoek ‘afgelost’. Jochen Cals besloot na veel keren ‘ik denk erover na’, om deze kar te gaan trekken waarbij het huiswerk wordt verdeeld onder/via de AIOTHO’s. Wij danken Jelle voor zijn vele jaren schrijfgenot. Wie is (juridisch gezien) de verantwoordelijke dokter? Mr. Arie de Jong, tevens huisarts, probeert die vraag zo goed mogelijk te beantwoorden. De nieuwe generatie huisartsen laat van zich horen via de MOVAH: we bewonderen mensen die zich meer inzetten dan strikt gevraagd wordt. Door passie wordt je werk beter. Passie en palliatieve zorg: als ergens veel passie en warmte wordt gewenst is het wel in de palliatieve fase. Denk toch nog eens een keer extra na of u niet de summer course zou volgen. U weet wel, in die zomer vol energie. Sophie blijft in de leer (jaar 2). De oplettende lezer kan haar columns ook tegenkomen in H&W. We blijven haar volgen. Tot slot ex-aios, ook leuk om te volgen. Dit keer Debby en Merlijn, lerend en genietend als waarnemers, maar de ambitie is toch, zo blijkt uit het slot, om die continue dokter te worden die iedereen wil hebben. Als continu blad van een continue vakgroep wensen we u fijne feestdagen en een gezond 2013 tegen een betaalbaar tarief. Tot de Lente, akkoord? Babette Doorn 3

op één lijn 44 3e uitgave 2012 Van de voorzitter Geen opwindend 2013 DOOR JOB METSEMAKERS, VOORZITTER VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE UM Het einde van het kalenderjaar nadert. Mijn balans in een terugblik en een vooruitblik. Er hebben weer 344 (regulier geneeskunde traject en AKO, Arts Klinisch Onderzoeker) coassistenten in huisartspraktijken stage gelopen, naast 6 zogeheten GEZP-en (18-weekse keuzestage zorg in Jaar 6) en 3 AKO-combi’s (zesdejaars wetenschap- en zorgstage allebei bij Huisartsgeneeskunde in gecomprimeerde vorm). De huisartsopleiding telde afgelopen jaar 210 huisartsen in opleiding en er zwaaiden 60 opgeleide huisartsen af. We hebben 30 huisarts-fte huisartsen op de loonlijst, vertaald naar personen is dat 101 huisartsen. Het wetenschappelijk onderzoek loopt gestaag door waarbij u behalve door ons ook regelmatig benaderd wordt door onderzoekers van andere afdelingen van het MUMC+ of van een ander UMC. We proberen altijd om dergelijk onderzoek vooraf te toetsen aan huisartsgeneeskundige relevantie en meest efficiënte werkwijze in de praktijk. Tegelijk proberen we het onderzoek te spreiden in tijd en plaats. Als wij als vakgroep een onderzoek van dergelijke adviezen hebben voorzien, dan staat dat in de brief vermeld. Vorig jaar hebben we de Service Science Factory van de UM gevraagd wat we kunnen om met zoveel mogelijk huisartsen een relatie te krijgen voor onderwijs, opleiding of wetenschappelijk onderzoek (in plaats van de standaard brieven). Hun antwoord was eigenlijk eenvoudig, maar toch ook weer ingewikkeld. Zorg dat iedereen zich lid kan voelen van de groep. Blijf studenten aan je binden zodat ze aios huisartsgeneeskunde worden en laat de afgestudeerde huisartsen niet los, want het zijn je toekomstige docenten. Gebruik de website om het Join our Family principe vorm te geven. Die website werd gerealiseerd. Het is niet langer een verzamelplaats voor alles wat er over de vakgroep te vertellen valt, maar veeleer een plek waar essentiële wervingsinformatie staat voor onze doelgroepen: artsen die in opleiding tot huisarts willen, en huisartsen die mee willen werken aan onderwijs of opleiding. Dit is een belangrijke fase van ons Marketing Communicatieplan, waarbij we de Sociale Media nog moeten invoegen. Verder hebben we de heroriëntatie van de relatie met academische praktijken voortgezet in het licht van de ontwikkeling van de Regionale Huisartsen Organisaties (RHO). We merken dat deze RHO’s steeds meer het aanspreekpunt voor de regio zijn, dat ze actief zijn of willen worden op gebied van wetenschappelijk onderzoek 4 (regelmatig samen met de vakgroep), en zelfs, met het oog op goede balans van uit- en instroom, zich afvragen of de regio niet meer opleiders zou moeten tellen. De vraag is nu waar deze praktijken staan? Is het verstandig ze te zien als trekkers in de regio ( wat ze natuurlijk al jaren zijn) en kunnen we als ‘Maastricht’ daar dan nog iets speciaals mee doen? Nu weet ik dat nog niet. Ik wacht even af tot we het rondje langs alle RHO’s begin 2013 afgerond hebben. Wordt de vooruitblik voor 2013 heel opwindend? Eerlijk gezegd niet, want onze kerntaken blijven hetzelfde, met een kleine toename in aantallen studenten en huisartsen in opleiding. Dat alleen vraagt al een forse inzet van alle betrokkenen naast de zorg dat het onderwijs en de opleiding van uitstekende kwaliteit blijven bieden bij die grotere aantallen. Daarbij horen de huisartsen in het veld nadrukkelijk genoemd te worden. We gaan verder met het inzetten op de combinatie aios en co (waar mogelijk en geleidelijk). We bemoeien ons nu al met de plannen voor accreditatie en visitatie vanuit het standpunt dat huisartsen/ huisartspraktijken/huisartsorganisaties niet voor 3-4 verschillende instanties dezelfde of bijna dezelfde gegevens zouden moeten aanleveren. Taaie materie waarbij er nog flinke stappen gemaakt dienen te worden om te voorkomen dat er meerdere verschillende systemen komen zoals in HIS land. De Toekomstvisie Huisartsgeneeskunde 2022 is aangereikt. De essentie van ons vak verandert niet, maar de uitvoering wordt aangepast aan de tijd. Dat zal nog wel wat discussie geven, met name over de openingstijden. Wat zijn de consequenties voor onderwijs, opleiding en wetenschappelijk onderzoek? Dat expliciet opgenomen is dat het tot de taak van de huisarts behoort om deel te nemen aan onderwijs, opleiding en wetenschappelijk onderzoek stemt me zeer tevreden. Het getuigt van een gezamenlijk gedragen verantwoordelijkheid voor de toekomst van de huisartsgeneeskunde. Komt er in 2013 nog een bedreiging voor de huisartsenzorg uit Den Haag? Voorlopig niet, want de eerste uitwerkingen zijn redelijk gunstig voor de verdere uitbouw.1 Ik eindig met een redelijk tevreden gevoel over 2012 en een positieve vooruitblik voor 2013. 1 Ik schrijf deze tekst in de periode waarin nog wordt gepuzzeld op de wijzigingen van het premiestelsel.

op één lijn 44 3e uitgave 2012 Lunchbesprekingen Broodjes met een bite! DOOR BABETTE DOORN, REDACTIE Wie de huisartsopleiding heeft gevolgd in Maastricht, is zeer waarschijnlijk bekend met het fenomeen ‘Broodje Verstand’, de lunchbespreking voor aios. Zo heette ooit de lunchbespreking voor aios. Broodje werd in 2012 omgevormd tot een wekelijkse bijeenkomst van 12.30-13.30 uur in een collegezaal van het DEB 1 in Maastricht. De ene keer op een dinsdag, de andere keer op een donderdag, zodat er meestal wel kans is om een bespreking bij te wonen. De inhoud varieert, zowel van de Broodjes als het feitelijke beleg. Een evaluatie van de eerste periode laat zien dat de broodjes goed bezocht worden. Na de zomer zijn we dan ook weer vol enthousiasme verder gegaan met onderwerpen als social media, lopende onderzoeken nationaal als internationaal, met sprekers uit oa Kenia, Ethiopië en Tasmanië, en de WESPen zijn ook weer op het menu verschenen. Momenteel maken we, wat het Broodje Wetenschap betreft, een ronde waarin het doel is om alle promovendi van de vakgroep en aangrenzende afdelingen, relevant voor ons, hun promotieproject te laten presenteren. Daarbij is het doel tweeledig. Enerzijds informeren we elkaar waarbij het, bij een dusdanig grote vakgroep, een uitgelezen mogelijkheid is om erachter te komen wat onze promovendi hier nu eigenlijk ‘uitspoken’. De hoeveelheid projecten die we doen gecombineerd met de gezamenlijke noemer ‘relevant voor de Huisartsgeneeskunde’ zorgt ervoor dat er veel overlap tussen afzonderlijke projecten kan bestaan zonder dat men dit van elkaar weet. Zo kan er meer onderlinge samenwerking ontstaan en we hoeven immers het wiel niet opnieuw uit te vinden als we ook broodjes hebben. Anderzijds ontstaat er meestal een levendige discussie waardoor de promovendus feedback krijgt, zowel inhoudelijk als methodologisch, en de kwaliteit van het project toeneemt. Daarom zijn onze Broodjes niet alleen een buitenkans om geïnformeerd te worden, maar ook om uw werk door een kritisch-vriendelijk publiek te laten toetsen. De rest van dit jaar is zeker de moeite waard om een bespreking bij te wonen met onder andere meer lopend onderzoek en het fenomeen Buurtzorg wordt dit jaar ook nog besproken. Staat u nog niet op de mailinglijst van de uitnodigingen dan kunt u zich aanmelden via: Kim.Luyten@maastrichtuniversity.nl Besluiten of u komt, bepaalt u op het laatste moment: het is gratis en er zijn broodjes. De meest recente Broodjes waren: • 8 november Annerika Slok Ontwikkeling ziektelastmeter COPD • 13 november WESP presentaties Genetica en Angst, beide in de eerstelijn • 22 november Jonne van der Zwet Werkplekleren in de huisartspraktijk • 27 november Marie-Louise Spruit Het fenomeen Buurtzorg • 6 december Esther Giroldi Effectieve communicatiestrategieën huisartsen Data eerste kwartaal 2013: Januari Februari Maart 8, 17, 22 en 31. 5, 14, 19 en 28. 5, 14, 19, en 28. 5

op één lijn 44 3e uitgave 2012 Interview met dr. Frans van der Horst ‘Werken is een way-of-life’ DOOR BABETTE DOORN, REDACTIE Frans is als medisch socioloog werkzaam bij de vakgroep vanaf 1 augustus 1974. Inderdaad, vanaf het prille begin van de opbouw van de toenmalige Rijksuniversiteit Limburg. Frans ging in april 2009 met pensioen, of beter gezegd: hij werd 65 jaar. Hij kreeg een honoraire aanstelling en ging door met een aantal taken waarvan hij vond dat hij ze moest afronden. Een van de grotere taken was het afleveren van zijn 11e en tevens laatste copromotie, die van Marika Burda. Dit heuglijke feit staat gepland voor 27 november 2012. Of Frans daarna echt met pensioen gaat, weten we niet (zeker). 6 Ter voorbereiding op het interview zocht ik met secretaresse Ine Siegelaer in zijn personeelsmap naar relevante informatie. De personeelsmap van Frans lijkt op zijn kamer: heel veel papier, maar voor leken valt er geen structuur te ontdekken. Ook nu rees onze bewondering voor Silvia Bours, zijn vaste onderzoeksassistent, die hem de afgelopen 20 jaren met raad en daad terzijde stond. Tijdens het interview stak Frans zijn dank voor haar niet onder stoelen of banken: betrokken, deskundig én de complementaire tegenpool van Frans. Zij vult zijn zwakke plekken aan. Maar dat zei hij op het einde van het interview. Terug naar het begin.

op één lijn 44 3e uitgave 2012 Het begin Frans alias Francesco Giovanni Eugenio Maria van der Horst werd op 15 april 1944 geboren in Amsterdam-Zuid. Het gezin woonde eerst in Amsterdam-Noord, vlakbij de Fokkerfabrieken die door de Engelsen in 1943 gebombardeerd werden. Zijn ouders weken noodgedwongen uit naar Amsterdam-Zuid. Omdat er vrijwel geen eten meer was, werden zijn zusjes op het platteland bij de boeren ondergebracht. Vervolgens kwam Frans ter wereld. Zijn ouders heten Martien van der Horst en Hennie Jepkes. Een oer-Hollands gezin uit een zeer Rooms nest. Vanuit die gedachte kun je nooit genoeg beschermheiligen hebben, vandaar zijn doopnamen. Frans groeide op in een gezin met tien kinderen waarvan er een in de oorlog stierf. Een ander (spastisch geworden) broertje stierf later op negenjarige leeftijd. Zijn vader was onderwijzer en op vijfjarige leeftijd ging Frans mee naar Indonesië met het gezin. In 1953 gingen ze terug. Per boot, zoals toen gebruikelijk was; een reis van een maand. Omdat zijn ouders weigerden het Nederlandse paspoort in te ruilen voor het Indonesische, werd het dienstverband van 15 jaar verbroken. Uit die tijd stamt Frans’ affiniteit met het varen. Hoewel hij braaf zijn opleiding op de HBS volgde, ging hij geregeld de grote vaart op. Naar eigen zeggen als bootsmansjongen, de dekdienstvariant van het ‘ketelbinkie’ die tot de machinedienst behoorde. Zijn eerste reis was bij de Holland-Amerika Lijn op de Maasdam. Vanaf 16-jarige leeftijd ging hij meermalen naar Amerika en terug. Een retourreis duurde circa 24 dagen. Hij kwam geregeld te laat op school. Gelukkig zat hij op de Jezuïetenschool en werd dit soort zaken door de vingers gezien. Het zeemansboekje heeft hij altijd bewaard. In die tijd werd hij fan van Slauerhoff. Zijn school maakte hij af. Om zichzelf het rusteloze bestaan van Slauerhoff te besparen, besloot hij niet naar de zeevaartschool te gaan. Na militaire dienst en de maritieme omzwervingen ging hij sociologie en antropologie studeren in Leiden. Dat zou hem wellicht de kans geven, terug te gaan naar Indonesië of naar een ander gebied dat hij ambieerde, zoals Zuid-Amerika. Diabetes verhinderde dat. Studententijd Studeren deed Frans dus op iets latere leeftijd dan gemiddeld. Als 22-jarige werd hij mager, moe en ziek. Alles, ook het studeren, werd hem te zwaar. De studentenarts die hij uiteindelijk bezocht constateerde ‘suikerziekte’. Frans bleek diabetes te hebben (‘je bent geen diabeet maar je hebt het’) en werd afhankelijk van insuline. Zijn ‘race-roei activiteiten’ kon hij vergeten. Diabetes was in de familie helaas al bekend: twee tantes en één oom van Frans waren in de 20-er en 30-er jaren overleden aan die ziekte. De diagnose kwam derhalve ook voor zijn ouders als een schok. Grote steun was zijn interniste in Leiden, een vrouw die Frans niet uit het oog verloren heeft. Zij is nu rond de 90 jaar oud. Iemand die het laatste proefschrift van Frans als copromotor ook zal ontvangen. Frans deed zijn kandidaatsexamen niet-westerse sociologie in 1969. In 1972 volgde zijn doctoraal in de Westerse sociologie. Wetenschappelijk medewerker in Limburg Hans Philipsen attendeerde Frans destijds op een vacature in Maastricht alwaar een Medische Faculteit opgezet ging worden en waarvoor óók sociologen gezocht werden onder meer bij de vakgroep Huisartsgeneeskunde. In Amsterdam had Frans toen een baan op de Sociale Academie en dat was goed bevallen. Frans vertrok naar Limburg. Uit de beginjaren van de Universiteit treffen we ook in 1977 de eerste wetenschappelijke artikelen van zijn hand: over diabetes en over verslaglegging/registratie. In de jaren tachtig schreef Frans naast studies over diabetes en registratie ook (mee aan) artikelen over een veelvoud van onderwerpen zoals de arts-patiënt relatie, de mondige patiënt, continuïteit van zorg in de revalidatiegeneeskunde en afstemming in de oogzorg. Later in de jaren tachtig blijft toch steeds de patiënt centraal staan in zijn onderzoek. We zien ook een nieuw thema: werkloosheid, vervroegde pensionering en arbeidsongeschiktheid. In 1988 leidt dit tot zijn eigen proefschrift getiteld ‘Gezondheid en Niet-werken. Een vergelijkend onderzoek naar gezondheid en leefwijze van arbeidsongeschikten, werklozen, vervroegd gepensioneerden en werkenden. Promotoren destijds waren Hans Philipsen en Cees de Geus. Dit onderwerp had niet zijn eerste voorkeur. Hij had graag willen promoveren op ‘volksgeneeswijzen’, ruimer geïnterpreteerd dan alleen alternatieve geneeswijzen. Denk daarbij aan rituelen die een culturele verankering kennen zoals de heiligenverering, gebedsgenezing en kruidentherapie. Maar dit onderwerp paste niet echt binnen de structuren van de medische Maastrichtse academische wereld. Maar leuk zou het wel geweest zijn. Mensen met chronische aandoeningen in brede zin hebben de interesse van Frans. Behalve diabetes hield hij zich ook bezig met onder andere mensen met reuma, spierziekten alsmede slechthorenden en -zienden. Niet vreemd dat de aandacht voor ouderenzorg eveneens toenam. De laatste jaren is de focus in het diabetesonderzoek meer op empowerment van patiënten komen te liggen| (proefschrift in 2005 van Henk van Dam, huisarts te Venlo, die later overleden is) en nu is dat ervaringsdeskundigheid geworden (proefschrift Marika Burda, 2012). Zoals gezegd leverde Frans over de afgelopen 39 jaren in totaal 11 copromoties af (promotor kan alleen een hoogleraar zijn) en met anderen 114 publicaties! proefschrift Marika Burda 7

op één lijn 44 3e uitgave 2012 Buitenlandse artsen Frans volgde Marijke Perquin op als begeleider van buitenlandse (CIBA) artsen. CIBA staat voor Commissie Instroom Buitenlandse Artsen. Daarnaast organiseerde en coördineerde hij het onderwijs voor deze artsen. Per jaar kreeg Maastricht circa 10-12 artsen uit het buitenland toegewezen die veelal als vluchteling (soms gezinshereniging) naar Nederland kwamen. Die artsen konden niet zomaar aan de slag als arts in Nederland. Diploma’s van buiten Europa zijn niet geldig binnen Europa. Daarnaast moesten zij zich de Nederlandse taal eigen maken. Een kleiner deel van hen dat als vluchteling-arts hier kwam studeren, kreeg geen definitieve verblijfsvergunning. De regels werden steeds strenger, op den duur zelfs in strijd met die van de Verenigde Naties. Toch probeerde men in die tijd om die artsen zo goed en kwaad als het ging, op te vangen en te begeleiden (naar studie of werk). De UM was vluchtelingvriendelijk in haar beleid en ondersteunde de artsen maximaal in hun studie. Ondanks steun van het UAF (Universitair Asiel Fonds. In 1968 werd de naam veranderd naar Stichting voor Vluchteling Studenten UAF) en veel gemeenten waren de voorzieningen minimaal. Veel artsen hadden grote persoonlijke drama’s meegemaakt. Frans vervulde naast de rol van studieadviseur en onderwijscoördinator diverse aanvullende rollen: mentor, vader, regelaar van praktische zaken en life coach. Dankbaar werk maar zeer intensief om te doen. Gelukkig was er niet alleen veel steun van collega’s van de vakgroep en het Bureau studieadvisering, maar ook van de decaan en de portefeuillehouder onderwijs van de faculteit geneeskunde. Ook was er desgevraagd steun van studentenpastoraat, soms kerken en kloosters, vluchtelingenwerk, privépersonen, serviceclubs en specifiek deskundige en gemotiveerde advocaten. Veel tijd ging zitten in het ontwikkelen, onderhouden en mobiliseren van netwerken. Het kwam ook voor dat een buitenlandse arts in de gevangenis belandde. Ook dan werd een beroep gedaan op mensen uit het netwerk en actieplannen ontwikkeld en uitgevoerd. De toenmalige decaan én portefeuillehouder spanden zich met succes in, onder meer om Lubbers (voorzitter van het Universiteitsfonds) te benaderen voor ondersteuning. Soms werden artsen uitgezet met wie Frans het contact kon behouden (Soedan) maar soms vielen alle lijnen weg (Irak, Afghanistan). Ondanks alles zijn er ook veel succesverhalen van artsen die delen van hun opleiding hebben overgedaan, de taal goed hebben geleerd en in Nederland als arts aan de slag zijn gekomen. De KNMG heeft enkele jaren geleden, toen overheid en medische faculteiten het lieten afweten door de CIBA-opleidingen op te heffen, een goed stimuleringsbeleid opgezet voor buitenlandse artsen, aldus Frans. Sinds een jaar of vier komen er geen buitenlandse artsen meer naar universiteiten. We kregen een fraai overzichtsartikel in Medical Education uit 2010 (44:795-804) waar Frans aan meeschreef, getiteld ‘Barriers and facilitating factors in the professional careers of international medical graduates’. Bestuursleven Tijdens zijn studententijd kwam Frans in aanraking met de vereniging van diabetespatiënten, de DVN. De ervaringsdeskundigheid van patiënten en de steun die hij van ze kreeg, deden hem erg goed. Hij raakte steeds meer betrokken bij de vereniging en ging zich steeds actiever inzetten. Hij blies met anderen de slapende regionale DVN in Maastricht en enkele andere Limburgse steden nieuw leven in en bleef actief tot 1986. In Maastricht kwam de DVN in actie om de diabeteszorg te verbeteren Het resultaat in begin jaren tachtig was een structureel overleg tussen alle eerstelijns en tweedelijns groepen en daardoor betere afstemming van de diabeteszorg. Wat later volgde met andere patiëntenverenigingen was een klachtenbureau voor patiënten in het Heuvelland. Dat bureau werd later overgenomen en voortgezet door het azM. 8

op één lijn 44 3e uitgave 2012 Verder zat Frans gedurende tien jaren in het bestuur van Gezondheidscentrum Hoensbroek-Noord in de jaren 70 en 80. Sinds 2011 is hij lid van de Adviescommissie Seniorenbeleid Maastricht. Dit jaar is hij lid geworden van Platform Gehandicaptenbeleid Maastricht (PGBM). Het kerkhof van de vakgroep Als je met zoveel mensen zoveel jaren hebt samengewerkt, dan passeren ongemerkt vele namen de revue van mensen die – veelal voortijdig – het leven lieten. Zoals (gepromoveerde) huisartsen die ziek werden, en hoe verschillend zij met hun ziekte omgingen. De afgelopen paar jaren was dit naast Henk van Dam, ook Frans Vissers (huisarts uit Heer, Maastricht). Of collega’s of familieleden van collega’s. Bijzonder is ook zijn band met een oud-student die hij als tutor leerde kennen en mee in gesprek raakte op grond van een niet pluis gevoel. Ging het slechter met die student, dan zag hij hem vaker. Toen die student later de Huisartsopleiding volgde, groeide ook weer het contact. De zoektocht naar zijn identiteit eindigde dramatisch met diens zelfdoding nu ruim een jaar geleden. Maar ook de dood hoort bij het leven. Frans heeft met vele mensen en hun naasten intensief contact ook tijdens de ziekte en houdt vaak contact met de nabestaanden. De belangstelling voor mensen zit simpelweg in zijn karakter en komt in veel mindere mate voort uit belangstelling op grond van opleiding en professie. Hij pleit ervoor om nog een keer een boek uit te brengen over de ontvallenden van de vakgroep (en de UM). Het zou ons niet verbazen als hij dit ooit zelf gaat doen. Officieel eindigt zijn honoraire aanstelling op 1 mei 2013, Frans is dan 69 jaar. Gaat hij dan echt weg? Ja en nee. Hij woont met vrouw en gezin om de hoek van het Debyeplein 1, de thuisbasis van de vakgroep Huisartsgeneeskunde. Mocht er weer een subsidiestroom komen voor een aanvraag die hij heeft lopen, dan wenst hij graag ‘betrokken te blijven’. Geen idee hoe en of dat kan, maar Frans kennende ‘regelt hij wel wat’. Hij heeft niet alleen een chronische ziekte, maar hij heeft nog een andere aandoening: chronische betrokkenheid. We hopen dat het besmettelijk is! Voetnoot Frans (per email) Ik volg menige CIBA-arts die hier gestudeerd heeft. Ben onder de indruk van de wijze waarop de Huisartsopleiding met buitenlandse artsen (lees: overwegend van oorsprong vluchtelingen) de aanpak tot huisarts oppakt: aanbod en concretisering van gedegen professionele scholing waarbij men alle moeite doet aan te sluiten op de objectiefprofessionele én subjectieve behoeften van betrokken huisarts in opleiding gegeven diens/dier eigen professionele sociaal-culturele context (die men zo goed mogelijk definieert). Die benadering spreekt mij daarom aan omdat het scholing betreft die een bewonderenswaardige mix is van professionaliteit en persoonlijke betrokkenheid. Na 39 jaar werken hier, ontdek je dat het werk verder reikt dan het beroep van wetenschapper, of hoe je het ook wil noemen. Werken hier is een way of life geworden. Dit maakt het moeilijk om te vertrekken: dit impliceert afscheid van een deel van je leven – én de mensen die daar deel vanuit maken – dat dierbaar en waardevol geworden is en daarmee betekenis heeft gekregen. Afscheid BABETTE DOORN, REDACTIE Op 30 september 2012 nam Harry Eussen op 63-jarige leeftijd afscheid als huisarts van MC Putstraat te Landgraaf. Naast studenten geneeskunde heeft Harry vanaf 1994 (tot zover kan ik in het digitale archief terugkijken) maar liefst 19 AIOS opgeleid waarvan de laatste, Luc Harings (tevens hun voormalige GEZP), hem in de praktijk opvolgt als huisarts. 9

op één lijn 44 3e uitgave 2012 Stelt zich voor Eva van Eerd ARTS IN OPLEIDING TOT HUISARTS EN ONDERZOEKER (AIOTHO) Daar ben ik weer! Terug van weggeweest en het voelt als thuiskomen. Ik zit zelfs weer op mijn oude vertrouwde plekje. Voor degenen die Op 1 Lijn van vorig jaar alweer zijn vergeten (heel erg) en mij zijn vergeten (nog erger) zal ik mezelf herintroduceren. Eind 2009 ben ik aan het VUmc in Amsterdam afgestudeerd als arts. Daarna ben ik een jaar in Australië geweest om op kangoeroes te rijden onderwijl de groei van ongeboren baby’s onderzoekende bij de Obstetrie. Begin vorig jaar ben ik daarvan veilig teruggekomen en heb ik vrijwel meteen een nieuwe wereldreis gemaakt door hier in Maastricht als onderzoeker aan de slag te gaan. Eind vorig jaar ben ik gestopt met het onderzoek en begonnen aan de huisartsopleiding. Afgelopen jaar in de praktijk bij Yvonne en Frank Guldemond was een geweldig jaar, het afscheid viel zwaar! Maar sinds september dit jaar ben ik dan wel eindelijk echt AIOTHO, de volhouder wint! Naast het werk (met deze leuke collega’s) zijn er natuurlijk veel meer dingen die mij verblijden. Ik race tegenwoordig door Maastricht op mijn blitse nieuwe Bianchi en ik dans graag salsa! Daarnaast houd ik ontzettend van lekker eten, dit compenseer ik dan weer door veel te sporten, en kan je me s ’nachts wakker maken voor een vakantiereis. Zojuist terug uit Istanbul en plannen voor een nieuwe reis zijn in de maak, nog suggesties? Wellicht is iemand ook nog geïnteresseerd in wat ik nu aan het uitspoken ben en dat is de PheSmoC (PHEnotyping SMOkers with COPD) studie onder leiding van Daniel Kotz. We willen de verschillen, met betrekking tot stoppenmet-roken, tussen de COPD’er en de ‘gezonde’ roker, in kaart brengen. Dit wordt gedaan in het mooie Brabant bij de SGE. Niet ver van mijn geboortedorp Heeswijk-Dinther, wederom een gevoel van thuiskomen. Houdoe! Eva van Eerd en Eefje de Bont Stelt zich voor Eefje de Bont AIOTHO Mijn naam is Eefje de Bont, ik ben 25 jaar, kom uit het alom bekende (?) Stein en ben sinds september begonnen als arts in opleiding tot huisarts-onderzoeker (AIOTHO). Ik denk dat mijn passie voor onderzoek ergens is ontstaan rond dezelfde leeftijd dat ik het woordje “Waarom?” leerde uitspreken en dit bij vrijwel iedere gelegenheid te pas en onpas gebruikte. De wens om huisarts te worden is rond dezelfde tijd ontstaan toen ik mijn eerste huisartspraktijk van LEGO bouwde. Ik heb in Maastricht eerst gezondheidswetenschappen gestudeerd en vervolgens met veel plezier de arts-klinisch onderzoeker (a-ko) opleiding gedaan. De a-ko opleiding is een vrij nieuwe opleiding, waarin je na een selectieprocedure de mogelijkheid krijgt om in vier jaar zowel basisarts als klinisch onderzoeker te worden. De combinatie van het brede, patiëntgerichte huisartsenvak en het toepasbare, praktische onderzoek op het gebied van huisartsgeneeskunde is in mijn ogen de ideale combinatie voor een arts-klinisch 10 onderzoeker. Ik heb dan ook al mijn keuze stages op het gebied van huisartsgeneeskunde gedaan, onder begeleiding van Jochen Cals en Geert-Jan Dinant. Zo heb ik onderzoek gedaan op het gebied van wondsluiting en antibioticatrends bij kinderen. Dit laatste sluit aan bij het geen waar ik me gedurende mijn huidige onderzoek mee bezig ga houden, namelijk kinderen en infectieziekten. Het eerste jaar ga ik fulltime onderzoek doen, waarna ik in september 2013 zal starten met de huisartsenopleiding. Omdat ik geloof dat ontspanning onmisbaar is voor inspanning ga ik in mijn vrije tijd graag hardlopen, zwemmen en mountainbiken en ben ik al 20 jaar lid van Scouting Stein waar ik tegenwoordig welpjes (jongens van 8 t/m 11 jaar) begeleid in sport en spel. Ik kijk met veel plezier en enthousiasme uit naar de komende jaren en wellicht tot ziens.

op één lijn 44 3e uitgave 2012 Even voorstellen Robert Willemsen HUISARTSONDERZOEKER Mijn naam is Robert Willemsen en ik ben huisarts in Maastricht alsmede kaderarts hart- en vaatziekten. Op 18 september ben ik gestart als huisartsonderzoeker bij de vakgroep huisartsgeneeskunde. Ik ga onderzoek doen naar FABP, een interessante biomarker die mogelijk kan helpen bij het onderscheid maken tussen cardiale en niet-cardiale oorzaken van pijn op de borst in de eerste lijn. Omdat FABP (ofwel Fatty Acid Binding Protein) vrijkomt uit hartcellen in nood, is de verschijning ervan in het bloed een teken van hartweefselschade. Omdat er een zogenaamde 'Point of Care Test' voor FABP bestaat, kan de huisarts ter plekke bij de patiënt met pijn op de borst deze biomarker bepalen. Er is slechts één druppel bloed nodig en binnen enkele minuten is er een uitslag. Tot dusver is alles simpel, nu hebben we nog een positief- en negatief voorspellende waarde nodig... Dan kunnen we bepalen of deze test inderdaad leidt tot minder 'onterecht' niet en 'onterecht' wel ingestuurde patiënten. Geef me nog een paar jaar en: ik kom bij u terug! Oproep JOIN OUR Uit het Hoofd DOOR JEAN MURIS, HOOFD HUISARTSOPLEIDING EN LAURY DE JONGE, SECTORHOOFD BASISCURRICULUM HUISARTSGENEESKUNDE Afgestudeerd als huisarts? Vaarwel gezegd tegen terugkomdagen? Is onderwijs aan de UM iets voor je? Wil je na je afstuderen met andere alumni contact? Met het sectorhoofd Laury de Jonge kan je altijd praten over functies in het onderwijs. Perfect te combineren met een baan als waarnemer of hidha. Wij zoeken vooral pas gevestigde huisartsen die een bont palet van onderwijstaken zouden willen oppakken. Ook huisartsen die niet bij de UM hebben gestudeerd zijn van harte welkom. Het gaat hierbij om functies als coach in het derde studiejaar en huisartsbegeleider bij de coschappen. De werkzaamheden concentreren zich meestal op een 10tal weken per jaar, gemiddeld 1 tot anderhalve dag per week Als je een paar jaar ervaring hebt als huisarts (ook waarnemend of hidha) bent je harte welkom om via de website of mail een vrijblijvend gesprek aan te vragen. FAMILY Bij Huisartsopleiding Maastricht zijn er ook diverse mogelijkheden. Je kunt ontwikkelaar van onderwijs worden, kennistoetsvragen maken of huisartsbegeleider zijn. Ervaring in de praktijk, ervaring met coschapstudenten zijn voorwaarden om je aan te melden. Dit kan via de website: www.huisartsgeneeskundemaastricht.nl of via een e-mail naar Lilian Aarts (onderwijscoördinator): lilian.aarts@maastrichtuniversity.nl Heb je hulp nodig bij het opzetten van activiteiten voor alumni? Cursus en of workshops praktijkmanagement / EBM? Wil je assistentie bij het verkrijgen van accreditatiepunten bij deze activiteiten? Neem dan ook contact met ons op. We willen dit graag faciliteren. www.huisartsgeneeskundemaastricht.nl 11

op één lijn 44 3e uitgave 2012 Vanuit het onderwijs Vliegende start DOOR LAURY DE JONGE, SECTORHOOFD ONDERWIJS BASISCURRICULUM Curriculumjaar 2012-2013 is van start gegaan, een vliegende start ditmaal. Extra vaart werd gegeven door de opvolging van Katrien Boots als coördinator coschap door Marion van Lierop. In deze Op één lijn stelt zij zich voor, om meteen door te pakken naar hernieuwing van ons coschap. Aandachtspunten dit jaar zijn de docentprofessionalisering, waarbij de samenwerking met de huisartsopleiding verder versterkt zal worden. Daarnaast zal de oriëntatie over een gemeenschappelijk coschap samen met sociale geneeskunde voortgezet worden. Binnen dit nieuwe coschap zal ook nadrukkelijk een plaats zijn voor de Arts Verstandelijk Gehandicapten (AVG). Zoals te lezen op 19 oktober in de arbeidsmarktmonitor van Medisch Contact staat de Arts voor Verstandelijk Gehandicapten opnieuw op nummer 1. Coördinator onderwijs voor AVG bij Huisartsgeneeskunde, Sonja Soudant, beschrijft met enthousiasme haar inspanningen om het specialisme in de basisopleiding meer bekendheid te geven. De jonge huisartsen Ferry Lusthuis en Iris Blonk hebben veel gemeenschappelijke interesses. Behalve de liefde voor het huisartsenvak hoort daar de laatste jaren ook een actieve rol bij als huisartsbegeleider voor de coassistentgroepen. Toen ook nog een huwelijk voortvloeide was de cirkel rond: dit zijn blijvertjes! Nieuwe coördinator coschap huisartsgeneeskunde ‘Leuk om zaken te regelen en organiseren’ DOOR MARION VAN LIEROP, COöRDINATOR COSCHAP HUISARTSGENEESKUNDE ‘Je kunt niet voorkomen dat de vogels van het verdriet komen overvliegen, maar je kunt wel voorkomen dat ze nesten in je haar maken’. Dit Chinese spreekwoord had ik lang in mijn spreekkamer aan de muur hangen. Menig patiënt begon er over na alleen in mijn spreekkamer te hebben gezeten omdat ik even iets bij de assistente moest halen. Het spreekwoord sprak altijd erg tot de verbeelding, ook bij mensen die voor heel gewone klachten op spreekuur kwamen. Het spreekwoord heeft een mooie plek gekregen bij de balie van de assistentes toen ik in 2010 om gezondheidsredenen 12 met mijn werk als huisarts in Medisch Centrum Sittard Oost gestopt ben. Daar zal het de wachttijd bij de balie wellicht verzachten en in gedachte mee naar huis worden genomen. Inmiddels ben ik al weer twee jaar als docent verbonden aan het basiscurriculum van geneeskunde aan de Universiteit Maastricht en heb ik dit spreekwoord niet meer nodig voor mijn dagelijkse werk. Nu bestaan mijn werkzaamheden immers niet meer uit het verlenen van huisartsgeneeskundige zorg aan mijn patiënten, maar

op één lijn 44 3e uitgave 2012 uit het vervullen van diverse onderwijsrollen, zoals training in communicatie en reflectie voor derdejaars, klinisch redeneren voor tweedejaars, tutor in het tropenblok, en huisartsbegeleider van coassistenten huisartsgeneeskunde. Sinds 1 september 2012 ben ik coördinator geworden van het coschap huisartsgeneeskunde. Mijn werkzaamheden zijn nu vooral het coördineren van de gang van zaken in en rondom het coschap, en daarnaast het begeleiden van coassistenten tijdens de facultaire terugkomdagen. Ik doe dit werk met veel plezier. Ik vind het leuk om zaken te regelen en te organiseren, en om mee te denken over de inhoud van het onderwijs in het coschap. Ook wil ik graag de docentprofessionalisering binnen het coschap verder vormgeven, iets waar mijn voorgangster Katrien Boots al een begin mee heeft gemaakt. Op dit moment zijn we ook bezig met het ontwikkelen van een nieuw coschap huisartsgeneeskunde. In het nieuwe coschap, dat 12 weken zal duren, wordt het coschap samen vormgegeven met het coschap sociale geneeskunde. De start van het nieuwe coschap huisartsgeneeskunde staat gepland voor het jaar 2015. Overigens gaan ook alle klinische coschappen ‘op de schop’. Dit is het gevolg van het nieuwe Raamplan Artsopleiding 2009 van de NFU (Nederlandse Federatie van Universitair medische centra). Het Raamplan Artsopleiding 2001 werd aangepast vanwege verschillende ontwikkelingen in de afgelopen jaren. Voorbeelden daarvan zijn de introductie van de bachelor/masterstructuur en onderwijskundige vernieuwingen in de medische vervolgopleidingen maar ook de roep vanuit de maatschappij om meer aandacht voor kwaliteit van zorg en patiëntveiligheid. Het boven vermelde Chinese spreekwoord is niet meer van toepassing op mijn huidige werk in het onderwijs. Een uitspraak van de Amerikaan Jim Rohn spreekt mij nu meer aan, ook door het zeilen dat ik graag in mijn vrije tijd doe: ‘It is the set of the sails, not the direction of the wind that determines which way we will go’. Dat betekent voor mij dat ik graag de samenwerking met de huisartsen in het veld, de opleiders van de coassistenten, wil intensiveren. Dan kunnen we binnen het coschap huisartsgeneeskunde samen een bijdrage leveren aan competente basisartsen, want zij worden immers onze toekomstige collega’s in de eerste of tweede lijn. Verkiezing Clinicus van het Jaar 2011-2012 Heel veel kwaliteit DOOR BABETTE DOORN, REDACTIE Op vrijdag 7 december deelde Pulse Master, de belangenvereniging van Masterstudenten Geneeskunde van de UM, haar jaarlijkse onderwijsprijzen uit over het afgelopen academische jaar 2011-2012. Hoofdprijs: een gouden stethoscoop. Maar de eer, de waardering door de doelgroep, daar gaat het uiteraard echt om. Studenten konden stemmen op hun favoriete stagebegeleider en favoriete stageplek in de kliniek. Ook de eerstelijn, de huisartsen doen mee aan deze verkiezing in de categorie Beste Huisartsbegeleider (HAB) bij het coschap. Namens de vakgroep Huisartsgeneeskunde hebben wij 5 kandidaten voor de top-3 nominaties aangedragen. Dit zijn de HABs die van studenten de hoogste scores kregen voor hun begeleiding. Deze huisartsen behaalden allemaal een score van 8.7 of hoger! Ongekend goed dus. De genomineerden zijn – in willekeurige volgorde: Janneke van Drunen Iris Blonk Mieke Winten Giel Peeters Paul Winters Je zou denken dat er geen andere HABs actief waren omdat we elk jaar enkele dezelfde namen tegenkomen. Schijn bedriegt want ook afgelopen jaar waren er 16 HABs actief bij het coschap. Hun totale gemiddelde cijfer lag het afgelopen jaar op een 8,3 (ik heb zelden zo’n hoog totaalgemiddelde gezien) dus er zijn helemaal geen verliezers. Namens de vakgroep Huisartsgeneeskunde danken we alle HABs en alle coschappers voor hun inzet! Bij het in druk gaan van dit blad moest de uitreiking nog plaatsvinden. Wie de uiteindelijke winnaar is geworden van deze verkiezing, leest u daarom in het voorjaarsnummer van Op één Lijn. 13

op één lijn 44 3e uitgave 2012 Onbekend maakt onbemind Wie is die AVG? DOOR SONJA SOUDANT, AVG EN DOCENT BASISCURRICULUM Alweer zo’n drie jaar geleden ben ik door mijn voorgangster, (prof. Henny Lantman) gevraagd om, binnen de vakgroep HAG, het stokje van haar over te nemen. Haar ‘stokje’ was in dit geval het keuzeblok ‘zorg voor mensen met een verstandelijke beperking’ in jaar 2. Wie ben ik? Mijn naam is Sonja Soudant, sinds 12 jaar werkzaam in de zorg voor verstandelijk gehandicapten waarvan 5 jaar als AVG (Arts voor Verstandelijk Gehandicapten). In 1995 ben ik afgestudeerd aan de Universiteit Maastricht. Na mijn huisartsopleiding ben ik begonnen als huisarts op St. Anna in Heel, een instelling voor mensen met een verstandelijke beperking. Ik had mezelf 1 jaar de tijd gegeven om te zien of werken met deze groep patiënten me zou bevallen. Inmiddels, 12 jaar later, werk ik nog steeds met heel veel plezier op dezelfde plek. Toen Henny mij vroeg, had ik geen enkele ervaring met het geven van onderwijs. Maar ik vond het een leuke uitdaging die ik enthousiast heb aangenomen. Maar naast dat ik het een leuke uitdaging vond, speelde er nog een factor mee om dit te gaan doen. Als ik het stokje niet zou overnemen, zou dit het einde betekenen van het keuzeblok. En daarmee zou ook het kleine stukje AVG-zorg binnen de geneeskundeopleiding verdwijnen. Kennismaking met het specialisme AVG en zijn bijzondere groep patiënten is binnen de geneeskundeopleiding alleen mogelijk als keuzeonderwijs. Logisch misschien omdat het een klein specialisme betreft; er zijn op dit moment ongeveer 175 geregistreerde AVG’s in Nederland. Maar misschien ook niet als je bedenkt dat er in Nederland ongeveer 112.000 mensen met een verstandelijke beperking wonen. Iets meer dan de helft hiervan woont thuis of (min of meer) zelfstandig. Een gemiddelde huisartspraktijk heeft 10-15 personen met een verstandelijke beperking. Uit onderzoek blijkt dat zij vaker dan gemiddeld contact hebben met de huisarts: 5.4 maal per jaar tegenover 3.2 consulten per jaar voor mensen zonder een verstandelijke beperking. Ook bezoeken zij met enige regelmaat één of meerdere specialisten in een ziekenhuis. Dit betekent dat iedere arts, huisarts of specialist, te maken krijgt met deze bijzondere groep patiënten. Wat hen bijzonder maakt zijn de veelvoorkomende medische problemen, de vaak typische klachtenpresentatie en de regelmatig aanwezige communicatieproblemen. Vooral de klachtenpresentatie en de communicatieproblemen maken de medische zorg voor deze patiënten soms ingewikkeld. Met de komst van het specialisme ‘medische zorg voor verstandelijk gehandicapten’ is de kwaliteit van zorg voor deze groep mensen verbeterd. Huisartsen en specialisten doen steeds vaker een beroep op de expertise van de AVG als zij te maken krijgen met een patiënt met een verstandelijke beperking. De vraag naar AVG’s groeit en het tekort aan AVG’s zal de komende jaren verder toenemen. Het keuzeblok organiseer ik inmiddels 3 jaar met veel plezier. Maar mijn ervaring is ook dat de meeste studenten niet op de hoogte zijn van het bestaan van het specialisme. En ook hier geldt: ‘onbekend maakt onbemind’. Alle reden dus om het specialisme meer bekendheid te geven. Mijn uitdaging voor de komende tijd zal dan ook zijn om de AVG en zijn bijzondere groep patiënten een vaste plek binnen de reguliere opleiding te geven. Tijdgebrek? Inter-UM! Denk nog eens aan het inhuren van medische studenten. www.interum.eu 14

op één lijn 44 3e uitgave 2012 Huisarts duo-banen Je kan zoveel van elkaar leren DOOR IRIS BLONK EN FERRY LUSTHUIS, HUISARTSEN EN DOCENTEN ook de mogelijkheid te zorgen voor meer verdieping in het vak. Door het contact met de studenten blijf je scherp en geprikkeld om ook over je eigen handelen na te blijven denken. Ik kan het iedereen aanraden! In september 2010 ben ik, Ferry Lusthuis, afgestudeerd als huisarts in Utrecht. Mijn basisopleiding volgde ik in Maastricht. Momenteel ben ik vaste waarnemer in Cadier en Keer en geef ik per jaar drie periodes van tien weken onderwijs aan coassistenten. Van de redactie kregen wij de uitnodiging voor het schrijven van een stukje. En omdat wij een ‘koppel’ zijn was de vraag om dit samen te doen. Bij dezen, net terug van onze huwelijksreis, willen wij ons graag even voorstellen. Mijn naam is Iris Blonk en sinds maart 2011 woon en werk ik in het mooie Zuid-Limburg. Ik ben opgeleid in Utrecht en in 2011 samen met Ferry in Maastricht komen wonen. Ik werk nu met veel plezier als waarnemend huisarts in diverse praktijken in de regio. Daarnaast ben ik begonnen als HAB-docent en docent klinisch redeneren in jaar 2. Ik vind onderwijs geven een hele leuke afwisseling met het dagelijks werk in de praktijk. Toen ik begon als HAB had ik het idee dat ik misschien nog wat te onervaren zou zijn om dit onderwijs te geven, maar ik merk dat studenten het juist ook leuk vinden om les te krijgen van iemand die 'net uit de schoolbanken' is en nog relatief dicht bij hun belevingswereld staat. Daarnaast heb je door de opleiding en andere werkzaamheden in het ziekenhuis toch al een hoop praktijkervaring die zij nog missen. Ik vind het heel leuk dat de HAB-docentengroep bestaat uit een deel net afgestudeerde huisartsen en huisartsen die al een hele carrière achter de rug hebben. We kunnen hierdoor elkaar goed aanvullen en het is erg leuk ideeën uit te wisselen in het HAB-overleg om het onderwijs te kunnen verbeteren. Het geven van onderwijs geeft mij zelf Tijdens mijn opleiding en later als huisarts besefte ik dat onderwijs een leuke bijkomstigheid is van het vak. Op een andere manier bezig zijn met hetgeen je dagelijks doet. Uitleggen waarom je iets doet, vergelijken met wat een ander doet in eenzelfde situatie. Natuurlijk houdt onderwijs ook in: weten wat de wetenschappelijke basis is van je handelen en ook of dat nog wel actueel is. Een belangrijk aspect in dit vakgebied. Zo koos ik ervoor om naast het waarnemen in huisartspraktijken en de huisartsenpost te starten als coassistent begeleider op de Universiteit Maastricht. Ik begeleid groepen van rond de tien coassistenten die hun coschap huisartsgeneeskunde volgen. Tijdens hun stage van tien weken, hebben ze wekelijks een terugkomdag in Maastricht. Deze dag wordt gebruikt voor intervisie, casuspresentaties en andere opdrachten. Het leuke van een dag onderwijs geven vind ik, behalve de afwisseling, ook de prikkeling jezelf verder te ontwikkelen op nieuwe competenties zoals pedagogiek. Een mooi aspect vind ik de relatieve vrijheid die er is om onderwijs te geven op een voor studenten prettige leerzame manier, meestal interactief. Ik vind ook het kijkje achter de onderwijsschermen erg verrassend. Ik had vooraf niet verwacht dat er zoveel tijd en energie besteed wordt aan het ontwikkelen en implementeren van onderwijs. Het is ook een welkome afwisseling op de spreekuren. Je merkt ook dat je, na een dag onderwijs geven, zin hebt om extra te letten op de wetenschappelijke verantwoording van je keuzes in de spreekkamer. Leuk is ook dat ik met Iris af en toe ervaringen kan uitwisselen. Je kan zoveel van elkaar leren! 15

