15

2e uitgave 2014 blijkt overigens goed te zijn in het uitsluiten van deze spierscheuren. En dat is nu juist in de eerste lijn belangrijk, want die patiënten moeten we juist wel naar de orthopeed sturen. Gordelroos en kanker, de kip en het ei Naarmate men ouder wordt, komt gordelroos (Herpes Zoster) vaker voor. Dit heeft te maken met het verzwakken van het immuunsysteem met de leeftijd. Omdat kanker gepaard gaat met een verminderde afweer, komt het bij deze groep mensen dus ook vaker voor. Frank Buntinx bestudeerde de omgekeerde hypothese, namelijk of gordelroos een voorspeller zou kunnen zijn voor de aanwezigheid van kanker, in plaats van dat kanker een voorspeller is voor gordelroos. Uit de studie bleek dat er een matige associatie was tussen gordelroos en het risico op kanker bij vrouwen van 65 jaar en ouder. Het ging hierbij vooral om borstkanker en colorectale kanker. Per 102 mensen met gordelroos, kwam één extra geval van kanker voor. Bij mannen was er geen associatie, behalve voor hematologische maligniteiten. Antivirale behandeling van de gordelroos had geen invloed op deze uitkomsten. Als u kort na gordelroos een maligniteit ontdekt bij eenzelfde patiënt, dan kan de logische reflex zijn om bij een volgende oudere patiënt met gordelroos ook diagnostiek te gaan doen. Buntinx en collegae weerleggen die n=1 ervaring. Ze raden niet aan om mensen met gordelroos te testen op nog onontdekte maligniteiten. Dokter, vertel me alstublieft dat het niets ernstigs is Patiënten komen vaak om te horen dat ze zich geen zorgen hoeven te maken. Bovendien zullen veel huisartsen zich herkennen in de behoefte om hen gerust te stellen. Maar hoe stellen we nu effectief gerust? Esther Giroldi stelde dit probleem aan de kaak. Ze bekeek verschillende consulten tussen huisarts en patiënt, waarin een patiënt zich zorgen maakte. Vervolgens destilleerde ze hieruit de kerngedachten van de patiënt achter deze zorgen. Deze cognities waren: ‘ik heb een ernstige ziekte’, ‘mijn gezondheidsprobleem zal negatieve lichamelijke gevolgen hebben’, ‘mijn behandeling zal negatieve lichamelijke gevolgen hebben’ en ‘mijn gezondheidsprobleem zal een negatieve impact hebben op mijn leven’. Deze cognities liggen dichtbij elkaar, maar het lijkt van belang om die onderliggende gedachten te weten, om effectief te kunnen geruststellen. 15 jaar AIOTHO Dit jaar bestaan de AIOTHO’s (Arts In Opleiding Tot Huisarts en Onderzoeker) vijftien jaar. Deze constructie werd landelijk voor het eerst toegepast in Maastricht door pionierswerk van Geert-Jan Dinant. Hij schreef met Corine den Engelsen en Bart Knottnerus een aardige terugblik: wat is er terecht gekomen van de AIOTHO’s die gedurende 15 jaar bij de 8 instituten werden opgeleid? Het overgrote deel van de oud-AIOTHO’s blijkt werkzaam te zijn als huisarts (96%) en een deel combineert dit ook nog met onderzoek (39%). AIOTHO’s zijn verantwoordelijk voor een aanzienlijk deel van de huisartsgeneeskundige publicaties (491) en ze nemen uitgebreid deel aan werkgroepen van de NHG-Standaarden. Maar er was ook een keerzijde, want niet iedereen maakte het traject af. Van de ex-AIOTHO’s die voortijdig met hun onderzoek stopten, zijn de meesten werkzaam als huisarts, maar geen van hen werkt nog als onderzoeker. Ex-AIOTHO’s gaven bij navraag aan dat uitval voorkomen had kunnen worden door een andere onderzoeksopzet en betere planning en begeleiding. Het programma levert dus succesvolle huisartsen en onderzoekers, maar het blijkt een pittig traject met ook afvallers. Recent maakte de SBOH overigens bekend dat men in de toekomst graag wil dat 10% van de huisartsen-in-opleiding de opleiding combineert met promotie onderzoek. Dat percentage ligt nu op 3%. Zoals u weet, vindt er veel, heel veel, onderzoek plaats op de Universiteit, ook bij de vakgroep Huisartsgeneeskunde. Slechts een deel van dat onderzoek heeft directe consequenties voor de spreekkamer. We merken met plezier op dat veel promotieonderzoek van huisartsenin-opleiding bruikbare wetenschap voor de spreekkamer levert. Het is dan ook deels aan diezelfde AIOTHO’s te danken dat deze rubriek goed gevuld blijft. Referenties • Disease or no disease? Disagreement on diagnoses between self-reports and medical records of adult patients. van den Akker M, van Steenkiste B, Krutwagen E, Metsemakers J. Eur J Gen Pract. 2014 May 16:1-7. [Epub ahead of print] • “Doctor, please tell me it’s nothing serious”: an exploration of patients’ worrying and reassuring cognitions using stimulated recall interviews. Giroldi E, Veldhuijzen W, Mannaerts A, van der Weijden T, Bareman F, van der Vleuten C. BMC Fam Pract. 2014 Apr 23;15(1):73. • Association between recent herpes zoster but not herpes simplex infection and subsequent risk of malignancy in women: a retrospective cohort study. Buntinx F, Bartholomeeusen S, Belmans A, Mathei C, Opdenakker G, Sweldens K, Truyers C, Van Ranst M. Epidemiol Infect. 2014 May;142(5):1008-17. Epub 2013 Aug 2. Erratum in: Epidemiol Infect. 2014 May;142(5):1018. • Do psychosocial profiles predict self-rated health, morbidity and mortality in late middle-aged and older people? Klabbers G, Bosma H, Kempen GI, Benzeval M, van den Akker M, van Eijk JT. J Behav Med. 2014 Jun;37(3):357-68. Epub 2013 Feb 6. • Efficacy of the nicotine vaccine 3’-AmNic-rEPA (NicVAX) co-administered with varenicline and counselling for smoking cessation: a randomized placebo-controlled trial Philippe H. J. Hoogsteder, Daniel Kotz, Paul I. van Spiegel, Wolfgang Viechtbauer, Onno C. P. van Schayck. Addiction. 2014 Jun 3. Epub ahead of print • Inter-professional agreement of ultrasound-based diagnoses in patients with shoulder pain between physical therapists and radiologists in the Netherlands. Thoomes-de Graaf M, Scholten-Peeters GG, Duijn E, Karel YH, van den Borne MP, Beumer A, Ottenheijm RP, Dinant GJ, Tetteroo E, Lucas C, Koes BW, Verhagen AP. Man Ther. 2014 May 14. Epub ahead of print • Het aiothotraject, 15 jaar na de start C. den Engelsen, B. Knottnerus, G-J. Dinant. H&W april 2014 15 op één lijn 49

16 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication