36

op één lijn 49 2e uitgave 2014 Puntig Wijsheid kenmerkt degene die bescheiden is DOOR FELIX PUNT, GEDRAGSWETENSCHAPPER HUISARTSOPLEIDING MAASTRICHT Sinds enige maanden heb ik een nieuwe theorie. Aan wie wil luisteren, vertel ik dat uiteindelijk ieder van ons, vroeg of laat, in een steegje belandt waar we niet meer uit zullen kunnen wegkomen. Kijk, sinds gisteren heb ik een griep waar ik waarschijnlijk wel van herstel. Maar eens zag ik op televisie een interview met een dakloze uit Amsterdam. Een voormalig docent die ten gevolge van achtereenvolgens een scheiding, de gedwongen verkoop van zijn huis, schulden, ziekte en tenslotte ontslag ‘op straat’ was beland. Zo kan het dus verkeren: op een gegeven moment geraken we in een steegje en zijn we niet meer in staat ons lot te keren. Daarom, onmachtig als we zijn om verlies (van wie of wat dan ook), ziekte en tenslotte de dood te ontlopen, passen ons vooral schoenen van bescheidenheid. En een mantel van medemenselijkheid, aangezien het morgen onze beurt kan zijn. Sterker nog: het zal dan onze beurt ook zijn. Morgen worden we niet ‘sterker’ maar ‘zwakker’. Maar als we daarvan ‘wijzer’ worden in plaats van ‘dommer’, betreft het misschien nog niet zo’n heel ongunstig proces. Dan schijnt er ergens in het steegje wel nog een heel helder licht. Bij sommigen van ons kondigt zich het steegje al vroeg in het leven aan. U kent allemaal de verhalen van mensen wier wieg al in het schemer stond. Hoor eens naar de krachtsinspanningen die zo iemand zich getroost om, gewoonweg, door het leven te komen. Bij anderen keert pas op latere leeftijd het lot en ik denk dan bijvoorbeeld aan mevrouw van de Weggen, het pseudoniem voor een van de patiënten van een bevriende arts. Zij leed aan pancreaskopkanker en was in een terminale fase beland. Hoe ruimhartig was het, dat zij mij toestond om bij haar euthanasie aanwezig te zijn, omdat zij begreep dat dat veel zou betekenen voor mijn functioneren als docent van huisartsen in opleiding. Zo vond ik op een afgesproken dinsdagochtend, ‘s morgens om elf uur, bij haar thuis een passende plek voor mijzelf naast een groep mensen die bestond uit haarzelf, haar zoon en diens echtgenote, drie broers met hun partners, de arts en zijn aios. En ik was geraakt door wat ik vanaf de zijlijn zag: een heldere en gedecideerde mevrouw van de Weggen, meerdere artsen die de 36 zinloosheid van haar lijden hadden erkend, familieleden die allen achter de wens tot levensbeëindiging stonden, een in alle aspecten zeer zorgvuldig uitgevoerde euthanasie en tenslotte de overheersende dankbaarheid. Ik kon dan ook niet anders dan instemmen met wat ik zag aan unanimiteit en medemenselijkheid. ‘s Nachts dwaalde ik wakend nog wat na. Ik geloof dat ik zelf geen euthanasie zou kunnen uitvoeren, daarvoor is mijn karakter te zacht. Maar dat gegeven verplicht mij om wél deel te nemen aan het maatschappelijke debat over euthanasie. Ik kan de verantwoordelijke artsen niet alleen laten staan en moet daarom meespreken over goed of fout. Verder zag ik steeds weer die half ingevulde sudoku liggen en een pen, op de tafel naast mevrouw van de Weggen. Ik dacht: wat zou ikzelf aan het einde van mijn leven eigenlijk nog doen? Zou ik op de avond daarvoor nog het Journaal gaan zien of een aflevering van Boer Zoekt Vrouw? Mijn vader las aan het einde van zijn steegje de boeken van Karl May nog een keer en ik heb daar jarenlang een heel negatief oordeel over gehad. Maar misschien was het wel een heel wijs besluit. Zo bescheiden kunnen we dus zijn.

37 Online Touch Home


You need flash player to view this online publication