op één lijn 44 3e uitgave 2012 Nascholing Mogen we uw hersens lezen? DOOR YVONNE VAN LEEUWEN, COöRDINATOR NASCHOLING HUISARTSGENEESKUNDE Agenda 2012 zie www.topevent.nl De vorige keer kondigde ik aan dat ik een symposium neuromarketing zou bezoeken. Dat is inmiddels gebeurd en de verwachtingen zijn waargemaakt. Wat ik daar leerde was ‘dat onze hersenen een andere taal spreken dan wij’. Petscans laten zien dat we vaak anders reageren op prikkels dan we zeggen dat we doen. ‘Inwendig’ zijn we kwaad, verdrietig of enthousiast, maar we hangen er een ander verhaal omheen. Onze ‘babbelbox’ doet dat, een plek in de frontaalkwab, aldus prof. Victor Lamme, schrijver van het boek: ‘de vrije wil bestaat niet’. Deze kennis heeft firma’s als Heineken ertoe bewogen hun reclamespots uit te proberen op proefpersonen in een scanapparaat. Die hoeven niet meer te zéggen wat ze van het spotje vinden. Hun cerebrale reactie wordt ‘gelezen’. Voor 5000 euro kun je als firma al beschikken over zo’n ‘uitslag’. Wat moeten we hier nu weer van denken? Misbruik van wetenschap? Of moeten we ook ons onderwijsaanbod zo toetsen? Eén conclusie is dat we meer waarde moeten hechten aan boodschappen die impliciet worden overgedragen, en dat eigenschappen van de docent zoals enthousiasme ertoe doen. Dat wisten we al, maar het wordt nu neurofysiologisch ‘bewezen’. Onze HAG-UM-cursussen, hoe mooi ook, zijn minder in trek, omdat mensen zich moeilijker vrij kunnen maken voor een aantal dagen in de week. Daarom is de summercourse palliatieve zorg voor komend jaar ingekort van 5 naar 2 dagen met een terugkomdag een half jaar later. Elke huisarts zou deze cursus eigenlijk moeten volgen, zeker als samengewerkt wordt met een hospice. De Nederlandse huisarts mag overigens trots zijn, zo leerde ons een ontmoeting met hospiceartsen uit Engeland: waar de overburen excelleren in palliatieve zorg binnen de hospicemuren, is in Nederland de eerstelijns palliatieve zorg een sellingpoint. Maar het kan nog beter. Vandaar! MINC nascholingen Het Maastricht INfection Center (MINC) organiseert een paar keer per jaar een nascholingsavond voor eerstelijnsdisciplines in Van der Valk Maastricht. Het MINC wil haar kennis en kunde op het gebied van infectieziekten via deze avonden uitdragen. Meer informatie over de MINC op www.minc.eu. Op 23 oktober was het thema van de nascholing ‘De huid als spiegel. Infecties, koorts en vlekjes.’ Het was een uitverkochte avond en een gemengd en overwegend jong publiek, waaronder veel aios en alumni. De beestjes en de jeuk werden geserveerd voor de koffiepauze, de koorts en de vlekjes erna. Format is kijken (afbeeldingen), denken (les) en morgen toepassen (boodschap). Tussendoor is er volop tijd om kennis te maken met collega’s en even bij te kletsen. Voorzitter van de avond was dr. Jochen Cals, huisarts onderzoeker verbonden aan de vakgroep Huisartsgeneeskunde die de avonden accrediteert. Resi Hoogenboom regelt op uitstekende wijze alles rondom de organisatie. Thema’s 2013 (data zijn nog niet bekend): 1. Infecties van oor tot alveoli, van eerste naar tweede lijn 2. Infecties op reis: preventie en behandeling 3. Maagdarminfecties 4. Immunogenetica, de gastheerkant van infectieziekten Met name avond 1-3 kunnen interessant zijn voor huisartsen (i.o.). Ivo Nagtzaam & Jochen Cals 16

op één lijn 44 3e uitgave 2012 Promotie Annelies Lucas Astma/COPD-Dienst DOOR LUC GIDDING, REDACTIE Komt een vrouw op het spreekuur. Zij is 46, klaagt over hoesten en ook benauwdheid. Ze heeft deze klachten wel vaker en rookt ook wel eens een sigaretje. Of de huisarts even wil luisteren. Deze vindt geen afwijkingen en ziet geen aanwijzingen voor longontsteking. Klaar is Kees, toch? Het addertje zit daarin dat deze klachten ‘wel vaker’ voorkomen. De huisarts kan een chronische aandoening als astma of COPD niet uitsluiten. Wat nu? Op 7 september jl. verdedigde Annelies Lucas succesvol haar proefschrift getiteld: Ondersteuning van huisartsen in dagelijkse zorg door een Astma/COPD-Dienst (ACD). Een ACD ondersteunt de huisarts bij de ingewikkelde diagnostiek van astma/COPD door het uitvoeren van longfunctiemetingen die longartsconsulenten vervolgens beoordelen samen met een ingevulde vragenlijst. Lucas’ onderzoek naar de kwaliteit van de ACD toont aan dat deze ‘papieren’ diagnostische procedure betrouwbaar is en even goed als een live beoordeling in de spreekkamer van de longarts. De ACD signaleert misdiagnostiek en overbehandeling bij patiënten die medicatie gebruiken voordat de diagnose gesteld is. Naast het stellen van de juiste diagnoses maakt aanvullende advisering bij deze en andere diagnostische problemen de ACD tot een waardevolle diagnostische voorziening voor huisarts en hun patiënten. In 2003 is Annelies Lucas begonnen met haar onderzoek naar de kwaliteit van een ACD. Dit deed ze naast haar werk als huisarts bij Stichting Gezondheidscentra Eindhoven, in de woelige tijden waarin ze ook betrokken was bij DBC-ontwikkeling en ketenzorg. Na 25 jaar heeft ze de praktijk overgedragen en in oktober 2011 is ze aangesteld als medisch directeur bij het Eerstelijns Diagnostisch Centrum ‘Diagnostiek voor U’, in Eindhoven, Den Bosch en Limburg, waar de onderzochte ACD deel van uitmaakt. Nu, na haar promotie, gaat ze zich daar meer op concentreren. 17

op één lijn 44 3e uitgave 2012 Promotie Cecile Utens Hospital-at-home for COPD exacerbations DOOR CECILE UTENS, ONDERZOEKER COPD is een chronische longziekte die gekenmerkt wordt door exacerbaties. Ongeveer 20% van de exacerbaties leidt tot een ziekenhuisopname. Exacerbaties hebben een grote invloed op patiënten, en brengen hoge gezondheidzorgkosten met zich mee. Hospital-at-home is een bewezen alternatief om de opnameduur te verkorten zonder negatieve uitkomsten voor patiënten. In het proefschrift wordt hospital-at-home geëvalueerd op effectiviteit, kosteneffectiviteit, de impact op patiënten en mantelzorgers en de acceptatie door zorgverleners. In de GO AHEAD trial is het hospital-at-home geëvalueerd. In totaal zijn 139 patiënten gerandomiseerd. In de trial werd reguliere ziekenhuisopname van zeven dagen vergeleken met de interventie hospital-at-home: begeleid vervroegd ontslag waarbij patiënten na drie dagen opname werden ontslagen en nog vier dagen thuisbehandeling met bezoeken van een thuiszorgverpleegkundige ontvingen. Na randomisatie op de derde opnamedag werden patiënten nog 90 dagen gevolgd. Effectiviteit is gemeten middels de Clinical COPD Questionnaire. Aan het einde van de ziekenhuis- of thuisbehandeling werd er geen verschil tussen de groepen gevonden. Aan het einde van 90 dagen follow-up was er ook geen verschil. Effectiviteit werd ook geëvalueerd middels heropnames, gefaalde behandeling, mortaliteit en generieke kwaliteit van leven. Er was geen verschil in heropnames, gefaalde behandelingen en mortaliteit. Aan het einde van de ziekenhuis- of thuisbehandeling was er een significant verschil in kwaliteit van leven in het voordeel van de ziekenhuisgroep, maar aan het einde van de follow-up periode was dit verschil verdwenen. Vanuit gezondheidszorgperspectief is begeleid vervroegd ontslag goedkoper, hoewel aan het einde van de follow-up niet meer significant. Vanuit maatschappelijk perspectief is begeleid vervroegd ontslag kostenbesparend aan het einde van de behandeling, maar niet meer aan het einde van de follow-up. Beide zijn niet significant. Patiënten zijn tevreden over hun behandeling en alleen de tevredenheid over zorg ’s nachts en het in staat zijn normale dagelijkse activiteiten te hervatten laat een verschil zien. 80% Van de patiënten die hospital-at-home hebben ondergaan en 42% van de patiënten die ziekenhuiszorg hebben ondergaan zouden kiezen voor thuisbehandeling. Er is geen verschil in belasting van mantelzorgers tussen hospital-at-home en reguliere ziekenhuiszorg. Van de mantelzorgers van patiënten die hospital-at-home hebben ervaren kiest 71% voor thuisbehandeling, voor de mantelzorgers van patiënten die ziekenhuiszorg hebben ervaren is dit 33%. Ook mantelzorgers zijn tevreden met de behandeling. Zorgverleners zijn tevreden met hun rol in hospital-at-home, hoewel deze voor thuiszorgverpleegkundigen wel anders was dan hun normale rol. Generieke thuiszorgverpleegkundigen ervaren voldoende kennis en vaardigheden te hebben om patiënten thuis te monitoren. Gespecialiseerde verpleegkundigen zijn van mening dat de generieke verpleegkundigen onvoldoende kennis en vaardigheden hiervoor hebben. Desalniettemin is hospital-at-home met monitoring door generiek thuiszorgverpleegkundigen mogelijk. Algehele conclusie is dat hospital-at-home voor geselecteerde patiënten geïmplementeerd zou moeten worden. Over de onderzoeker Na haar studie verpleegkunde in Eindhoven heeft Cecile Utens het werken op de afdeling longziekten van het Catharina Ziekenhuis gecombineerd met de Master Gezondheidwetenschappen in Maastricht. Hierna heeft ze gewerkt aan de GO AHEAD studie in het Catharina Ziekenhuis, wat geleid heeft tot het proefschrift. Haar promotoren zijn professor Van Schayck en professor Rutten-van Mölken van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Haar copromotor is dr. Smeenk van het Catharina Ziekenhuis. 18

op één lijn 44 3e uitgave 2012 Professionele identiteit van de Nederlandse huisarts Geprijsd, niet geprezen DOOR WILJAN HENDRIKx, AFGESTUDEERD MASTERSTUDENT BESTUURSKUNDE 1 In vijf weken tijd heb ik 22 huisartsen gemiddeld ruim een uur bezocht. Dat klinkt misschien niet helemaal gezond, maar gelukkig was het dan ook voor mijn scriptie en niet vanwege een opmerkelijke gezondheidstoestand. Als bestuurskunde student heb ik geen medische achtergrond, maar tegelijkertijd zien we dat de zorg als politiek bestuurlijk thema terecht veel aandacht krijgt. Zo verscheen in mei 2011 een artikel in de Volkskrant van bijzonder hoogleraar Actief Burgerschap Evelien Tonkens met als titel ‘Huisartsen zijn al beneveld door geld’. Er was dan ook maar weinig voor nodig om ervan overtuigd te raken dat mijn scriptie over de professionele identiteit van de Nederlandse huisarts in een economisch tijdsbeeld moest gaan. Natuurlijk is deze kwalitatieve studie niet statistisch generaliseerbaar naar alle huisartsen, maar op basis van de 22 diepte-interviews valt te concluderen dat de huisarts niet een andere rol voor zichzelf weggelegd ziet in een meer economisch georiënteerde wereld. Integendeel, het bieden van de beste, evidence-based zorg aan de patiënt is en blijft de grootste verantwoordelijkheid. Toch is er wel iets aan de hand. Veel huisartsen hebben het gevoel er alleen voor te staan. Te vaak wordt door overheid, verzekeraars, publieke opinie en onderzoekers eenzijdig gefocust op het medisch-technisch handelen van een huisarts om te beoordelen of deze ‘kwaliteitszorg’ levert. Veel huisartsen beschouwen dit als de helft van hun werk. De andere helft bestaat uit het sociale contact met de patiënt en diens familie. Geruststellen van een patiënt, belangstelling tonen na het overlijden van een familielid, en informeren naar de ziekenhuisopname van een patiënt zijn allemaal zaken waar geen code aangehangen kan worden en die niet te meten zijn met indicatoren. Als bestuurskundige verwacht ik dat de spanning tussen prestatiemeting en het besef dat niet alles meetbaar is de komende jaren in intensiteit toe zal nemen. Niet alleen binnen de zorg, maar binnen allerlei sectoren zoals onderwijs en politie. Wat de huisartsenzorg betreft schetst mijn scriptieonderzoek in ieder geval het beeld dat de huisarts niet beneveld is door geld. Er is dan ook zeker ruimte om politiek en maatschappelijk meer vertrouwen in – en waardering voor – het kennen en kunnen van de Nederlandse huisarts te hebben. Nu komt de waardering voor het werk van de huisarts te vaak alleen vanuit de individuele patiënt. En laten we wel wezen, deze waardering kan nog gratis ook... 1 Hendrikx, P.M.A. (2012). A valued General Practitioner: priced, not praised. Exploring the effects of economization on the professional identity of Dutch GPs. Msc. (research master) Thesis. Utrecht/ Rotterdam/Tilburg: Utrecht University/Erasmus University/Tilburg University. Digitale kopie is op te vragen bij de redactie via op1lijn@maastrichtuniversity.nl Kaderopleiding Wetenschappelijk Onderzoek start weer in april 2013 From 8-12 April 2013 (five fulltime days) a next Start class (year 1) of the International Primary Care Research Training Curriculum (in Dutch: NHG Kaderopleiding Wetenschappelijk onderzoek – Opleiding HuisartsOnderzoeker (OHO) will run in Maastricht. This time the course venue will be De Groote Sociëteit (www.groote-societeit-maastricht.nl). The Start class is open to any primary care professional who is interested in starting small scale research in his/ her (health) centre, as well as beginning PhD’s ready to make a start with learning the basics of doing primary care relevant research. If you are interested, or already wish to apply, or if you know someone else who is interested, or in case you like more information, please send an email to karin.aretz@maastrichtuniversity.nl (course manager) www.huisartsgeneeskundemaastricht.nl/wat-bieden-wij/ nascholing/kaderopleidingen.html 19

op één lijn 44 3e uitgave 2012 Huisartsen gezocht MIRA-onderzoek DOOR MARIAN VAN DEN BRINK, ARTSONDERZOEKER UMCG In een vorige uitgave van ‘Op één lijn’ (nr. 42) heeft u kunnen lezen over het MIRA-onderzoek, waarin we het levonorgestrel houdend spiraal (MIRena®-spiraal) vergelijken met endometriumablatie (Novasure®) in de behandeling van menorragie. Het onderzoek in het kort: Design: Patiënten: multi-center RCT (Randomized Controlled Trial) vrouwen met hevig menstrueel bloedverlies, 34 jaar of ouder zonder kinderwens of intracavitaire uterusafwijkingen Inclusie: Follow-up: via huisartsen en gynaecologen Behandeling: randomisatie voor de Mirena-spiraal of endometriumablatie menstruatiescorekaart, vragenlijsten na 3, 6, 12 en 24 maanden NB: Patiënten die al een duidelijke voorkeur hebben voor één van beide behandelingen willen wij ook vervolgen via vragenlijsten in een observatiegroep. Inmiddels zijn het Maxima MC in Veldhoven, Maastricht UMC en Atrium MC Heerlen gestart met het onderzoek en zijn de huisartsen uit deze regio’s benaderd voor deelname. Mocht u de brief echter gemist hebben maar lijkt het onderzoek u wel interessant, dan kunt u zich nog steeds aanmelden! We verwachten dat het Twee Steden Ziekenhuis in Tilburg en het Jeroen Bosch Ziekenhuis in Den Bosch binnenkort ook kunnen starten en zullen dan de huisartsen uit deze regio’s een informatiebrief toesturen. De belasting voor u als huisarts betekent de patiënte aanmelden bij de lokale onderzoeksverpleegkundige en bij loting voor de Mirena-spiraal, deze plaatsen zoals u gewend bent. Ook als u zelf geen spiralen plaatst kunt u patiënten aanmelden voor ons onderzoek, dan kan zij verwezen worden naar de gynaecologie. Bij voldoende animo bieden wij tevens een geaccrediteerde nascholingsavond aan voor het leren plaatsen van de Mirena-spiraal. Voor aanmelding of vragen: stuur een e-mail naar M.J.van.den.Brink@umcg.nl of tel: 050-3638953. Meer informatie is ook te vinden op onze website: http://www.studies-obsgyn.nl/mira Jubilea vakgroep Huisartsgeneeskunde 1 september 2012 1 oktober 2012 Frits Ruijters, secretariaat onderzoek Henk Jochems, academisch huisarts in Elsloo 25 jaar UM 25 jaar Rijksambtenaar Sinds 1-9-1989 HAG, UM 15 november 2012 Bram de Wit, RNH-huisarts en opleider in Heerlen 25 jaar UM Sinds 1-1-1987 HAG, UM 20

op één lijn 44 3e uitgave 2012 Marjan van den Akker pioniert in Frankfurt Multi-primeur Multimorbiditeit DOOR LUC GIDDING, REDACTIE Op 17 oktober jl. gaf ons vakgroeplid dr. Marjan van den Akker een voordracht op het internationale symposium “Evidence-based medicine meets multimorbidity: a blind date?” op de Goethe Universiteit in Frankfurt am Main. De focus van het symposium lag op vragen die (huis) artsen en (eerstelijns) onderzoekers bezighouden. Wat moet worden gedaan wanneer een patiënt verschillende ziekten gelijktijdig heeft? Wat zijn problemen van multimorbiditeit en polyfarmacie waarmee wij tegenwoordig worden geconfronteerd? Welke ondersteuning voor klinische besluitvorming biedt evidence-based medicine (EbM) en hoe kan EbM in de toekomst hieraan bijdragen? Toonaangevende onderzoekers bespraken de dilemma’s en uitdagingen die multimorbiditeit met zich meebrengt, evenals strategieën om deze te overwinnen. Het symposium vormde onderdeel van de 22e gastleerstoel van de Friedrich Merz Stichting, waarin Marjan van den Akker dit jaar werd benoemd. Marjan van den Akker studeerde Gezondheidswetenschappen aan de Universiteit Maastricht en specialiseerde zich daarna in de epidemiologie. Ze is nu Universitair Hoofddocent bij onze afdeling Huisartsgeneeskunde en is gastdocent van de afdeling Huisartsgeneeskunde van de Katholieke Universiteit Leuven in België. De gastleerstoel van de Friedrich Merz stichting werd ingesteld in 1985, ter gelegenheid van de 100ste verjaardag van Friedrich Merz. Het doel is om elk jaar een bijzonder aangeschreven onderzoeker op het gebied van de Farmacie of Geneeskunde aan de Universiteit van Frankfurt aan te stellen. De gastleerstoel is vernoemd naar Friedrich Merz, apotheker en scheikundige, die nauw verbonden was met de Universiteit van Frankfurt. Na 21 mannelijke gastprofessoren uit het veld van de biomedische wetenschappen is Marjan van den Akker benoemd als eerste vrouwelijke gastprofessor en zij is bovendien de eerste gastprofessor uit het eerstelijns gezondheidszorgonderzoek. De gastleerstoel en het symposium bieden een jaarlijkse kans voor het uitwisselen van kennis en voor verdere internationale samenwerking op dit typische eerstelijns vraagstuk. Marjan van den Akker Nieuws van EGPRN Het volgende voorjaarscongres van de European General Practice Research Network (EGPRN) zal plaatsvinden in Kusadasi-Turkije van 16-19 mei 2013. Het centrale thema is ‘Risky Behaviours and Health Outcomes in Primary Care and General Practice’. 'Freestanding' abstracts, 'posters' en 'one-slide/five minutes presentations' over andere onderwerpen zijn ook welkom. De uiterste inzendtermijn om abstracts in te sturen is 15 januari 2013, via: http://meeting.egprn.org De spreektaal is Engels. Voor meer algemene informatie over EGPRN zie: www.egprn.org 21

op één lijn 44 3e uitgave 2012 Voor u geschreven in Maastricht Wetenschap in de praktijk DOOR JELLE STOFFERS, HUISARTS MEDISCH CENTRUM WEST KERKRADE EN UNIVERSITAIR HOOFDDOCENT VAKGROEP HUISARTSGENEESKUNDE UNIVERSITEIT MAASTRICHT Multimorbiditeit en functioneren Dat multimorbiditeit het dagelijks functioneren negatief beïnvloedt, lijkt een open deur. In Op één Lijn 42 werd al aandacht besteed aan de promotie van Sil Aarts over dit onderwerp. Zij gebruikte gegevens van de Maastricht Aging Study (MAAS), waarbij ze drie groepen mensen onderscheidde: gezonde mensen, patiënten met één ziekte en patiënten met meer dan één ziekte. Zij kon bevestigen dat het hebben van meer dan één ziekte gepaard gaat met meer disfunctioneren. Interessanter was dat mensen die in de loop van drie jaar een of meerdere kwalen ontwikkelden, van tevoren, toen ze nog ‘gezond’ waren, al minder goed functioneerden. (Aarts) Depressie bij astma Studenten Andrée Wiltens en Caroline Theunissen gingen helemaal naar de VS voor hun WESP over astma en depressie. Zij namen vragenlijsten af bij 105 patiënten met astma uit twee allergie poliklinieken en een huisartsenpraktijk in Illinois (ten westen van Chicago). Drie van de tien astmapatiënten bleken een verhoogd risico op depressie te hebben. Het hebben van méér depressieve klachten hing samen met minder kennis over astma en minder goed kunnen omgaan met astma. Multimorbiditeit en (lager) opleidingsniveau speelden ook een rol. (Wiltens, Theunissen) Antibiotica en luchtweginfecties Jochen Cals was betrokken bij twee publicaties van het GRACE project (Genomics to combat Resistance against 22 Antibiotics in Community-acquired LRTI in Europe). Dit project werd uitgevoerd binnen 14 huisartsennetwerken verspreid over Europa. We weten natuurlijk allemaal dat patiënten niet alles slikken wat we hen voorschrijven, maar ik vond het toch schokkend om te lezen dat van alle patiënten die een antibioticum voorgeschreven kregen voor een onderste luchtweginfectie, 41% hun medicament niet consumeerde! Driekwart van deze patiënten nam helemaal niks en een kwart haalde elders een ander antibioticum. Van de 59% die wel aan hun kuurtje begon, nam een kwart de kuur niet volledig. De auteurs pleiten voor meer onderzoek om dit gedrag beter te begrijpen. (Francis, Gillespie) Wij huisartsen zouden wellicht kritischer antibiotica voorschrijven als we de ernst van een onderste luchtweginfectie beter konden voorspellen. Ook dat werd in het GRACE project onderzocht. De waarde voor de eerstelijn van het ‘CRB-65’ instrument (‘confusion, respiratory rate, blood pressure, age >65’) werd nagegaan met gegevens uit diezelfde 14 Europese huisartsennetwerken. Het blijkt dat wij huisartsen bij de diagnostiek van onderste luchtweginfecties basale fysische parameters als ademhalingsfrequentie en bloeddruk weinig (23% respectievelijk 32%) meten. De CRB-65 kon maar bij 13% van alle patiënten bepaald worden. Voor zover dit gedaan was, voorspelde het instrument een ernstig beloop van de infectie niet. Het wachten is dus op een nieuwe, meer geschikte klinische beslisregel. (Francis, Cals)

op één lijn 44 3e uitgave 2012 Diagnostiek van longembolie Een beslisregel lijkt er nu wel te zijn voor de diagnostiek van longembolie in de eerstelijn: het hoofdartikel van de AMUSE-2 studie, waaraan ook veel Limburgse huisartsen hebben meegewerkt, werd onlangs gepubliceerd in de British Medical Journal. Promovenda Petra Erkens en ondergetekende hoorden tot de auteurs. U kunt de diagnose longembolie nu veilig uitsluiten als u bereid bent wat point-of-care d-dimeertestjes aan te schaffen en de Wells’ beslisregel voor longembolie uit uw hoofd te leren (bijvoorbeeld te vinden op www.longdoc.nl/formPE.htm). Bij de combinatie van een ‘Wells ≤4’ met een negatieve d-dimeertest bij een patiënt die mogelijk een longembolie zou kunnen hebben, kunt u de diagnose ‘longembolie’ veilig uitsluiten; de kans op een fout-negatieve beslissing is 1,5%. Door de Wells score in combinatie met een d-dimeertest te gebruiken bij patiënten bij wie u ‘longembolie’ in de DD heeft, zult u ongeveer 45% minder mensen doorsturen naar de eerste hulp van het ziekenhuis. (Geersing, Erkens, Lucassen) Verder … • Is het u wellicht ook opgevallen dat de NHG-standaard ‘fractuurpreventie’ – waaraan Tineke van Geel en Geert-Jan Dinant bijdroegen – de NHG-standaard ‘osteoporose’ vervangt; (Elders) • deed de Maastrichtse huisartsenopleiding een onderwijsexperiment onder leiding van Yvonne van Leeuwen rond het thema ‘complexe ouderenzorg’ met zes AIOS-opleiderkoppels. (Ramackers) Referenties • Aarts S, van den Akker M, Bosma H, Tan F, Verhey F, Metsemakers J, van Boxtel M. The effect of multimorbidity on health related functioning: Temporary or persistent? Results from a longitudinal cohort study. J Psychosom Res 2012; 73: 211-7 • Wiltens MMHA, Theunissen C, Glasser M, Zeitz H. Asthma and depression: A focus on the patient factors of asthma knowledge, asthma severity, and coping. JCOM 2012; 19: 255-61 • Francis NA, Cals JW, Butler CC, Hood K, Verheij Th, Little P, Goossens H, Coenen S, on behalf of the GRACE Project Group. Severity assessment for lower respiratory tract infections: potential use and validity of the CRB-65 in primary care. Prim Care Respir J 2012; 21: 65-70 • Francis NA, Gillespie D, Nuttall J, Hood K, Little P, Verheij Th, Coenen S, Cals JW, Goossens H, Butler CC, on behalf of the GRACE Project Group. Antibiotics for acute cough: an international observational study of patient adherence in primary care. Br J Gen Pract 2012; DOI:10.3399/ bjgp12x649124 • Geersing GJ, Erkens PM, Lucassen WA, Büller HR, Cate HT, Hoes AW, Moons KG, Prins MH, Oudega R, van Weert HC, Stoffers HE. Safe exclusion of pulmonary embolism using the Wells rule and qualitative D-dimer testing in primary care: prospective cohort study. BMJ. 2012 Oct 4;345:e6564. doi: 10.1136/bmj.e6564. • Elders P, Dinant GJ, van Geel, Maartens L, Merlijn T, Geijer R, Geraets J. NHG-Standaard Fractuurpreventie (tweede herziening). Huisarts Wet 2012; 55: 452-8 • Ramackers AMC, van Leeuwen YD, Pons K, Lammerts L. Ouderenzorg in praktijk gebracht. Huisarts Wet 2012; 55: 330-4 Aios Referatendag 20 november Van de tongriem gesneden? DOOR MARK BRUEREN, HUISARTSBEGELEIDER HUISARTSOPLEIDING Het wetenschappelijk onderwijs in het laatste jaar van de huisartsopleiding wordt traditioneel afgesloten met de referatendag. Dan presenteren de aios in kleine groepen hun (literatuur)onderzoek. Te winnen is een publieks- en een juryprijs. Op de referatendag van20 november waren er zes voordrachten. ‘Zin/onzin van het doorknippen van een te kort tongriempje’, ‘Werkt naproxen bij primaire dysmenorroe beter dan een andere NSAID?’, ‘Viagra en de kans op SOA’s’, ‘Eet meer tomaat voor je prostaat. Reduceert het eten van tomaat de kans op prostaatkanker?’, ‘Behandeling van wratten met 5-fluorouracil’, ‘Tamsulosine en urolithiasis’. Dagvoorzitter Henk Goettsch zorgde er met verve voor dat de sprekers en vragenstellers binnen het tijdschema bleven, en dat kwam het geheel zeker ten goede. Er zat, vind ik, voldoende vaart in. De jury vond de referaten van goed tot hoog niveau. 23 Interessant was de nadere analyse door aios Janiek Bais bij de vraag of tomaat/lycopene geassocieerd is met een lager risico op het krijgen van prostaatkanker. Deze vraag bleek niet eenduidig te beantwoorden, maar er leek verrassenderwijze wel invloed te zijn op de ontwikkeling van al bestaande prostaatkanker. Ondanks dit interessante uitstapje ging uiteindelijk de juryprijs niet naar het tomaat/prostaatverhaal, maar naar de voordracht over het te korte tongriempje. En het publiek was het hier mee eens. Linda de Bresser, Marieke Huibers, Irene Muskens en Merijn Godefrooij mochten de prijs in ontvangst nemen.

op één lijn 44 3e uitgave 2012 Internationale uitwisseling ‘Dying involves many people’ DOOR HENDRIK JAN VUNDERINK, HUISARTS, REDACTIELID Tijdens het blok Chronische Zorg in jaar 2 van de huisartsopleiding kunnen aios gedurende 6 weken een stage lopen in een hospice in Surrey, Engeland. Het initiatief voor deze stages is voortgekomen uit de contacten die Yvonne van Leeuwen, oud-hoofd van de Huisartsopleiding, in het verleden daar heeft gelegd tijdens de stages en bijscholingen in de palliatieve zorg die zij daar op eigen initiatief in de jaren 80 en 90 volgde. En zo kunnen onze aios al sinds 2002 meelopen in het Woking and Sam Beare Hospice in Woking of in het Princess Alice Hospice in Esher. De inmiddels meer dan 50 aios die in de loop van deze 10 jaar naar Engeland gingen, keerden zonder uitzondering enthousiast terug, onder de indruk van wat ze meegemaakt, en vooral van wat ze geleerd hadden. Lees als illustratie daarvoor nog eens het verslag, dat aios Eva van Sebille over haar stage eerder dit jaar schreef in nr. 43 van uw lijfblad. Hoog tijd dus om de stagebegeleiders uit de twee hospices uit te nodigen voor een bezoek aan Maastricht, voor uitwisseling van ervaringen en ideeën, en vooral als dank voor hun enthousiasme en motivatie voor deze stages. Op woensdag 3 oktober namen 4 stafleden van elk hospice het vliegtuig van Heathrow naar Düsseldorf om op tijd te zijn voor de Invitational Conference ’s middags in hotel l’Empereur in Maastricht. Uitgenodigd waren onder andere alle aios die ooit de hospicestage volgden. Vele daarvan waren aanwezig, zodat het tevens een soort reünie werd. Naar aanleiding van dubbelpresentaties door steeds een staflid uit Engeland en een staflid of ex-aios uit Nederland werd gediscussieerd over de rol van de huisarts bij palliatieve en terminale zorg, scholing in palliatieve zorg en unieke kwaliteiten van palliatieve zorg in beide landen. Natuurlijk kwam de rol van euthanasie daarbij ook ter sprake: een heikel onderwerp in Engeland, dat daar eigenlijk taboe is, zeker na de activiteiten van collega Harold Shipman, ‘Dr. Death’, die tot 1998 minstens 200 van zijn patiënten de dood in spoot. Opvallend, en voor ons ook verrassend, was, dat de Engelse gasten heel open aan de discussie deelnamen, en duidelijk respect hadden voor de zorgvuldige manier waarop in Nederland, en zeker door Nederlandse 24 huisartsen, met euthanasie wordt omgegaan, als onderdeel van het geheel van terminale zorg. De volgende dag nam Yvonne van Leeuwen de helft van de gasten mee voor een bezoek aan hospice Mantelhof in Heerlen, de andere helft ging met Hendrik Jan Vunderink naar hospice Trajectum in Maastricht. Waar de Engelse hospices veel grootschaliger zijn, en de zorg geleverd wordt onder leiding van een specialist Palliatieve Geneeskunde, waren de Engelsen gefascineerd door de ‘small, homely units with a minimum of ‘clinical’ care and an emphasis on quality of life’. Dat de eigen huisarts ook voor zijn patiënten in het hospice een belangrijke rol houdt, was een groot (en volgens enkelen jaloersmakend) verschil met de situatie in Engeland, waar de huisarts de palliatieve zorg uit handen heeft gegeven. Dat is één van de nadelige effecten van het Engelse beloningssysteem voor huisartsen: Payment-for-Performance, waarbij je voor palliatieve zorg 3 waardepunten verzamelt, en bijvoorbeeld voor hypertensiebehandeling 69. De vraag: ‘wat schuift het’ is dus voor Engelse collega’s snel bepalend voor hun keuzes in de zorgverlening. ’s Middags was er een symposium georganiseerd voor alle aios en stafleden van de Huisartsopleiding Maastricht in Hotel Van der Valk in Urmond. De eerste voordracht werd gehouden door Amanda Free, Engelse huisarts met special interest in palliative care, soort kaderhuisarts dus. Onderwerp was de samenwerking tussen huisarts en hospice in Engeland. Die is in de laatste decennia inderdaad fors afgenomen, mede doordat de Engelse huisarts zijn expertise niet op peil heeft gehouden. Vervolgens hield dr. John Omany, specialist palliatieve geneeskunde en stagebegeleider van onze aios in Woking, een pakkend relaas over de omgang met de familie van de terminale patiënt. Hij hield de aios boeiende communicatiespiegels voor die veel reacties vanuit de zaal opriepen. Merijn Godefrooij, aios en ex-hospiceganger, vertelde ons, wat hij meenam van zijn 6 weken stage. Om te beginnen de aparte communicatievormen daar: als een Engelsman zegt: ‘with the greatest respect’, bedoelt hij: ‘you’re insane’, maar jij begrijpt: ‘hij luistert naar me’. Desondanks bleek uit zijn verhaal, dat we in Nederland nog veel kunnen opsteken van de Engelse verworvenheden in palliatieve geneeskunde.

op één lijn 44 3e uitgave 2012 Vrijdags was het tijd voor een nadere kennismaking met het veelzijdige Maastricht, met een stadstour en een afscheidslunch. De exportmogelijkheden voor zuurvlees zijn hierna fors toegenomen. Als slot een opsteker voor de Nederlandse huisartsen in de vorm van een citaat uit het dankwoord van één van onze gasten: ‘We admire your emphasis on care at home with excellent access to professional care and a community attitude, Beleidsdag MOVAH Een nieuwe blik op vertegenwoordigen van mede-AIOS DOOR EVA VAN SEBILLE, TWEEDEJAARS AIOS EN SECRETARIS MOVAH Aan het begin van een nieuw opleidingsjaar, en met een clubje nieuwe eerstejaars die staan te popelen om mee te denken, kwam het MOVAH-bestuur op 19 oktober bijeen voor een heuse beleidsdag. De MOVAH (Maastrichtse organisatie van aspirant huisartsen), komt op voor de belangen van AIOS, zowel in overleg met ons instituut als op landelijk niveau, denkt kritisch mee over de invulling van het onderwijs en organiseert activiteiten. Tijd voor een frisse wind en een duidelijke koers voor het komende jaar! Na een inzichtgevend onderzoekje ‘Hoe gedraag jij je in een groep’ staan de vizieren op scherp en brainstormen we samen over onderwerpen die spelen: We hebben gesproken over de balans tussen ‘aan het handje worden genomen’ als AIOS en ‘verantwoordelijkheid nemen’. AIOS ervaren soms té veel bemoedering, maar willen tegelijk niet teveel in het diepe gegooid worden. Aan de ene kant is het de bedoeling dat we ons eigen onderwijsprogramma invullen, anderzijds lijkt dit in sommige groepen maar mondjesmaat van de grond te komen en wordt het portfolio als papieren tijger ervaren. Hoe kan hier de balans op een goede manier worden bewaard? En hoe kunnen we hierover met het instituut in gesprek gaan? De Eindhoven-stroom wordt steeds verder ingericht: Noord-groepen AIOS volgen steeds meer terugkomdagen in Eindhoven : hoe kunnen we hun belangen behartigen, welke problemen spelen er in deze groepen en hoe kunnen we de activiteiten ook voor hen bereikbaar maken? Personen op de foto vlnr: Paul Geraedts, Eduard Wix, Caroline Theunissen (penningmeester), Daniëlle Huizinga, Yrsa Doekes, Manon Verschuren (voorzitter), Pauline Vinken, Eva van Sebille (secretaris) 25 Er staat weer een aantal leuke activiteiten op de planning, zoals een financiële avond en verschillende borrels. Ook zijn de voorbereidingen voor de grote Maastrichtse AIOS-congresdag in volle gang. Tegelijk worden er ook op landelijk niveau verschillende dingen georganiseerd. Voor alle vragen, opmerkingen en kritische vraagtekens rond de huisartsopleiding, is iedere AIOS van harte uitgenodigd om mee te vergaderen of contact op te nemen met de MOVAH. Alleen dan kan er gewerkt worden aan het oplossen van knelpunten! Contact: movah@lovah.nl Januari 26 Grotbiken Maart 22 LOVAH benefiet gala, Utrecht Juni 7 LOVAH congres (landelijk AIOS congres) 21 AIOS congres dag (voor AIOS, opleiders en stafleden van huisartsopleiding Maastricht) that supports families to look after the dying. We admire also the enthusiasm and dedicated professionalism in General Practice in the Netherlands’. Veel goeds dus om vast te houden, maar alle reden ook om bij het verder ontwikkelen van onze palliatieve en terminale zorg in de eerste lijn goed te kijken naar wat in Engeland, palliatief voorbeeldland toch, al is bereikt op met name vakinhoudelijk en organisatorisch gebied.

op één lijn 44 3e uitgave 2012 Gezondheidsrechterlijke kwesties Wie is de verantwoordelijke dokter? DOOR MR. ARIE DE JONG, HUISARTS IN GOIRLE In het algemeen geen makkelijke vraag, en nog lastiger bij artsen in opleiding en hun opleiders. Als je op basis van de artsenbul een behandelingsovereenkomst aangaat, krijg je ineens te maken met het gezondheidsrecht. Afhankelijk van waar en hoe je werkt, kun je te maken krijgen met een tachtigtal wetten en nog een tiental internationale richtlijnen en verdragen1. De direct belangrijkste zijn wel de wet BIG2 en de WGBO3. Als kersverse AIOS ben je met de artsenbul dus wel bevoegd, maar hoe zit het met de bekwaamheid? Ben je instaat tot het inschatten van je bekwaamheid en tot het uitvoeren van een gevraagde opdracht? Hoe zit het met de verantwoordelijkheid van de opleider? Kan deze een inschatting maken van de bekwaamheid van de AIOS en de groei van deze bekwaamheid gedurende de opleiding? Dan zijn er nog de diverse werklocaties met hun eigen regels zoals de huisartsenpost, de intramurale stages in het ziekenhuis, verpleeghuis en BOPZ-instellingen. Hieronder een overzicht van verantwoordelijkheden en specifieke toepasselijke regelgeving, richtlijnen en jurisprudentie naast de bovengenoemde WGBO en de wet BIG voor AIOS en opleider. Jurisprudentie over verantwoordelijkheidsverdeling Onderstaande verantwoordelijkheden zijn vaak niet direct uit de wet af te leiden maar in de jurisprudentie ontwikkeld, vaak na calamiteiten waarbij patiënten aan onnodige risico’s werden blootgesteld, schade opliepen of zijn overleden. Een klein overzicht waarin bovengenoemde verantwoordelijkheden terug komen evenals nog enkel recente adviezen: Opvallende uitspraken van het Centraal tuchtcollege: 16-12-2004; Gynaecoloog in hoger beroep vrijgesproken, AIOS zelfstandig verantwoordelijk voor het achter laten van een “taartschep” in de buik van een patiënte. Gynaecoloog was bij het sluiten van de buik niet meer in beeld en de AIOS was aan het eind van zijn opleiding en 1 Sdu Wetten verzameling gezondheidsrecht 2012-2013 2 Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg 3 Burgerlijkwetboek Boek 7 (wet geneeskundige behandelingsovereenkomst) mocht geacht worden de handeling zelfstandig te kunnen verrichten. 16-12-2008; Een chirurg laat circumcisies verrichten door een eerstejaars AIOS, er was sprake van onvoldoende resultaat. Het CTG geeft een overzicht van onderstaande verantwoordelijkheden van beide en acht de klacht tegen de AIOS ongegrond en tegen de chirurg gegrond. 13-04-2010; Een chirurg laat operatie aan AIOS over maar doet voorkomen of hij zelf zal opereren. Verwijt gebrek aan supervisie, klacht gegrond. 06-01-2011; Verwijt aan psychiater van onvoldoende toezicht op AIOS, eenmaal per week een aantal dossiers controleren is onvoldoende. De AIOS hanteerde een te snel opbouw schema van een geneesmiddel Lamotrigine waardoor er zich een maligne hyperthermie ontwikkelde. 06-01-2011; Kinderarts-neonatoloog laat een AIOS onder supervisie een navelvene katheter plaatsen maar kijkt alleen naar de eerste controle foto, de katheter moest nog iets opgeschoven worden, maar controleert daarna niet meer. Het kindje overlijdt aan een harttamponade. Supervisie dient er voortdurend te zijn bij onvoldoende ervaring. 26-07-2011; Als opleider ben je ook verantwoordelijk voor de inhoud van een brief als je deze mede ondertekent en met ondertekening aanvaard je de tuchtrechtelijke verantwoordelijkheid. Een internist tekende routinematig een brief van een AIOS. 29-05-2012; Verwijt aan een radioloog dat hij slecht meekeek met een echografie en niet zelf de echokop hanteerde bij een onervaren AIOS en onvoldoende de verslaglegging van de AIOS controleerde. Anders dan bij een foto of een CT scan is de echografie een dynamisch onderzoek en daarom lastig een door een ander gemaakt echografie te beoordelen. 26

op één lijn 44 3e uitgave 2012 Verantwoordelijkheidsverdeling in de opleiding45 AIOS Zelfstandig bevoegd patiëntenzorg te leveren. Verantwoordelijk eigen medisch handelen mits voldoende bekwaam4. Dit beoordeelt AIOS zelf. Bij onvoldoende bekwaamheid of bij twijfel dient opleider dit direct te vernemen. Gebeurt dit niet, dan is AIOS (mede)verantwoordelijk. Bij onvoldoende bekwaamheid noodzaak tot directe supervisie gedurende de hele handeling. Verantwoordelijk naar de opleiding toe om kennis en vaardigheden, en daarmee bekwaamheid te vergroten. Dit gebeurt met het individueel opleidingsprogramma en wordt bijgehouden in het ontwikkelingsdossier5. Hiermee kan opleider nagaan in welke fase van zelfstandigheid, vaardigheid en bekwaamheid AIOS zich bevindt. Opleider Obv behandelingsovereenkomst verantwoordelijk voor patiënt. Eindverantwoordelijk voor geleverde zorg door AIOS. Opleider moet altijd voor AIOS bereikbaar en beschikbaar zijn voor consultatie, overleg of desgevraagd de situatie ter plekke kan beoordelen, of heeft gezorgd voor adequate vervanging. Opleider in tuchtrechtelijke zin niet verantwoordelijk voor individuele fout van AIOS in patiëntenzorg mits aan volgende voorwaarden is voldaan door de opleider: • Moet overtuigd zijn dat AIOS bekwaam is voor aan AIOS gedelegeerde zorg. • Moet achteraf beoordelen of zorg adequaat was • Moet zich vergewissen of AIOS in staat is om goed in te schatten wanneer AIOS opleider moet consulteren. Ziekenhuisstages Bij ziekenhuisstages heeft AIOS verschillende opleiders en superviserende artsen. De Modelinstructie arts al dan niet in opleiding tot (medisch) specialist6 geeft invulling aan verplichting van ziekenhuisorganisatie, conform de Kwaliteitswet Zorginstellingen, te zorgen voor verantwoorde zorgverlening en bijbehorende randvoorwaarden. In de instructie staan aanvullende bepalingen waaraan AIOS moet voldoen en verplichtingen van zorginstelling, opleider en superviserende artsen, Zo dient AIOS te ontvangen: • Taak-functie omschrijving • Verwijzing naar protocollen en richtlijnen7 van betreffend specialisme • Verwijzing naar in het ziekenhuis geldende regelingen waaraan AIOS zich moet conformeren • Overzicht verplichte gezamenlijke besprekingen met medisch specialisten bij zorgverlening betrokken. Er dient overleg te zijn met behandelend specialist wie welke informatie aan patiënt verteld. De AIOS dient onverwijld superviserende arts op de hoogte te stellen bij iedere gebeurtenis die tot schadelijk gevolg voor patiënt heeft geleid (MIP, FONA, FOBO melding8). Ook overleden patiënten worden gemeld aan superviserende arts.9 4 Art. 35, 36, 38 Wet BIG, voorbehouden handelingen, bevoegd mits bekwaam 5 Kader besluit CHVG ( college voor Huisartsgeneeskunde, Verpleeghuiskunde en medische zorg voor verstandelijk gehandicapten) ( kader besluit CCMS voor ander specialismen) 6 Modelinstructie arts al dan niet in opleiding tot (medisch) specialist werkzaam in ziekenhuizen, Utrecht september 2006 7 Het Tuchtrecht acht het aanwezig zijn van protocollen en richtlijnen voor AIOS belangrijk; RTG Eindhoven 02-11-10, het niet aanwezig zijn van een protocol was disculperende voor de AIOS) 8 MIP: meldingscommissie Incidenten in de zorg, FONA: Fouten, Ongevallen en Near Accidents, FOBO: Fouten Ongevallen en Bijna ongevallen 9 Zie verder de Modelinstructie Aanvullende verantwoordelijkheden opleiders in Modelinstructie10 oa: • Periodiek overleg welke handelingen AIOS zelfstandig kan uitvoeren obv stadium opleiding • Concrete bekwaamheid en opleidingseisen van CHVG. • Opleider of supervisor zorgt voor noodzakelijke begeleiding, dan wel voert opdracht zelf uit als opdracht de bekwaamheid AIOS te boven gaat • Opleider of supervisor altijd beschikbaar voor overleg en aanwezigheid in ziekenhuis als AIOS daar expliciet om verzoekt. • Opleider of supervisor zorgt voor kennis van de toestand door AIOS behandelde patiënten. • Altijd voor AIOS bereikbaar en beschikbaar voor consultatie, overleg of desgevraagd de situatie ter plekke kan beoordelen, of heeft gezorgd voor adequate vervanging. Bij onvoldoende bekwaamheid moet er sprake zijn van directe supervisie gedurende de hele handeling. Huisartsenpost Bij het werken op de huisartsenpost is er de Leidraad11 met diverse adviezen en de checklist zelfstandig dienstdoen. Aanvullende richtlijnen uit Leidraad tbv huisartsenpost: oa dat opleider zich vergewist dat kwaliteit van de organisatie op huisartsenpost zo is dat AIOS in staat kan worden geacht adequate patiëntenzorg te leveren. Conclusie Om het opleidingsproces goed te laten verlopen, gaat het dus uiteindelijk om bevoegdheid en bekwaamheidinschatting, een heldere taak- en verantwoordelijkheidsverdeling en een duidelijke communicatie bij zowel de AIOS als de opleider. 10 Zie voor volledigheid de Modelinstructie 11 AIOS op de huisartsenpost, leidraad voor het leren dienstdoen, herzien versie, oktober 2011 27

op één lijn 44 3e uitgave 2012 Ex aios: hoe vergaat het ze? De dokter die nog niet iedereen kent DOOR DEBBIE CAMRON EN MERLIJN SCHOOTS, WAARNEMENDE HUISARTSEN De trein waar we ruim negen jaar geleden waren opgestapt kwam eindelijk tot stilstand. Zes jaar lang had hij voorbijgeraasd aan vele collegezaaltjes, skillslabjes en toetsstationnetjes. Bladeren op de rails en vierkante wielen maakten de reis niet altijd even aangenaam, hoewel aan boord van de trein er vaak genoeg vertier was te vinden. Anderhalf jaar had de trein vertraging gehad bij de wissel tussen spoedeisende hulp/interne geneeskunde en huisartsgeneeskunde. Met een overstap zou de trein uiteindelijk het goede spoor volgen langs een schitterend landschap dat diepe indruk achter zou laten. En drie jaar later mochten we, moe en voldaan van onze lange reis, vrij de benen gaan strekken om met volle teugen te genieten van onze eindbestemming. Deze wat prozaïsche beschrijving geeft goed weer hoe wij ons voelden na die jaren studeren. Dit was het dan, hier was het allemaal om te doen geweest, het mocht nu eindelijk voor het ‘echie’. Zoals velen begon dit met waarnemen. Waarnemen is als solliciteren voor de volgende functieomschrijving: ‘Gezocht: enthousiaste adhoc-doc die beschikt over een geldig huisartsdiploma, VAR-WUO, legitimatiebewijs, beroepsaansprakelijkheidsverzekering, inschrijving bij een klachtenregeling en een rijbewijs. Je kunt overweg met ieder denkbaar HIS, Je hecht geen waarde aan een vaste werkplek, personeel, collega’s of patiënten. Uw oude AIOS salaris staat in schril contrast met wat wij u zullen bieden. ADV dagen en ziekteverlof zijn onbeperkt opneembaar en vrij in te delen maar worden niet uitbetaald.’ In de loop van 2011 werden we allebei waarnemend huisarts en hoorden we bij de vele ZZP-ers die ons land rijk is. Zo lang je je rekeningen en belasting betaalt, maakt niemand het uit hoe je je leven indeelt. Een onmetelijke vrijheid vergeleken met een lang studietraject waar vlieguren draaien de basis van je succes vormt. Het verschafte een welkome rust. Ons huis waar we weinig aan toe gekomen waren, kon wel een opknapbeurt gebruiken. Die vrienden ver weg stonden verbaasd te kijken als we plots de beschuit met muisjes van twee jaar geleden kwamen opeisen. Familie zag dat plannen van een weekendje zoveel makkelijker ging dan vroeger. 28 Na een documentaire over het noorderlicht stond niets in de weg om het in maart 2012 zelf te gaan bekijken en daar een maand voor uit te trekken zonder scheve gezichten van opleiders. De omgeving Eindhoven biedt genoeg werk voor twee jonge waarnemende huisartsen, er valt zelfs te kiezen. Soms werken we op het platteland, dan weer midden in de stad. Soms doen we dit ‘s nachts, dan weer overdag. Soms bij een solist, dan bij een groot eerstelijns-centrum. In onze ogen is waarnemen niet meer dan een logische vervolgstap. Na de opleiding weet je op papier wat voor type praktijkvormen en patiëntenpopulaties er zijn maar ben je hooguit met twee nauw in contact gekomen. Tijdens het waarnemen zie je van dichtbij talloze patiëntenpopulaties en praktijkvormen. Wij hebben ons een veel beter en nauwgezetter beeld kunnen vormen over hoe wij het willen. Afgelopen zomervakantie hebben we samen voor één praktijk waargenomen. Wel zo prettig om eerst te oefenen als je voor ogen hebt dat je het in de toekomst altijd zo wilt gaan doen. De genoemde flexibiliteit voelt als een enorm voorrecht, zeker als we oudere huisartsen spreken die in hun tijd geen werk konden vinden. Nu en dan voelt het zelfs verwend en ongemakkelijk bij onze praktijkhoudende collega’s die niet ieder moment hun biezen kunnen pakken of van patiënten kunnen wisselen. Toch mis je als waarnemer nog een hoop in onze ogen. Je biedt minder continuïteit van zorg, hebt nog niet de volledige regie in handen en patiënten vragen telkens weer of je de nieuwe dokter bent en hoe lang je blijft. Het is leuk en nuttig voor de time being maar we hopen dat er in de nabije toekomst een dag mag zijn waarop ook wij ons kunnen identificeren met dat schitterende liedje van Ernst van der Pasch: ‘De dokter die iedereen kent’.

op één lijn 44 3e uitgave 2012 In de leer Verwijsheid DOOR SOPHIE VAN DER VOORT, TWEEDEJAARS AIOS De encyclopedie omschrijft de ‘huisarts’ als een gespecialiseerde arts die perifeer werkt en in Nederland het eerste station vormt voor mensen met gezondheidsproblemen in de ruimste zin van het woord. Deze definitie zegt het eigenlijk al: de huisarts is vaak het eerste aanspreekpunt bij ziekte. Dit betekent dat er in een aantal gevallen ook een tweede station volgt in de vorm van aanvullend onderzoek of verwijzing naar een medisch specialist. De huisarts is dan ook diegene die beslist wie er door mag naar de ‘volgende ronde’ en dit moet beoordelen zonder hulp van een vakjury of televoting. Geen gemakkelijke taak. Ik merk dat het doen van verdere diagnostiek en correct verwijzen een huisartsvaardigheid is die ik onder de knie moet krijgen. Het is een wisselwerking tussen de kennis en ervaring van de arts enerzijds en de wensen en gevoelens van de patiënt anderzijds. Naar mijn idee kom ik hierin twee problemen tegen. Allereerst casuïstiek waarbij ik aan mezelf twijfel over de juistheid van verwijzen. Het gaat dan vaak om gevallen waarbij ik niet durf te zeggen of er in de tweede lijn überhaupt iets mee gedaan kan worden. Wanneer opereert men bij claudicatioklachten? Hoelang moet de kinderwens bestaan voordat de fertiliteitsarts iets kan betekenen? Ook twijfel ik aan mijn eigen bevindingen. Bijvoorbeeld bij een vrouw die ongerust was over een vermeende zwelling in haar vagina. Bij lichamelijk onderzoek vond ik geen duidelijke verzakking of tumor en ik vroeg me af of wat de vrouw aangaf als ‘de zwelling’ niet gewoon de voorste vaginawand was. Helaas versterkte de angst van de vrouw mijn eigen onzekerheid zodanig dat ik haar in een soort paniekreactie heb doorgestuurd naar de gynaecoloog. Ik heb nog geen correspondentie terug ontvangen maar waarschijnlijk zou een blanco fax ook volstaan. Toppunt was de jongeman met wederom ‘tumorangst’, ditmaal om een zwelling laag in de hals. Ook hier twijfelde ik over de aanwezigheid van een tumor, maar uit angst iets ernstigs te missen heb ik hem doorgestuurd voor een echo. Met als resultaat dat ik een verslag terugkreeg met de volgende beschrijving: ‘zwelling in de hals die patiënt aangeeft is sterno-claviculair gewricht.’ Toch zijn dat de verwijzingen waar ik van leer. Laat dat chronische snotneusje met die oncharmante openmondademhaling maar eens terugverwezen worden zonder dat de KNO-arts er iets mee heeft gedaan. Dan onthoud je wel dat afwachten altijd langer kan. Het tweede probleem vormt de veeleisende patiënt. Deze heeft een aandoening die goed in de huisartsenpraktijk te behandelen is, maar eist een foto of specialistenconsult. Gefrustreerd laat hij mij in de spreekkamer achter als hij dit uiteindelijk ook gedaan krijgt, al is het puur door verstrijken van tijd. Als een klacht immers chronisch wordt kom je op den duur altijd uit op verder onderzoek. En daar wordt helaas wel eens misbruik van gemaakt: “maar ik heb dit al jááren, dokter!” De opkomst van internet draagt hier zijn steentje aan bij. Hoe simpel is het ook de alarmsymptomen van een aandoening te ‘googelen’, ze vervolgens te faken bij de arts en zo een verwijzing los te peuteren? Soms voel ik me in plaats van de adviseur die samen met de patiënt naar het beste beleid zoekt, meer het obstakel dat de patiënt zo lang mogelijk uit het ziekenhuis moet zien te houden. Dat is voor mij niet bevredigend. Als ik dat wil, kan ik beter uitsmijter in een café worden. Bijkomstig voordeel is dat je patiënten dan al voor binnenkomst mag afwijzen. Omdat je misselijk wordt van die pussende huiduitslag of gewoonweg geen puf hebt voor een rectaal toucher. 29

op één lijn 44 3e uitgave 2012 Part of the Family Terugkomdag doktersassistentes DOOR KATRIEN DE BRUIJN EN STIJN DE VRIES, OPLEIDERSCOöRDINAAT Op 4 oktober kwamen 72 doktersassistentes uit opleidingspraktijken naar de vakgroep Huisartsgeneeskunde in Maastricht (locatie DEB 1) voor een terugkomdag. Het doel van deze bijeenkomst, die voor de 4e keer plaatsvond, is om elkaars ervaringen te horen, daarvan te leren en om scholing te krijgen. De bijeenkomst was voor het eerst geaccrediteerd voor hun eigen register (KABIZ). De frequentie van vier keer in twee jaar lijkt nog niet op die van de huisartsen, de opleiders die negen terugkomdagen per jaar hebben, maar zij krijgen er ook extra voor betaald. We zijn blij dat er zoveel belangstelling is en blijft voor onze assistentes bijeenkomsten. Ook deze keer was er weer overtekend. Er zijn intussen aardig wat assistentes die al meerdere keren gekomen zijn. Na algemene informatie over de opzet van de opleiding tot huisarts zijn er in groepen van 12 assistentes samen met een begeleider ervaringen onderling uitgewisseld. Daarna volgden workshops over de beoordeling van de aios en de rol van de assistente hierin, de patiënten selectie voor het spreekuur van de aios en het geven van feedback. Deze bijeenkomsten passen in het beleid van de huisartsenopleiding om ons meer te richten op de opleidingspraktijk die uit meer personen bestaat dan alleen de opleider. De evaluaties waren weer positief en we zullen volgend jaar zeker weer een terugkomdag voor assistentes organiseren. Of we dan weer voor de datum 4 oktober zullen kiezen is de vraag. De catering voor de lunch was vanwege Werelddierendag namelijk erg eenzijdig: alleen maar broodjes kaas. NHG congres Wanneer Waar Thema HUISARTS EN ACUTE ZORG 22 NOVEMBER 2013 • MECC • MAASTRICHT 22 november 2013 MECC te Maastricht ‘Huisarts en acute zorg’ Scan deze code om de teaser te bekijken. 30

3e uitgave 2012 Inleiding boekkatern Huisartsen doen een boekje open VAN DE REDACTIE, DOOR HENK GOETTSCH 50 tinten grijs halen de meeste reactieleden van Op één lijn nog niet, maar wij bundelen voldoende levensjaren om voor huisartsen die schrijven of over wie geschreven is de nodige ‘klassiekers’ te kunnen opnoemen. Slauerhoff, Toon Tellegen, Vestdijk. Dat huisartsen op hun vakgebied publiceren is gelukkig niet bijzonder, maar daarbuiten moesten nog talloze andere juweeltjes te vinden zijn. Wij zijn voor u op zoek Boekpresentatie Psychotherapie in Tijden van Administratie DOOR ARIE DE JONG, HUISARTSOPLEIDER GOIRLE Op 12 oktober 2012 heeft de boekpresentatie van Arno Goudsmid (medewerker bij de Huisartsopleiding) plaats gevonden in Utrecht. Het eerste exemplaar van het boek met als titel ‘Psychotherapie in Tijden van Administratie; afgevinkte frustraties over de nieuwe gekte in de geestelijke gezondheidszorg’ werd aangeboden aan professor Jan Derksen, klinisch psycholoog (Brussel, Nijmegen). De overhandiging vond plaats in het hol van de leeuw, het NIP1 huis te Utrecht. Arno voelde zich, naar eigen zeggen, als een kleuter wiens verjaardag in zicht was. De inleiding werd gedaan door Hans van Eck, directeur van het NIP. Hij trok een vergelijking met het boek ‘Liefde in tijden van cholera’, waarbij de cholera dan stond voor de administratie. Ook haalde hij een scène aan uit een sketch met John Cleese als zwarte ridder die een brug bewaakt tegenover King Arthur. De koning hakt het ene na het andere ledemaat van de zwarte ridder af, maar deze weigert zich gewonnen te geven. Zo lijkt het ook met de bureaucratie, ondanks aantoonbare dwalingen geeft ze nooit op. Toen was de beurt aan Arno en werden wij getrakteerd op een klein voorproefje van de inhoud van het boek. Arno stak van wal met het boek aan te kondigen als een vilein instrument van zijn boosheid en frustratie en er volgde een ‘kleine theorie van de bureaucratisering’. Waarbij 1 NIP Nederlands Instituut van Psychologen hij met termen als ‘Dagobert Duck’-mensen, een warm pleidooi hield voor een moreel standpunt en niet het conformeren aan lijstjes. Hij gaf een uiteenzetting tussen het verschil tussen prostitutie en obstitutie. In de prostitutie krijgt de misbruikte geld voor het misbruik, bij obstitutie krijgt de behandelaar geld voor misbruik van zijn klant. Er vielen termen waar ik als huisarts niet van begreep zoals Rommen2 bij protocollen. Nadat Jan Derksen het boek in ontvangst had genomen beschreef hij de stijl van Arno in zijn boek als een mengeling van cynisch en sarcastisch maar het kwam er vooral op neer dat hij de lezer continu op de hak neemt. Hij noemde Arno een opmerkelijke, maar ook een merkwaardige man, maar vooral een echte clinicus tegen over de technici van tegenwoordig. Ik ben begonnen in het boek en heb op iedere pagina minimaal een glimlach, soms gegrinnik, en regelmatig een brede grijs. Dit boek is geschreven voor psychologen maar moeiteloos te transporteren naar de wereld van huisarts en specialist. Een aanrader en een warm pleidooi om een moreel standpunt in te nemen en kritische te blijven ten op zichten van het eigen handelen en niet in te gaan op perverse prikkels. 2 Rommen is iets wat de patiënt na het consult van de psycholoog doet. Een oordeel geven over het consult , de ROM is de Routine Outcome Measurement 31 gegaan en hebben een selectie gemaakt. Uit de oude doos en vers van de pers. Streekgebonden producten uiteraard. Wie weet stimuleert het u zelf de pen ter hand te nemen. Anders zit er wellicht een cadeausuggestie bij voor Sinterklaas of onder de kerstboom. Wilt u het met het oog op de komende bezuinigingen rustig aan doen, volg dan de raad van de volkschrijver Reve: ‘een goed boek dat koop je niet, dat leen je’ op één lijn 44

3e uitgave 2012 Allemaal Mensen Waarom ga je als huisarts een boek schrijven? DOOR MARC AMERICA, HUISARTSOPLEIDER POSTERHOLT Voor mij was er in het begin geen enkele intentie om een boek te schrijven , maar enkel een stencil voor mijn Aios. In mijn eigen opleiding moest ik onderzoek doen naar toepassingsmogelijkheden van therapeutische strategieën in creatief proces therapie. Het bleek een kennismaking met systeem- en communicatietheorie die zoveel impact voor mij heeft gehad dat ik later als opleider dit wilde delen met mijn Aios. Na meer dan tien keer dit verhaal verteld te hebben, besloot ik dat het makkelijker was om het maar op te schrijven; al doende werd het voor mezelf duidelijk dat ik bezig was om een handleiding te schrijven hoe je menselijk gedrag kunt begrijpen. Geleidelijk had ik het gevoel in een flow te komen waarbij ik mezelf steeds meer vragen ging stellen en antwoorden ging zoeken in literatuur, op internet en bij mijn directe omgeving (een psycholoog, kinderarts, communicatiedeskundige, psychiater). Mijn gewoonte om (reis)verhalen te schrijven, op zoek te gaan naar de humor in alledaagse belevenissen en de enthousiasmerende reacties uit mijn omgeving hebben me in de richting van een boek geduwd. Vooral mijn (geanonimiseerde) praktijkverhalen werden met gretigheid ontvangen. Natuurlijk heb je in je achterhoofd de twijfel of er wel een uitgever te vinden is die wat ziet in jouw boek en daarom had ik enkele stappen bedacht: eerst in een boekhandel kijken welke uitgevers zich met psychologie bezighouden, dan op internet speuren met welke uitgever ik mezelf wil identificeren, dan de redactie benaderen met de vraag wat de gebruikelijke procedure is. Duidelijk was dat die lui overspoeld worden door materiaal en dat hun uitdaging is om de waardevolle dingen eruit te vissen. Zelf wilde ik niet op zo’n grote stapel terecht komen, dus ik besloot twee vooraanstaande uitgeverijen alleen maar mijn inleiding te sturen met de vraag of ze belangstelling hadden om mijn hele handschrift te lezen. Dat bleek een goed idee, per ommegaande kreeg ik van beiden het verzoek hiertoe en korte tijd later een uitnodiging om te praten. Dat was luxe, ik kon zelf kiezen met wie ik in zee wilde gaan. De beide hoofdredacteuren bleken nogal verschillend qua karakter, beiden toonden grote zorgvuldigheid maar de een straalde meer optimisme en avontuurlijkheid uit terwijl ik bij de ander iets meer stellige koppigheid meende te bespeuren. De keuze 32 was niet moeilijk. Inmiddels had ik de stoute schoenen aangetrokken door Paul Kusters, de tekenaar van mijn favoriete cartoons van Toos & Henk , over te halen om mijn boek met cartoons op te leuken. Wat zeker geholpen heeft is dat een bevriende artsenbezoeker kon toezeggen een aantal boeken af te zullen nemen als relatiegeschenk en dat katalyseert de start. Ik ben zelden zo trots geweest als toen ik het eerste exemplaar kreeg, harde kaft, mooie kwaliteit papier en frisse kleuren met voorop een cartoon die Paul van mij gemaakt had. Nadien is er best wel wat veranderd voor mij, ik werd geleidelijk aan steeds vaker uitgenodigd om lezingen te verzorgen over dit onderwerp, waar ik veel zorg aan besteed heb. Ook hier had ik het geluk dat een neef die audiovisueel technicus is mij geholpen heeft om presentaties te maken met fraai filmmateriaal zodat het geheel een informatief en een amuserend kantje heeft. Al met al voor mij een avontuur dat je nooit alleen kunt voltooien. www.marcamericalezingen.nl op één lijn 44

3e uitgave 2012 Huisartsen doen een boekje open ‘Veer zólle éns kieke…’ DOOR HENDRIK JAN VUNDERINK, REDACTIE Kleine annonce in de Limburger Koerier van zaterdag 16 maart 1940: Heeft zich gevestigd in de practijk van wijlen Dr. J. Meuwissen, St. Odiliënberg H.H.C. Stapert, arts Alleen het woordje ‘wijlen’ doet vermoeden, dat er een verhaal schuilt achter deze korte, zakelijke mededeling. En inderdaad: op 10 maart 1940 zag men de bui uit het oosten al hangen, en de grens met Duitsland werd streng bewaakt. Huisarts Meuwissen uit St. Odiliënberg was echter gewend om zonder formaliteiten de grens bij Vlodrop te passeren om zijn patiënten aan de andere kant te bezoeken. Die dag was zijn vrolijke zwaai naar de grenswacht niet afdoende, en hij werd door een Nederlandse soldaat doodgeschoten. De op 16 februari net in Utrecht afgestudeerde en dus nogal onervaren arts Harry Stapert nam, onder stevige druk van enkele collega’s, de zorg voor de 8000 (!) patiënten over. Dat werden moeilijker tijden dan hij ooit had kunnen voorzien, want, zoals bekend, veranderde de wereld nogal na 10 mei van dat jaar, en dat veranderen ging 5 jaar door. Kort na de bevrijding verliet Stapert de huisartsenpraktijk om Inspecteur voor de Volksgezondheid te worden, en in 1953 werd hij adviserend arts van de Algemene Mijnwerkersbond. Maar de belevenissen en ervaringen, opgedaan in de oorlogsjaren, lieten Stapert niet los, en begin jaren tachtig zette hij zich aan het schrijven. Omdat, in zijn eigen woorden: ‘het samenhangt met ervaringen die de mens voor opgaven hebben gesteld die hij op het moment van het gebeuren geestelijk onvoldoende kan verwerken. Er blijft dan in het onderbewustzijn een onafgewerkt geestelijk proces achter, dat om een oplossing vraagt. Die oplossing schuilt dan in het opnieuw beleven van de gebeurtenissen door ze zo nauwkeurig mogelijk te vertellen of te beschrijven. Zodoende wordt een stukje onrust uit het onderbewustzijn opgeruimd.’ Het resulteerde in een reeks korte verhalen die als feuilleton verschenen in het dagblad De Limburger. In 1984 werden er 43 gebundeld in het boekje ‘Huisarts in de Frontlinie’. In 2008 kostte het mij 60 eurocent in de kringloopwinkel van Montfort, en de volgende dag had ik het uit. De verhalen schetsen een totaal ander beeld van huisartsgeneeskunde dan wat wij onze aios trachten mee te geven, hoewel de oorlogsomstandigheden daar natuurlijk een schepje bovenop doen. Het basistakenpakket schijnt eindeloos, inclusief verloskunde natuurlijk. Hij had te maken met ziektes die wij voor de vorm nog moeten leren, maar daarna weg mogen zakken in de krochten van ons brein. Difterie bijvoorbeeld: ik was vergeten, dat het gevaarlijkste de cardiotoxische effecten van het toxine zijn, totdat ik in één van Stapert’s verhalen las: ‘difterie likt in de keel, maar bijt in het hart’. Een wijsheid die uit ons curriculum is verdwenen. Het therapeutisch arsenaal lijkt in onze ogen volledig ontoereikend en primitief. Hoewel Stapert een patiënte met waterzucht succesvol behandelt met ‘vingerhoedskruid’, nog steeds onmisbaar bij de behandeling van hartfalen. Maar antibiotica had hij nog echt niet tot zijn beschikking, en de rozenkrans is dan ook een regelmatig terugkerend therapeuticum. Ook, en dat is aardig om al lezend te ontdekken: de nauwe band en innige samenwerking met allerhande religieuzen, priesters en nonnen bij het verlenen van gezondheidszorg, die nu, 65 jaar later, marginaal is geworden. 33 op één lijn 44

3e uitgave 2012 Wat mij als ‘Hollandse’ dokter goed beviel, is, dat veel van de arts-patiëntcommunicatie neergeschreven is in het midden-limburgs dialect. Het lichamelijk onderzoek wordt aldus aangekondigd: ‘Veer zólle éns kieke…’. Al met al scoort Stapert hier wel op de Maas-Globaal! Literair zal het allemaal wel niet zoveel voorstellen, maar de verhalen worden vlot en levendig verteld, doorspekt met de nodige filosofietjes en beschrijvingen van mensen, dorpen en natuur. Dat maakte het voor mij goed leesbaar: een hazenrug blijft ook droog, als je hem niet lardeert. Toen ik enkele maanden later in dezelfde kringloopwinkel dan ook nòg een pocketboek van Harry Stapert tegenkwam: ‘Meneer d’n dokter’, heb ik dat meteen meegenomen, al kostte het dit keer 1,25 euro. Andere verhalen, maar zelfde verhaal. Mocht u ze ook tegenkomen, neem ze dan mee en lees ze, en mijmer dan wat na: verhalen van een Limburgse dokter in een heel ander Limburg. Huisarts in de frontlinie 1984 Harry H.C. Stapert MPH, arts Merkelbeek Uitgeversmaatschappij De Limburger B.V. Meneer d’n dokter 1986 Harry Stapert MPH, arts Merkelbeek Uitgeversmaatschappij De Limburger B.V. Joep Jansma, voormalig huisarts in Velden ‘De dokter is ook maar een mens’ DOOR BABETTE DOORN, REDACTIE Een boek geschreven door een huisarts: ja. Door een huisarts uit of werkzaam in Limburg: ja. Roman: nee, verhalenbundel. Joep Jansma is een huisarts die 30 jaar werkzaam was in Velden en ter gelegenheid van zijn afscheid deze verhalenbundel schreef. Een huisarts met een ‘band met Maastricht’, opgeleid in de tijd dat er voor het huisartsenvak geen aparte specialisatie bestond. Wel had hij 2 jaar bij de afdeling Chirurgie gewerkt voordat hij huisarts werd en die kennis en ervaring kon hij meenemen. Voor de rest moest je het in die tijd grotendeels zelf uitzoeken. Hij is van de generatie die de introductie van alle noviteiten (zoals mobiele telefoon, computer en de HAP) in de dagelijkse praktijk moest implementeren. Joep Jansma is voor mij geen onbekende huisarts. Hij maakte hij deel uit van het academisch netwerk dat jaarlijks in de praktijk werd bezocht door de vakgroepvoorzitter en een coördinator. Vanaf 1996 was ik de laatstgenoemde functionaris en de eerste persoon was in die tijd professor Harry Crebolder (ook bekend in die regio omdat hij zelf in Venlo had gewerkt als huisarts). Later ging ik in Velden op jaarbezoek met de huidige voorzitter Job Metsemakers. We herinneren ons het prachtige pontje over de Maas op een mooie zonnige (werk)dag op een van onze bezoeken. Per ongeluk, want we hadden een ‘verkeerde’ route genomen. Door dit onverwachte rustmoment konden we heel even genieten van de werkomgeving waarin zich de (later opgeschreven) verhalen van Jansma afspeelden. 34 De titel ‘De dokter is ook maar een mens’ wekte bij mij niet meteen een positieve verwachting. Ik ben er nu achter dat het komt door het woordje ‘maar’. Een overbodig woord met een verkeerde lading. Alsof ik nu grotendeels verhalen kon verwachten met medische missers? De structuur van het boek herken je in de inhoudsopgave. Het is geen chronologische selectie van vroeger tot heden, maar de verhalen zijn opgehangen aan een kapstok met acht haakjes zoals ‘het gezinsleven’ (kortste sectie), ‘stervensbegeleiding’ of ‘veranderingen in de eerstelijn’ (langste sectie). Veel waardering voor zijn familie en eigen gezin maar ook voor de assistenten. Dat begint al in zijn voorwoord. Een huisarts omringd door veel vrouwen gedurende zijn leven. Een aspect dat terugkeert in zijn ‘afkeuring’ van het gedrag van chauvinistische en seksistische echtgenoten in zijn praktijk. Tegelijkertijd is hij zelf de vaak afwezige echtgenoot en vader en dat thema komt ook vaak terug. Kinderen van huisartsen zullen goed ‘de verhalen aan de keukentafel’ herkennen, ik meen me te herinneren dat Isa Houwink, huisarts net als haar vader, daar al over schreef in een eerder themadeel van Op één Lijn over huisartsenfamilies. Al denk je dat je weinig vertelt, niets ontgaat het kroost. Of zoals een van de dochters die aan het woord komt in het boek, zegt ‘iedereen weet het al, waarom vertel jij ons nooit wat?’1. Assertief zijn ze ook, want ook al is Jansma de huisarts voor zijn eigen gezin, 1 Beroepsgeheim, pag. 82 op één lijn 44

3e uitgave 2012 als een van zijn dochters geen begrip krijgt voor het feit dat ze aan de pil wil, dan gaat ze wel naar diens collega. Terug naar het begin. Over de start van zijn carrière gaan de eerste verhalen. De jonge dokter die letterlijk de weg moet vinden en koerst op gevoel, zijn ervaring bij Chirurgie en als grote voorbeeld zijn eigen moeder (hierop is waarschijnlijk zijn grote bewondering voor de wijkzuster eveneens gebaseerd). Hoofdstuk 4 gaat over ‘de waarheid en niets dan de waarheid’. Een goede reflectie op het werken als arts en je gevoelens als mens. Hij geeft toe dat hij fout zat alhoewel er professioneel gezien niets te verwijten viel. Hoe actueel. Patiënten waarderen (meestal) een eerlijke dokter. Jansma spreekt van medeverantwoordelijkheid van de patiënt voor diens ziekte, iets wat we tegenwoordig zouden benoemen als ‘shared decision making’. Gelachen heb ik om de verhalen ‘wat op je pad komt’, maar die soms ook ontroeren. Anekdotisch op een leuke manier. Het gaat over sociale visites, over ouderen en seksualiteit, psychiatrische patiënten, de lokale seksclub waar hij op visite moest, de witte raaf, betaling in natura, over wensen (meestal van ouderen) die hij diende te respecteren al stonden ze haaks op zijn wens tot medisch handelen. En dat dat soms best raar is als je zelf pas 28 bent, kan iedere lezer zich voorstellen. En dat er altijd mensen zijn voor wie je het nooit goed genoeg doet (‘dokter, je valt me tegen’) niet zozeer omdat het vervelende mensen zijn, maar omdat je misschien niet goed geluisterd hebt naar wat de patiënt zelf wilde… De verhalen onder de noemen ‘gesteggel met overheden’ zijn herkenbaar en illustratief voor de tijd waarin sommige zaken speelden, maar ze konden mij iets minder boeien. Hoe anders als het gaat om stervensbegeleiding. Het is een thema dat heel veel voorkomt in het boek. Het is fascinerend te lezen hoe de huisarts in die tijd zijn weg diende te vinden. De gezinsgeneeskunde zie je ook goed terug. Omdat je de mensen al jaren kent, leer je luisteren naar je intuïtie en gevoel, zowel bij de diagnose als de behandeling, zelfs of juist in de palliatieve fase. De taaie patiënten die hem bijna radeloos kregen, de aandacht voor de omgeving van de patiënt en de kersverse weduwe die de dokter moest troosten terwijl hij de bedankbrief van de zojuist overleden patiënt leest. Jansma constateert dat hij al lang bezig was met palliatieve sedatie voordat de Tweede Kamer hierover begon te debatteren. Een euthanasieregeling bestond nog niet maar het dilemma was er natuurlijk wel. En drie doden in een week, wordt zelfs de dokter wat teveel, zeker als je geen associé hebt bij wie je je ei kwijt kan. Veranderingen in de eerstelijn. Hierin beschrijft hij zijn ‘andere’ huwelijk: die met de associé. Jansma begon als solist, als apotheekhoudend huisarts. Met zijn eerste associé en diens vrouw (apotheker assistente) klikt het heel goed, al moeten ze er wel buitenshuis nevenactiviteiten op na houden om voldoende inkomen te genereren naast de praktijk met 3000 patiënten. Helaas overlijdt zijn eerste collega aan kanker na amper 4 35 jaar samenwerking. De tweede associatie is een complete mislukking en eindigt in een ‘vechtscheiding’. Door deelname aan het onderwijs blijft hij naar eigen zeggen op de been en bloeit hij op. Hij werkt een tijdje met een vaste waarnemer die hij op grond van zijn aanstelling bij de Universiteit in Maastricht kan inhuren, totdat die waarnemer zich elders vestigt. Zijn derde en laatste associé verlaat hij vrijwillig, Jansma is dan 59 jaar en besluit te stoppen met werken als huisarts. De andere veranderingen in de eerstelijn zijn die van de introductie van de computer, de GSM, beleid rondom de apotheek en verrassend voor mij: de ‘ontdekking’ van de Helicobacter Pylori. ‘Wat extra’; het laatste deel over nevenactiviteiten zoals nascholing, het werk voor de universiteit en de relatie met alternatieve geneeswijzen. En dan opeens een hele bijzonder differentiatie: een labiacorrectie. Lees ik het goed? Jawel. Met enigszins toegeknepen ogen lees ik hoe Jansma de kleine chirurgie bedrijft op een voor huisartsen niet ongebruikelijk terrein, maar wel eentje uit de categorie niet veel voorkomende handelingen. Wegens ‘succes’ herhaalt (en perfectioneert) hij deze ingreep nogmaals bij een andere patiënt op verzoek van zijn associé. De bundel eindigt met zijn afscheid en een terugblik. Een alleraardigste verzameling verhalen die prettig weg leest en misschien over enige tijd meer historische lading krijgt dan we nu vermoeden! De dokter is ook maar een mens. 30 jaar huisarts op het platteland. Joep Jansma Uitgever DCHG medische communicatie Haarlem, 2011 ISBN: 978-94-90826-00-0 Voetnoot: een ingebonden boek, gedrukt op hoogwaardige kwaliteit dik glanzend papier: het oog wil ook wat! op één lijn 44

Op één Lijn is een uitgave van: Vakgroep Huisartsgeneeskunde FHML Maastricht University Postbus 616 6200 MD Maastricht op1lijn@hag.unimaas.nl Based in Europe, focused on the world. Maastricht University is a stimulating environment. Where research and teaching are complementary. Where innovation is our focus. Where talent can flourish. A truly student oriented research university. 36

1 Online Touch

Index

  1. 1
  2. 2
  3. 3
  4. 4
  5. 5
  6. 6
  7. 7
  8. 8
  9. 9
  10. 10
  11. 11
  12. 12
  13. 13
  14. 14
  15. 15
  16. 16
  17. 17
  18. 18
  19. 19
  20. 20
  21. 21
  22. 22
  23. 23
  24. 24
  25. 25
  26. 26
  27. 27
  28. 28
  29. 29
  30. 30
  31. 31
  32. 32
  33. 33
  34. 34
  35. 35
  36. 36
Home


You need flash player to view this online publication